Het kunstwerk dat niet bekeken wordt
/*–>*/
Zelfs als zeer actief museumbezoeker is het onmogelijk om alle kunstwerken van een museum te bekijken. Dat wat in de tentoonstellingszalen in het museum wordt getoond, laat slechts het oppervlak van de grote en diepe zee aan collectie zien. Het merendeel van de kunstobjecten bevindt zich op plekken waar ze voor het publiek helemaal niet zichtbaar zijn. De depots van Nederlandse musea staan bomvol. Miljoenen kunstwerken worden in opslagplaatsen, bij het museum of op geheel andere locaties, geconserveerd en als artefacten bewaard voor de eeuwigheid.
/*–>*/
Het is een gekke gewaarwording dat zoveel kunstobjecten hun bestaansrecht niet kunnen waarmaken, namelijk bekeken worden. Het idee om het gesloten depot open te breken, is dan ook erg spannend en baanbrekend. Het museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam opent in 2018 het eerste publieke depot. In het openbare kunstdepot stappen bezoekers in de kunstwereld die normaliter altijd verborgen is. Het Collectiegebouw in het museumpark zal ruim zeventigduizend kunstobjecten tentoonstellen.
Alhoewel de meeste opgeslagen kunstwerken weleens in het museum zijn tentoongesteld, weten enkele kunstwerken het depot maar niet te ontsnappen. Deze werken lijken te beschikken over iets geheimzinnigs, een mysterieus gebied door hun on-waarneembaarheid. Nieuwsgierig naar de mystiek rondom deze werken, bezoek ik het Van Abbemuseum in Eindhoven om de kunstwerken die nog nooit eerder getoond zijn te bekijken.
Via een goederenlift kom ik door dikke deuren het depot binnen van het van Abbemuseum. Een gecontroleerde ruimte met een speciaal soort licht, een temperatuur van 20 graden Celsius en 50 procent luchtvochtigheid. Grote rekken hangen vol met kunstwerken.
Depotmedewerkster en kunstenaar, Toos Nijssen, rolt een aantal grote metalen geraamtes uit, waardoor de verscholen werken tevoorschijn komen. Het eerste werk is het schilderij Het Poppenhuis (1963) van Jan Stekelenburg, waarin meerdere scenes in kamers, in losse verfstreken, zijn uitgebeeld. Figuren in kleurrijke interieurs laten een veelheid aan taferelen zien op eenzelfde doek. Tegelijkertijd brengen de kaders, de afscheiding tussen de ruimtes, orde in het beeld en laten een mooie beheersing in het beweeglijke poppenhuis zien.
Ook de tweedimensionale werken van Bert Hermens, Joost van Os en Ad Dekkers, die sinds aankoop geen andere ruimte kennen, worden op het rek uit de wand geschoven. Het is me een raadsel waarom deze werken, sinds aankoop in de jaren tachtig en negentig, nog nooit zijn vertoond in het museum. Het zijn geen buitenbeetjes, geen afwijkingen van de norm, maar toch is er blijkbaar nog geen gelegenheid geweest voor deze kunstwerken om in de schijnwerpers te staan.
Na afloop laat Nijssen tekeningen van haarzelf zien, die eveneens na aankoop nimmer zijn getoond in het museum. De tekeningen horen in origine bij een videowerk dat wel is tentoongesteld. Het videowerk laat mensen zien die 10 minuten stilzitten in een ruimte voor een camera. In een aparte ruimte werkte Nijssen aan de tekeningen, waarin ze de indrukken van de persoon op het papier zette.
Nijssen trekt de blauwe handschoenen aan wanneer ze haar eigen tekeningen laat zien. Zelfs de kunstenaar moet eigen werk, zodra het in een depot staat, aanraken met handschoenen. Nijssen vertelt dat de relatie met de tekeningen hierdoor verandert. De emotionele band vermindert en het werk wordt meer een object. Haar functie als depotmedewerker zorgt dus voor een zekere afstand. Er speelt zich een bijzondere scene af, precies voor mijn ogen, van een kunstenaar die haar eigen werk als depotmedewerker conserveert.