Het is niet genoeg om met lof te smijten naar elke zwarte kunstenaar – over Kara Walker in De Pont
Ayrton van Noort bezocht A Star is Everything a Black Hole Longs to Be in De Pont in Tilburg. Meer dan 600 werken op papier nemen je mee op reis door de kunst en het leven van Kara Walker in deze oprechte en persoonlijke tentoonstelling die ingaat op slavernij, identiteit en kroeshaar in het museum.
Al maandenlang regent het lof voor de tentoonstelling A Black hole is Everything a Star Longs to Be van de Amerikaanse kunstenaar Kara Walker. De show is vanuit Bazel via Frankfurt afgereisd naar museum de Pont in Tilburg en maakt hier nu de tongen los.
Hoog aangeschreven kunsthistorici, columnisten, zelfs Marc-Marie Huijbregts (ja, écht waar), iedereen vermeldt maar al te graag hoe dol ze zijn op de meer dan 600 werken op papier. Hoe kan het ook anders? De kunstwereld is namelijk super woke, gevoelig en genuanceerd wanneer het aankomt op kwesties van huidskleur. Vandaar dat iedereen over elkaar heen struikelt om deze zwarte kunstenares en deze tentoonstelling te prijzen. Maar dit keer hebben ze zowaar gelijk.
Dit keer is het dan ook net een beetje anders. Allereerst is Kara Walker niet te definiëren als enkel een activistische kunstenaar. De Amerikaanse heeft sinds de jaren negentig een oeuvre opgebouwd dat de rassenproblematiek niet uit de weg gaat, maar doet dat zonder schuldigen aan te wijzen. Tegelijkertijd biedt zij geen enkele schuilplaats. Haar tekeningen, schilderijen, aquarellen en korte films tonen excessief geweld, seksueel misbruik en slavernij zonder verbloeming en excuus. Het resultaat is ongemakkelijk, zeker voor de bezoeker die op zoek is naar wat rust en kalmte binnen de veilige museummuren.
Wie de initiële schok overleeft zal echter bevinden wat Walkers werk zo speciaal maakt. De absurdistische wereld van extremen die zij opbouwt heeft namelijk een vreemd effect op de toeschouwer. Vele emoties komen voorbij, maar aan het eind is er enkel ongeloof en verwondering. Dit is wat mensen elkaar aan kunnen doen, elkaar hebben aangedaan. Hier onderscheidt Walker zich van activistische kunstenaars. Want ze kiest er vervolgens voor om niet in te spelen op ons verdriet of onze woede. In plaats daarvan kijkt ze ons aan en lijkt ze ons te vragen: wat nu?
Hoe lastig die vraag ook is, het is tijd dat we het erover gaan hebben. Wat nu? Al langere tijd proberen musea hun handen te wassen van bepaalde, laten we zeggen ‘verouderde’ praktijken. In de jaren negentig kwam er een beweging op die expliciet kritiek uitte op musea vanwege het gebrek aan niet-witte kunstenaars en uitingsvormen in hun collecties. Walker zelf was een belangrijke stem in deze beweging. Zo stopte ze al op de kunstopleiding met het maken van werk op doeken, omdat het een voortzetting was van een systeem waar ze tegen vocht: de oude kunstwereld gedomineerd door dode witte kunstenaars. Papier werd haar medium en silhouetten werden haar voornaamste beeldtaal. Een kunstvorm die werd beoefend door de slaven in Amerika, beladen met historie en symboliek.
Dat werken als deze van een kunstenaar als Walker nu te zien zijn in een grote tentoonstelling is een stap in de goede richting. Het toont aan dat musea inzien hoe hun beleid bestaande machtsverhoudingen in stand kan houden of kan bevragen. Maar het is ook goed voor iemand als ik. Het is namelijk een verademing om schilderijen in het museum te zien van mensen met mijn neus, mijn lippen en mijn kroeshaar (als ik er geen liter arganolie in heb gespoten). De afbeeldingen van extreem geweld maken allemaal deel uit van dat verhaal, het verhaal van de zwarte diaspora en de systematische onderdrukking. Het is een alternatieve geschiedenis die centraal wordt gezet, en het voelt als mijn geschiedenis, onze geschiedenis. Het is een vorm van representatie die mij aanspreekt als persoon en niet alleen als kunsthistoricus. Ook prijzenswaardig is het feit dat De Pont ervoor heeft gekozen om werk van Walker aan te schaffen. Op die manier laat het museum zien dat ze daad bij woord durft te voegen en haar collectie inclusiever tracht te maken. Maar dit alles is slechts een deel van het verhaal. Als we antwoord willen geven op de vraag wat nu? die walker terecht stelt, moeten we dieper graven.
De waarheid is dat de westerse welvaart voor een groot deel gebouwd is op het principe dat een grote groep mensen, het eigendom was van een andere groep.
Anno nu zijn we voorbij aan voorgeschreven segregatie en hangen er zwarte kunstenaars in onze musea. Mensen met een immigratie achtergrond zitten in de Tweede Kamer en Humberto Tan had een talkshow. Nu is beter dan vroeger, maar het is nog steeds geen tijd voor zelfgenoegzaamheid. Walkers werk grijpt keer op keer terug op de slavernij. In haar collages, korte films en haar geschilderde werken komen steeds gelijksoortige voorstellingen voorbij. Scenes die ver verwijderd lijken van onze hedendaagse realiteit. Maar de waarheid is dat de westerse welvaart voor een groot deel gebouwd is op het principe dat een grote groep mensen, het eigendom was van een andere groep. Slavernij is al lange tijd afgeschaft (op papier), maar de gevolgen van dit systeem zijn nog steeds voelbaar. Die scheiding loopt door de gehele maatschappij en dus ook door de Nederlandse musea. Het is makkelijk om het nu te hebben over de stereotypische witte museumdirecteur of het geringe aantal Nederlanders met een niet-Westerse achtergrond aan de bestuurstafels van musea, maar dat is niet het punt van Walkers werk en het kan dus ook niet het punt zijn van deze bespreking.
In Walkers schilderijen zien we slavernij en de gruwelen. In haar archief ziet men het hedendaagse, subtiele racisme dat schuilt in ongelijke kansen, micro-agressies, onzekerheid en voortgezette stereotypes.
Wat Walkers werk en deze tentoonstelling zo bijzonder maakt, is dat haar persoonlijke strijd zichtbaar wordt gemaakt. A Black Hole is Everything a Star Longs to Be is meer dan een collectie kunstwerken. Walker opende voor deze tentoonstelling namelijk ook haar archieven. Dit persoonlijke en roerende materiaal is een zeer waardevolle toevoeging en verheft het geheel. Walker kampt met herkenbare, menselijke problemen: identiteit, privilege, gemeenschap en verbondenheid. Zaken die iedereen bezig houden, los van afkomst of huidskleur. Maar waar je vandaan komt heeft wel invloed op hoe je deze begrippen invult.
In Walkers schilderijen zien we slavernij en de gruwelen. In haar archief ziet men het hedendaagse, subtiele racisme dat schuilt in ongelijke kansen, micro-agressies, onzekerheid en voortgezette stereotypes. Het draait niet alleen om de witte man, die de zwarte man onder zich houdt, het draait ook om de zwarte man die zichzelf definieert in relatie tot die ander. Walker laat ons zien dat we de tijd van white guilt voorbij zijn en dat de schuldvraag niets oplevert. Ze laat ons niet met woede naar de ander kijken, maar laat ons ons eigen gedrag onderzoeken.
Het is niet genoeg om met lof te smijten naar elke zwarte kunstenaar, ons te beklagen over de stereotypische witte museumdirecteur en vervolgens met een kleurstaal langs het museumbestuur te lopen.
Af en toe betrap ik mezelf ook op die woede. In 2015 werden negen Afro-Amerikanen het slachtoffer van een racistische moord. Dylan Roof probeerde een rassenoorlog te ontketenen door het vuur te openen op een groep kerkgangers. De families van de nabestaanden kozen ervoor om hem te vergeven. Maar zoals Roxanne Gray vertelde in haar opiniestuk dat zij schreef naar aanleiding van de tragedie, is het soms onmogelijk om te blijven vergeven. Na de slavernij, de segregatie, het systematische racisme en de eeuwige stilte hebben we al genoeg vergeven. Elke keer dat ik een pleister nodig heb en merk dat die pleister de kleur heeft van een andere huid voelt het alsof ik te gast ben in mijn eigen cultuur. Het is oneerlijk dat ik daar elke dag over na moet denken, hoezeer ik dat ook probeer te negeren. Maar het is te kortzichtig om ons enkel en alleen te beklagen op white privelege. Het probleem ligt dieper dan dat.
Het is niet genoeg om met lof te smijten naar elke zwarte kunstenaar, ons te beklagen over de stereotypische witte museumdirecteur en vervolgens met een kleurstaal langs het museumbestuur te lopen. Het probleem begint namelijk met de manier waarop kunst onderwezen wordt aan kinderen. Die blinde vlekken zijn voelbaar op de universiteit en op de opleiding Kunstgeschiedenis. Een opleiding waar ik in mijn jaar de enige persoon ben die geen zonnebrand nodig heeft in de zomermaanden. Zolang dat systeem niet wordt doorbroken zal er nooit een diverse instroom komen aan museummedewerkers. Zolang die diversiteit uitblijft zullen tentoonstellingen woke maar oppervlakkig blijven en geen enkele oppervlakkige tentoonstelling zal een nieuwe generatie van allochtone kinderen inspireren om de kunstsector in te gaan.
Walkers persoonlijke boodschap, de voelbare strijd en emotie in haar werk en haar geschriften is de eerste keer dat ik mij persoonlijk aangesproken voel in een museum. Dit gaat verder dan mijn interesses of mijn filosofieën, ik ben verbonden met deze kunstenaar op een niveau waar ik geen enkele invloed op heb gehad. Dat is de kracht van deze werken en van Kara Walker. Het feit dat een leger aan witte kunstjournalisten (en Marc Marie Huijbregts) dit nog niet heeft besproken is doodzonde, maar het is geen verrassing.
Elke keer dat ik een pleister nodig heb en merk dat die pleister de kleur heeft van een andere huid voelt het alsof ik te gast ben in mijn eigen cultuur.
Eén van de grote hoogtepunten van de tentoonstelling is het schilderij van Obama als Othello. Zijn figuur is groots en uitdagend. Zijn opmaak die van een held. Maar het is ook een prachtige metafoor voor Walkers werk en de tentoonstelling in het algemeen. Obama is de man die werd binnengehaald als de redder van het volk, iemand die zijn afkomst wist te ontstijgen. Uiteindelijk bewees hij enkel de harde realiteit: één man kan geen bergen kan verzetten en er zal waarschijnlijk nooit een tegengif gevonden worden voor haat, angst en woede.
Maar ik herinner me nog goed hoe de verkiezing van Obama wel degelijk een berg verzet heeft voor mij als twaalfjarig jochie. Iemand die daar op het hoogste podium ter wereld stond had mijn neus, mijn lippen en als hij zijn haar zou laten groeien had hij waarschijnlijk mijn kroeshaar (ik had toentertijd de voordelen van arganolie nog niet ontdekt). Die beelden deden meer voor mij dan welke geschiedenisles dan ook. Om dat portret in het museum te zien was machtig, maar om het te zien naast Walkers brief die sprak over haar worsteling met haar identiteit als een zwarte vrouw maakte het menselijk. De lof voor deze tentoonstelling is terecht. Niet omdat er kunst in het museum hangt van een zwarte kunstenaar, maar omdat het kunst is van een trotse zwarte vrouw.