Het openbare leven als toneelstuk – een interview met fotograaf Melissa Schriek
Melissa Schriek fotografeert het expressieve lichaam en de manier waarop dat zich verhoudt tot de directe omgeving. Ze vertelt over The City is a Choreography, een serie die zij fotografeerde voordat de openbare ruimte werd bepaald door maatregelen rondom het coronavirus. Een gesprek over de manier waarop een camera een middel kan zijn om je tot de wereld te verhouden, over hoe de wereld is gaan lijken op haar geënsceneerde foto’s en over Amsterdammertjes die geen palen blijken te zijn, maar attributen om een choreografie mee te maken.
Hoe heb jij de afgelopen maanden ervaren als fotograaf?
´Ik denk dat elke fotograaf die in de publieke ruimte werkt gedwongen werd om op een heel andere manier te werk te gaan. Aan het begin van de maatregelen, toen er werd gehamerd op thuisblijven, kon ik niet meer fotograferen, omdat ik daar mensen voor nodig heb en de deur uit moet. De verplichte afstand werd een heel tegenstrijdig probleem, omdat ik als fotograaf enerzijds afstand onderzoek, maar daar anderzijds mensen voor nodig heb die elkaar of objecten in de stad kunnen aanraken. Het dwingt me tot een andere manier van denken: hoe kan ik mijn werk voortzetten ondanks de maatregelen? Maar ook: wat communiceert mijn oudere werk in de huidige context?’
Je werkt met de publieke ruimte. Je ensceneert je foto’s, maar in je artist statement lees ik ook dat je daaraan voorafgaand de stad observeert. Hoe kijk jij nu naar diezelfde stad?
‘In mijn werk onderzoek ik de relatie tussen mensen en hun persoonlijke omgeving. In veel gevallen is dat de stad waar zij zich in bewegen. Ik vind het interessant hoe mensen zich tot de openbare ruimte verhouden, aangezien dat de enige ruimte is die we met zijn allen delen. Maar de openbare ruimte is in korte tijd enorm veranderd. Als ik nu naar The City is a Choreography kijk zie ik dat er heel veel eenzaamheid uit de foto’s spreekt. Ik maakte het werk voordat de coronacrisis aanbrak en zocht pre-corona altijd naar een beeld dat een stedelijke omgeving laat zien, maar zonder de ruis van voorbijgangers. Laatst liep ik door de stad en besefte ik me ineens dat de stad er nu uitziet zoals hij er in mijn foto’s altijd al uitzag. Ik vind het heel interessant om te zien dat het werk zich toebuigt naar de manier waarop we nu leven.’
Laatst liep ik door de stad en besefte ik me ineens dat de stad er nu uitziet zoals hij er in mijn foto’s altijd al uitzag.
In je artist statement staat ook dat je met je werk vragen wil oproepen over hoe mensen zich tot elkaar en hun persoonlijke omgeving verhouden. Ik wil dezelfde vraag eigenlijk aan jou stellen: hoe verhoud jij je tot een ander, tot je persoonlijke omgeving?
‘Deels maak ik werk omdat ik op zoek ben naar het antwoord op die vraag. De manier waarop ik fotografeer is voor mij een manier om mijn positie te vinden in de wereld, ook in het maken van een connectie met anderen. Zelf trek ik snel een muur op die een diepgaande connectie met anderen in de weg staat. Ik fotografeer vaak twee mensen die contact met elkaar – of met een onderdeel uit de stad maken, maar sta er in de rol van fotograaf altijd buiten. Ik maak zelf geen deel uit van dat contact. Door de lens van mijn camera onderzoek ik hoe dat eruit ziet, sociaal contact maken.
Anderzijds helpt mijn fotografische blik me ook in het omgaan met de wereld om me heen. Ik ben namelijk heel snel verveeld. Ik fiets nooit dezelfde route, omdat ik dan elke keer dezelfde dingen tegenkom. Ik zoek naar mogelijkheden om mijn omgeving interessanter te maken. Op een bepaald moment besefte ik dat een paal langs de weg geen paal is, maar een object om een performance omheen te bouwen, of in een foto te verwerken. Een theatrale prop in het openbare leven. Sinds dat besef is de wereld om me heen een stuk spannender geworden. En ik merk dat het aanstekelijk werkt, ik krijg steeds vaker foto’s toegestuurd van mensen die een omgevallen boom zien en zeggen ‘dit deed me zo aan jouw werk denken.’
Op een bepaald moment besefte ik dat een paal langs de weg geen paal is, maar een object om een performance omheen te bouwen, of in een foto te verwerken.
Alle objecten die je tegenkomt in een stad zijn dus props, de voorbijgangers zijn spelers in het stuk?
‘Wanneer ik door de stad loop zie ik een soort spel ontstaan, alsof het openbare leven een toneelstuk is. Dat is ook de reden dat ik graag met hard zonlicht werk. Overdag is het licht zo contrastrijk, dat het als een toneelspot op zijn onderwerp valt. Dat maakt de wereld voor mij heel fictief.
Ik zou uren kunnen kijken naar mensen die door drukke winkelstraten krioelen. Hoe iedereen elkaar probeert te ontwijken, alsof er een dans ontstaat zonder dat de dansers zich er zelf bewust van zijn. Uit zulke observaties destilleer ik houdingen of bewegingen die ik later in scène zet voor een foto. Het moment van de observatie zelf is voor mij niet interessant om vast te leggen. De realiteit zoals die is interesseert me niet zo, ik haal liever kleine momenten uit de realiteit om deze vervolgens naar mijn eigen hand te zetten.’
Zou je dan kunnen zeggen dat fotografie voor jou een middel is om een performance te kunnen regisseren?
‘Ik heb een hoofdstuk in mijn scriptie besteed aan het verschil tussen fotografie en performancefotografie. Wanneer ik een foto maak, ontstaat er indirect een performance op straat die ook daadwerkelijk publiek trekt. Toevallige voorbijgangers komen kijken wat er aan de hand is. Dat vind ik een mooie bijkomstigheid, maar zonder camera in mijn hand zou ik geen performance regisseren. De performance staat in dienst van de fotografie: uiteindelijk ben ik toch op zoek naar een foto.’
We eindigen het interview eigenlijk bij het begin: waar komt die liefde voor het vangen van een performance in een foto vandaan?
‘Ik heb gedanst – nooit op heel hoog niveau, maar het heeft me wel heel bewust gemaakt van mijn eigen lichaam. Ik vermoed dat ik daardoor ook mijn modellen op een bepaalde manier regisseer. Ik benader het menselijk lichaam alsof het een sculpturaal medium is. Ik vind dat het lichaam het meest expressieve is aan de mens.
Daarbij is het lichaam altijd politiek. Denk alleen al aan het woord ‘bewegingsvrijheid’. In de afgelopen maanden hebben we allemaal, zij het in een lichte variant, kunnen proeven hoe het is om beperkt te worden in de vrijheid om te kunnen gaan en staan waar je wil. Het wegvallen van die vanzelfsprekendheid zal zeker vormend zijn voor mijn toekomstige projecten.’