Het is alles één – over het werk van Jessica Skowroneck
Een steen in gaan
Dat zou mijn manier zijn.
Laat iemand anders maar een duif worden
Of met een tijgertand knarsen.
Ik ben gelukkig als steen.(1)
Een steen is als een verdichting van de tijd en gevormd in het binnenste van de aarde. Een mineraal of (half)edelsteen (zoals bergkristal, amethist, woestijnroos) lijkt een dood iets, maar er worden helende krachten aan toegeschreven, al eeuwenlang. Edelstenen zijn samengeklonterde mineralen die in de loop van soms wel miljoenen jaren zijn ontstaan. Vergeleken met een mensenleven is de hoeveelheid tijd die zo’n steen in zich draagt verpletterend. Een steen vormt zich diep in de aarde en wordt door verschuivingen naar buiten geduwd. Al het leven begint daar in het binnenste van de aarde en nog steeds voorziet de aarde ons van al wat nodig is om te leven middels haar perfecte ecosysteem.
De schilderijen van Jessica Skowroneck evenaren de schoonheid en het aardse van edelstenen; alsof een mineraal is opengesneden en op een ongezien magisch moment is gaan bewegen, waarbij de kleuren vervloeien en zich opsplitsen in verfstreken. Vervolgens voegen de verfstreken zich naar de vorm van een blad, een boom of tak of naar de abstractie van bewegende bossen of een lapje grond.
‘Ik vind het mysterieus hoe een plant of een boom kan groeien, er zit letterlijk energie in, want hoe kan het anders de stuwkracht hebben om te groeien’, zegt Jessica.
Stenen hebben weer een heel andere energie.
Als je een schelp voor je oor houdt, klinkt er een vage echo van het ruisen van de zee. Om het gemurmel van stenen op te vangen moet je extra goed luisteren, het is bijna niets. Of zijn onze oren niet scherp genoeg om hun geluid op te vangen, de echo van het binnenste van de aarde?
Wie naar de schilderijen van Skowroneck kijkt, ziet stilte en beweging. Wie al zijn zintuigen openzet kan de wind horen, vangt mogelijk het zacht zoemen van insecten op en ziet de hitte trillen. Onder de handen van de schilder vormen verfstreken zich tot het zand, groen en stenen, maar tegelijkertijd zou je kunnen denken dat ze oplossen, fluïde worden. Terug naar de oorsprong.
In Age of conifers zien we grote coniferen, al lijken hun doorgeschoten gedaanten niet op de ons vertrouwde kegelvormen. Misschien verwijzen deze bomen naar hun oorspronkelijke versie die middels fossielen zijn te traceren tot 300 miljoen jaar geleden. Die ongrijpbare periode waarin de mens er nog niet was blijft natuurlijk een groot onbekend mysterie, want hoe kunnen we ons een plantenwereld indenken buiten ons eigen referentiekader om? We kunnen een poging doen, maar altijd met het nederig besef dat het zich ook totaal aan onze verbeelding kan onttrekken.
Jessica’s palet van roze, groen, mosterdgeel, bruin en tegenwoordig ook paars en lila weerspiegelt de prachtige overvloedige kleurenwaaier van de aarde. Kan grond dan roze zijn, lila of zelfs mintgroen? De kunstenaar herman de vries brengt de kleuren van de aarde in kaart met zijn aarduitwrijvingen. Sinds 1976 verzamelt hij aarde over de hele wereld en wrijft de grond uit op een vel papier zodat er een geveegd vierkantje kleur ontstaat.
‘Aarde is de basis van alles waarmee wij van doen hebben. Je loopt eroverheen, maar je ziet het niet, of niet bewust. Er ontwikkelt en groeit van alles in aarde, waaronder ons voedsel. De grond heeft vaak stralende kleuren en kleurnuances en is van plek tot plek anders’, aldus herman de vries. Hij verzamelt en toont de natuur. Hij ordent en benoemt niet met een wetenschappelijk doel, maar om zijn ervaring te bemiddelen. Het bos, de wereld is zijn habitat en zijn atelier.
‘Het is de taal die de wereld in tweeën deelt. We spreken van hier en daar, jij en ik, natuur en cultuur. Ik haat de term groen. Het is een kantoorwoord, om handig mee te schuiven achter de tekentafel: groenstrook, groenplan, groenvoorziening. Een Duits dieptepunt is Straßenrandbegleitgrün.’ aldus de vries. (2)
Net als het werk van herman de vries is dat van Skowroneck niet heel talig, het is direct en is erop uit om die scheiding tussen de mens en de natuur op te heffen. WIJ ZIJN – wij ervaren de wereld via onze zintuigen en vormen ons zo een beeld van die wereld. De natuur is onze oer-realiteit en de rest is een afgeleide. Maar het denken zit ons vermogen om te ervaren geregeld in de weg. Ik herinner me dat ik, alweer lang geleden, door het raam naar buiten keek, dat leek tenminste zo, want ik was zo volkomen verloren in mijn gedachten dat ik de grote oranje boot met hopen zand niet voorbij zag varen. Mijn ogen waren wazig op het groene bladerdak van de boom blijven hangen. Ik schrok ervan. Ervaren met je zintuigen wijd open kan alleen als het denken wat op de achtergrond blijft, als een aangelijnde lieve hond. Nu even rustig. Te veel denken doet je lichaam verstijven en sluit daarmee ook de emoties op. Zodra je ontspant laten ze los. En zo voelen ook de verfstreken in de schilderijen van Skowroneck als takken die waaien op de wind, als emoties die stromen.
Op tweejarige leeftijd verhuisde Jessica Skowroneck met haar Nederlandse moeder en Duitse vader naar Zweden, naar een huis aan de rand van het bos. Een echt bos. Op school leerde ze wat je moest doen als je zou verdwalen, wat geen denkbeeldig gevaar was. Hoe te handelen als je een dolle eland tegenkomt? Ze bouwde hutten en leerde een vuurtje stoken. De natuur was als een paar grote warme handen die haar als kind omvatte, die eenheid met de natuur was er gewoon en tegelijk maakte het zoeken van paddenstoelen en bessen haar duidelijk dat die natuur ons voedt.
Hier in Nederland kijkt ze vol verbazing om zich heen hoe de natuur een attractie is waar te veel mensen op zondag gaan wandelen. Hoe Nederland vooral lijkt op een tuin met een hek erom waar de ‘echte’ natuur is verdwenen. Dat zie je ook terug in specifieke woorden die we in Nederland niet (meer?) kennen. Glänta is het Zweedse woord voor een open plek in het bos, tjärn betekent een klein meer in het bos dat (gedeeltelijk) omringd is door moeras. Maar ook het mysterie van het bos is ondergebracht in een woord: rå betekent ‘een bewaarder of bewaker van iets’ en je moet het rå van een plek te vriend houden, want deze krachten kunnen voor mensen zowel behulpzaam als gevaarlijk zijn.
Taal hoort bij het denken, en de taal inventariseert de wereld op een manier die haar inlijft en duidelijk maakt dat wij als mensen de baas spelen. Schrijver en reiziger Arita Baaijens stelt voor dat we beter naar de natuur luisteren: ‘De mens exploiteert de zee en de natuur alsof deze van hem zijn en niet ook van zichzelf. We moeten luisteren naar het ruisen van de wereld. Een gedeelde taal maakt het mogelijk om de wereld als samenhangend systeem te zien waarin een oceaan, rots of mug gewoon van zichzelf is.’ Er zijn streken waar mens en natuur elkaar verstaan. In Papoea-Nieuw-Guinea, zo schrijft Baaijens, leven bewoners in een akoestisch universum: ‘Natuur is een being, een levende entiteit die ontzag afdwingt en waar je rekening mee hebt te houden.’
Ook doet Baaijens de suggestie om het onzijdige lidwoord ‘het’ als aanduiding voor ‘een ding’ te schrappen: om planten, mossen, stenen of mensen als gelijkwaardig te zien en te benoemen. (3) Filosoof Hartmut Rosa spreekt over de moderniteit die ervan uitgaat dat wij mensen onze omgeving, en ook de natuur, volledig in onze macht kunnen krijgen. Hij houdt een pleidooi voor resonantie, waarin je in een levendig contact staat met iets buiten jezelf. ‘Resonantie kan voorkomen wanneer je letterlijk met een ander in gesprek bent, maar ook in je relatie tot een dier, tijdens een voetbalwedstrijd of een boswandeling. In elk geval vormt de structuur van een oprechte vraag enerzijds en een antwoord dat niet reeds uit de vraag te voorspellen valt anderzijds de sleutel.’ Deze betekenisvolle uitwisseling gaat uit van luisteren en reageren, met je eigen stem. Of met je eigen gevoel, dat kan ook. (4)
De werken van Skowroneck sluiten daarbij aan. Ze getuigen van een verblijven midden in de natuur: dat is geen uitkijkje door het raam van een flat, maar een lui wiegend ervaren in een hangmat omringd door struiken, bomen en varens. My sleeping spot (I slept on a bug tonight), is ook zo’n door groen omgeven stek, waar een kever het gewicht van de slaper met gemak overleeft.
In het oerbos woont ook de verleiding: in Zweden kent men de skogsrå, een onweerstaanbare mooie vrouw die mannen meeneemt diep het woud in; maar pas op, want haar rug is een rottende boomstam. De skogsrå is de geest van het woud die altijd de kant van de dieren en planten kiest. Net als bij heksen leidde de angst voor deze onbekende natuurkrachten tot vervolgingen. In juridische geschriften uit de 16e en 17e eeuw zijn veroordelingen terug te vinden van mannen die werden beschuldigd van een seksuele relatie met een bosgeest.
De natuur is een plek van verleiding en erotiek. Het sensuele van het bos zit niet in erotische vormen van de planten zelf, zoals fotograaf Karl Blossfeldt ze in kaart bracht met zijn haarscherpe zwart-wit foto’s. De verleiding van de natuur berust op het beroep op de zintuigen, de groenen en gelen, de lucht van hars, het ruisen, het zwiepen. Een bos nodigt uit tot ervaren, het verstand even te luwen, tot overgave. Om een perfecte liefde te beleven is zo’n zelfde letting go nodig. Perfect place for mating: iets rozigs temidden van groen, lichamen, of een roze zandgrond alsof de aarde wenkt: vlei je hier neer, we verstoppen jullie. Kom maar. We took all the time we needed.
Op de plekken die in zwierige strepen wachten, kan van alles gebeuren en de titels doen de kijker een suggestie.
Het werk Witches’ Meadow is zo’n voorstel, namelijk een plek waar heksen zonder gevaar kunnen samenkomen. ‘Heksen hebben een slecht imago, maar destijds waren het vrouwen met veel kennis van kruiden en planten, ze waren vroedvrouwen maar tegelijk kenden ze mogelijkheden voor een abortus. Wat is er mis met vrouwelijke krachten? Al die kennis en macht was blijkbaar bedreigend voor de orde en werd hen ontnomen middels de heksenvervolgingen.’
Kom, vervolgden, hier is een plek voor jullie geschilderd waar je veilig kunt vertoeven.
‘Ik ben banger voor mensen dan voor het donkere bos,’ zegt Skowroneck zo tegen het einde van ons gesprek. ‘Ik voel een sfeer. Voordat vrienden me vertelden dat ze gingen scheiden merkte ik al dat er iets gaande was. Die voelsprieten zijn soms best lastig en maken ook dat ik liever een teruggetrokken leven leid. In de dichtbevolkte stad zitten die energieën elkaar te veel in de weg waardoor ik geen gevoel van ruimte ervaar.’ Met het noemen van de energie die iedere steen of ieder mens bezit begeef je je al snel op een vaag esoterisch terrein. Misschien is het woord ‘bezield’ een mooi alternatief.
Mensen zijn geneigd te oordelen, om een etiket te plakken op wat zich voordoet. Maar de ziel, of energie, is zonder oordeel. Zij onttrekt zich aan onze benoemingen. ‘Hoe we de wereld om ons heen zien is niet neutraal en ik probeer middels de flow van het schilderen in een nieuw gebied te komen, iets buiten de wereld zoals we die kennen om.’
De titel Rain pours down into my deep sleep verwijst naar zo’n ander soort bewustzijn. Deep sleep zou de dood kunnen betekenen of gewoon een diepe slaap, maar in ieder geval een staat van zijn waarin je puur en zonder oordeel ervaart. In deze ‘diepe slaap’ zou je de regen kunnen voelen zonder te denken aan nat, koud, vervelend of verfrissend. Gewoon regen.
‘Alle filters eraf pellen, dat is waar ik naar streef tijdens het schilderen: enkel ZIJN, want als mens is denken en voelen voortdurend verbonden met een oordeel.’
Mountains I have never seen, mountains where I’ve never been gaat over de distantie en nabijheid van een plek. Een bepaalde ervaring verplaatst zich naar het schilderij en wordt daar verbonden met een plek waar Skowroneck nog nooit is geweest. En wie weet kan de tijd ook wel heen en weer bewegen.
‘We herinneren ons ervaringen, maar de waarheid van die ervaring is vaak wankel. Zouden we ons ook de toekomst kunnen herinneren? Verlangen ligt immers in gedachten die zich vaak verplaatsen naar de toekomst.’ Before the beginning of time gaat over het oplossen van de tijd zoals in de slaap of meditatie. Droom, hallucinatie, herinnering en fantasie, het zou wel eens één en dezelfde realiteit kunnen zijn. Niet reëel? Wellicht, maar de kunst maakt het mogelijk.
Land of fools and lovers. De fool stelt vragen, trekt zekerheden onderuit en de lovers omhelzen alles – mensen, dingen, planten, stenen – zonder onderscheid. Een eenheid.
‘Soms voel ik me meer steen dan een dier. Ik omring mezelf met planten, ik weet niet of ik me plant voel maar besef vooral dat het één niet zonder het ander kan. Ik zoek naar verbinding – dat gaat over eenstemmigheid en gelijkheid.’
Een steen ingaan. Dat zou mijn manier zijn.