Het belang van abstractie voor kinderen
Het vermogen om abstract te kunnen denken, wordt vaak gezien als een vorm van geestelijke volwassenheid.
Wie dingen alleen maar letterlijk neemt, wordt gezien als beperkt in zijn verstand of niet ontwikkeld, en daarmee simpel en kinderlijk gebleven.
Maar klopt dat onderscheid in kinderlijk en volwassen eigenlijk wel?
In deze drie korte vertellingen wil ik het opnemen voor het vermogen van kinderen om zich juist wel te verhouden tot dat wat voorbij de zichtbare werkelijkheid rijkt.
1.
Laatst zat ik op een zondagmiddag aan de keukentafel bij vrienden thuis, te kleien met Boris, een meisje van bijna drie.
Ze vroeg me of ik een kat wilde maken, en daarna nog een tweede.
Tevreden liet Boris de poezen met elkaar over de keukentafel heen en weer lopen, en toen ze moe waren, gingen de dieren lekker op een bank van klei liggen slapen.
Terwijl ze lagen te snurken, maakte ik er ook een muis bij die voorzichtig dichterbij kwam lopen. Eerst wilden de poezen die muis wel opeten, maar nadat de muis: ‘Nee dat wil ik niet!’ had geroepen, werden ze vrienden. En dat kwam goed uit, want de muis was jarig en wilde taart.
Ik vroeg aan Boris of zij deze taart wilde maken, en ja hoor, daar drukte ze een klef klontje naast de klei-canapé: chocoladetaart volgens haar. De poezen en de muis vonden het heerlijk.
Toen de verjaardag gevierd was, moest een van de poezen poepen. Hiervoor boetseerde ik een kattenbak, en Boris een drolletje.
Er waren nu drie spelonderdelen om mee te variëren:
-Samen slapen op een bank
-De verjaardag vieren van de muis met een taart
-Poepen op de kattenbak
Deze onderdelen konden vervolgens keer op keer worden herhaald, want daar zijn kleine kinderen nu eenmaal dol op.
Maar door al dat enthousiaste vastpakken en verplaatsen, waren de objecten al snel onherkenbaar geworden. De muis was verworden tot een frummeltje, de katten waren kleine worsten.
En Boris? Die leek daar geen enkel probleem mee te hebben.
Voor haar was het vooral de plaatsbepaling op de tafel waaraan ze betekenis ontleende: deze was namelijk aan één van de drie spel-onderdelen gekoppeld. Poepen gebeurde links, uitrusten op de bank in het midden en taart eten moest op rechts.
Maar verder voelde Boris de noodzaak niet zo om vast te houden aan herkenbare klei-vormen. Er was weinig te merken van de neiging tot willen bewaren en de daaraan gepaarde zelfbeheersing die volwassenen wel kennen om niet meer aan te raken wat ‘af’ is.
Dat bleek wel uit het feit dat de verjaardagstaartkaarsen ook drollen konden zijn en dat de kat daarna ook prima dienst deed als kaars op de verjaardagstaart.
Het was vermakelijk om te zien en ik verwonderde me erover hoe groot de kracht van de verbeelding is als je klein bent, en het plezier dat je kunt hebben in een kneedbare werkelijkheid.
2.
Sinds ik voor een paar dagen per week een baan heb als pedagogisch medewerker bij een groene BSO, zie ik daar iedere week hoe kinderen zichzelf moeten vermaken zonder tv of computer, kortom: zonder makkelijke uitvlucht wanneer de verveling toeslaat.
Bij ons op de opvang moeten kinderen het zien te redden met zichzelf, elkaar, een bal, springtouw of potje bellenblaas en hun omgeving.
Iedere dag brengen we de kinderen naar een andere plek: een park, een bos, een kinderboerderij, een groot grasveld.
Iemand die ook vond dat kinderen buiten moeten spelen op een plek die de eigen verbeelding prikkelt, was de architect Aldo van Eyck. Van 1947 tot 1978 ontwierp hij vele kinderspeeltuinen in Amsterdam. Helaas zijn de meeste ervan inmiddels vervangen door nieuwere varianten, met wipkippen en kleurige klimtoestellen in bijvoorbeeld de vorm van een locomotief of een kasteel.
Van Eyck daarentegen wilde met zijn speeltoestellen nu juist helemaal niets bestaands verbeelden. Door zich ver te houden van iets herkenbaars, kan alles nog alles zijn, meende hij.
Wanneer iemand je er eenmaal op wijst, zijn zijn minimalistische en onverwoestbare ontwerpen gemakkelijk te herkennen. Ze bestaan uit gebogen of rechte lijnen, vervaardigd uit aluminium of kiezelbeton.
Het is niet noodzakelijk om in zijn ranke sculpturen duikelrekjes te herkennen, maar maat en verhouding nodigen een kind vanzelf uit om er aan te gaan zwieren en zwaaien.
Ook de stenen stappaaltjes verleiden jong en oud om al springend over een plein te gaan, of om beklommen te worden wanneer ze met elkaar in een groepje geplaatst een oprijzend gebergte vormen.
Een erg bekende van Eyck speeltuin die gelukkig behouden is gebleven, vind je in het Vondelpark. Omgeven door struiken en hoge bomen ligt een open veld met in het midden het grote pierenbad, waarin grote stapstenen als een stippellijn door het water lopen.
Karakteristiek is ook het koepelvormig geconstrueerde klimrek van van Eyck, waarin iedere keer weer iets anders gebeurt.
Want naast dat er vaak geklommen wordt, kan het ook dienst doen als een huis of een ruimteschip, een gevangenis of de grot waarin een gevaarlijk monster woont. Dat kinderen zo vanzelfsprekend al deze mogelijkheden inzien, komt waarschijnlijk doordat zij sowieso nog volop bezig zijn de wereld te ontdekken. Deze bestaat immers grotendeels uit raadselachtige onderdelen en alleen door je voor te stellen wat je ermee kunt en door ze fysiek te beproeven, kom je erachter hoe je jezelf ertoe moet verhouden.
Laatst hadden de kinderen een groot zeil door de opening aan de bovenkant van het koepel-klimrek geduwd en de punten van dat zeil met touwen aan de buizen vastgebonden. Zo was een ronde hangmat ontstaan.
Extra leuk was het toen ze uitvonden dat ze de touwen konden laten vieren: het zeil was een lift geworden!
Het schreeuwerig rood-gele klimhuisje aan de overkant van de zandbak stond er, daarbij vergeleken, maar sneu bij.
3.
Ik geloof dat ik als kind een veel sterkere beelddenker was dan tegenwoordig.
Ik herinner me in het bijzonder een speciaal vermogen, dat ondertussen aan kracht heeft ingeboet.
Tot ongeveer mijn 10e hoefde ik mijn ogen maar te sluiten, of het trad in werking.
Meteen ontstonden daar de meest prachtige beelden voor mijn geestesoog. Landschappen, ruimtes, vormen, kleuren, dan weer concreet en dan weer abstract, als een interne screensaver. De beelden konden snel bewegen, maar vaak ook bleven ze een tijdje stilstaan. Soms waren het vertellingen, soms waren het enkel visuele sensaties zonder coherentie. En het was prachtig.
De beelden werden moeiteloos aan mij gepresenteerd, ik hoefde daar niet actief iets voor te doen. Integendeel: dan stopte het.
Soms kon ik aan wat ik zag een bepaald begrip en inzicht verbinden. Dan drukte het iets belangrijks uit: hoe dingen zich tot elkaar verhielden, bepaalde oorzakelijke verbanden. Dit maakte het sluiten van mijn ogen tot een prettige en nuttige bezigheid.
En zo viel ik iedere avond in slaap, terwijl ik tegenwoordig bij het inslapen vaak luisteren moet naar een veelvoud aan amper te bedaren stemmen, die flarden van verhalen aan me vertellen: woorden en zinnen die klinken in een overwegend zwart.