In het nauw – Teammanager
Een man achter een computer vraagt, ‘waar ben jij van?’ Ik leg uit wat ik kom doen.
‘Een soort snuffelstage? Dan kom je hier, net als ik. Ik ben ook aan het uitzoeken
wat voor baan het beste bij mij past. Ik zit bij de defensie, maar ik heb last van
mijn rug, dus nu moet ik iets met mijn koppie doen.’ Hij tikt tegen de zijkant van
zijn hoofd, die kaal is en flaporen heeft.
‘Ahja,’ zeg ik, ‘maar als het goed is kom ik hier niet terug. Ik schrijf erover, dat is
het enige.’
‘Juist ja, en wat schrijf je dan? Je observaties?’
‘Zoiets,’ zeg ik twijfelend. Het blijft iedere keer weer een strijd, die uitleg wat ik
kom doen. Ik weet het ook niet precies, maar als ik dat zeg, wordt het gesprek
nog moeilijker.
‘Juist, dan zitten we een beetje in hetzelfde straatje, ik observeer ook graag. Moet
je een keer bij de defensie komen kijken, daar kan je wel een boek over schrijven.
Maar ik weet niet of het je lukt hoor, daar binnenkomen, niet iedereen is daar zo
ruimdenkend.’
Met zijn ellenbogen leunt hij op zijn knieën, nek gestrekt, zijn blik op mij gericht.
Eén en al focus. Als een kat die een vogel in het vizier heeft. Er op af springt, om
de vogel vast te ketenen aan zijn klauwen en ermee te spelen: vrijlaten, erop
springen, vrijlaten, wachten tot de vogel zijn gewonde vleugels spreid, er weer
op springen.
Ik zit op een bureaustoel met wieltjes, voorzichtig rol ik naar achter. Twee
chauffeurs in de kantine praten op een harde toon.
‘Schrijf je dit ook op?’ de jongen wenkt met zijn hoofd naar de chauffeurs, hij zit
nog in dezelfde houding.
‘Niet perse,’ zeg ik. De stoel kan niet meer verder.
‘Maar wat dan wel? Dit zie je toch?’
Ik knik.
‘Schrijf je over mij?’
‘Nee,’ zeg ik.
‘Maakt niet uit hoor, je mag over mij schrijven wat je wilt.’
Ik glimlach, keer langzaam de rugleuning naar hem toe.
‘Of moet je eerst alles verwerken? Dat begrijp ik wel hoor, al die nieuwe
impulsen.’
‘Ja,’ zeg ik iets te hard. Ik heb mezelf in een hoek gerold, in het nauw gezet, met
uitzicht op een stapel mappen. De jongen ademt diep in, staat op, ‘ik ga even
roken, ik kom zo terug.’