Haagse kunstenaars met elsewheres – naar Stroom met Haider Mukhit
Fabienne Rachmadievs eerste interview voor De ontmoeting brengt haar in haar vroegere woonplaats Den Haag waar ze met de in die stad woonachtige Haider Mukhit Stroom bezoekt. Daar worden nieuwe en bestaande werken van vijf internationale, in Den Haag gevestigde kunstenaars getoond die de definitie van ‘het publieke domein’ bevragen.
‘Schrijf je altijd dingen op als je naar een tentoonstelling gaat?’ vraagt Haider als ik mijn notitieboekje tevoorschijn haal. Mijn eerste antwoord is ja, altijd, maar ik bedenk dat ik vaak genoeg, bijvoorbeeld op vakantie, of wanneer ik samen met iemand een museum bezoek, helemaal geen zin heb om te kijken en te schrijven tegelijkertijd. Dus ik voeg er aan toe: nee, alleen als ik moet recenseren. Deze keer is anders, want in plaats van mijn eigen observaties en ingevingen te noteren, wilde ik ons gesprek vastleggen, maar ik voel me toch wat ongemakkelijk om te praten met een pen in mijn hand. We zijn in Stroom, voor de tentoonstelling ‘Positions: Elsewheres’, waar het werk van vijf internationale, in Den Haag gevestigde kunstenaars is te zien.
Haider Mukhit woont sinds enige jaren in Den Haag, en het is een van mijn voormalige woonplaatsen, beiden hebben we bovendien elsewheres. Haider had onlangs een installatie, van beeld en tekst, in de etalage in Page Not Found, waarin hij de ecologische problematiek van de Kaspische Zee, die kampt met uitdroging en vervuiling, in een gedicht met de titel I exist in between two extremes, evocatief koppelde aan het water in Nederland.
In zijn artistieke praktijk — Haider is naast kunstenaar ook linguist en grafisch ontwerper — staan thema’s als ecologie, extractie, technologie, maar ook typografie, (Islamitische) filosofie, mystieke muziek en de geschiedenissen en structuren die daaraan ten grondslag liggen centraal. Het zijn thema’s die je altijd dwingen na te denken over de positie waar je jezelf in bevindt (of hebt bevonden) en vanuit daar de verbintenis te ontwarren met een elders. Zoals de extractie van olie uit de Kaspische Zee uiteindelijk verbonden is met ons dagelijks leven hier.
De tentoonstellingsruimte van Stroom is overzichtelijk. Als we binnenstappen is de enorme betonnen kop en schotel van Narges Mohamaddi het eerste dat ons opvalt. Het beeldhouwwerk lijkt verbonden met de blokken van beton die in een slinger ervoor staan opgesteld. Voordat we ons kunnen verdiepen in het beton, worden we afgeleid door het geluid uit de vele boxen die rondom een scherm staan opgesteld en besluiten te zwichten voor bewegend beeld en geluid.
‘Het lijkt op het gepiep van metalen hekken die openen en sluiten,’ zegt Haider. Die met verboden toegang-bordjes erop, stel ik me voor.
‘En aan omineuze scansoftware.’
Op het scherm is een animatie te zien van een man in uniform, politie of douane, dat weten we niet precies.
‘Het is een vreemd gevoel om nu degene te zijn die de politieman observeert, in plaats van andersom. Naar de politie kijken in plaats van de politie die naar ons kijkt.’
Er wordt ingezoomd op de zijkant van zijn hoofd, op andere lichaamsdelen. Op een bepaald punt is de gehele man te zien en kijkt hij ons aan. ‘Very scary.’
In de tekst lezen we dat het inderdaad een agent is, een avatar die normaal gesproken vragen stelt aan mensen die een grens willen oversteken. Tot mijn verbazing blijkt het Europol-gebouw in Den Haag te staan. Haider laat het me zien op zijn telefoon, een groot grijs gebouw niet ver van waar we ons bevinden. De technologie van de ‘op micro-agressies’ scannende avatar wordt daadwerkelijk ingezet door Europol, maar wordt hier door de kunstenaar Andrius Arutiunian omgekeerd en op zichzelf toegepast om zo te onthullen hoe willekeurig en onwetenschappelijk ze is. De onheilspellende geluiden in de ruimte correleren met de door het algoritme gedetecteerde emoties van de avatar.
‘Veel internationale vrienden, als je ze over Den Haag vertelt, zijn zich helemaal niet bewust van de aanwezigheid van organisaties zoals Europol, of het ICC. Dat koppelen ze helemaal niet aan hier.’
Het is bevreemdend dat organisaties die internationaal zo’n grote geopolitieke rol spelen, met zulke grote gevolgen voor mensenlevens, fysiek zo nabij zijn. Haider merkt ook op hoe wrang het is dat dat deze internationale organisaties andere landen de maat nemen, terwijl Den Haag zelf zo gekenmerkt wordt door extreme verschillen van armoede en rijkdom, van veilig en onveilig.
Mogen we hier overheen lopen? We aarzelen een moment voordat we genoeg aanwijzingen hebben dat we over de getekende rode lijnen en langs de hoopjes aarde op de vloer kunnen lopen. We gaan zitten op het bankje dat voor een van de schermen in de installatie van Anastasija Kiake staat. Zowel Haider als ik houden ons bezig met de thema’s die in de film, Dutch Landscape, aan bod komen; in de verbintenissen die er worden gelegd tussen theorie, historisch onderzoek, de diffuse relatie tussen mens technologie en natuur, samengebracht in een poëtische compositie.
Het is niet meteen duidelijk waar het videowerk over gaat, achteraf lezen we dat de film de militaire infrastructuur van het Nederlandse landschap traceert. We zien opnames van modderige aarde, van het achter Den Haag CS gelegen Nationaal Archief, begeleid door een enigmatische voice-over. Het menselijke lichaam wordt verbonden aan de verschillende soorten grond waarop en waarmee een lichaam leeft. Er is archiefmateriaal van militaire technologie, jaartallen van navigatie, van het ontstaan van de Trans-Atlantische dataservice. Er is een militair die vertelt dat conflict altijd fysiek verlies behelst. 1972, het jaar waarin de aarde voor het eerst vanuit de ruimte werd vastgelegd. Bij een shot van droge aarde zegt de stem: ‘the earth portrayed from above has no horizon.’ En dus geen beschutting, geen rustpunt voor het oog. Het concept van the view above zoals door o.a. Bruno Latour beschreven, is de onthechte blik op de aarde die tegengesteld is aan close to the ground. De aarde in vogelvlucht brengt in kaart, maar wist ook uit, bijvoorbeeld de vele delicate en geraffineerde manieren waarop ecosystemen bestaan en de dagelijkse realiteit daarvan voor alle elementen, levend en niet-levend.
‘Het is interessant hoe oorlog, technologie en muziek aan elkaar gerelateerd zijn,’ zegt Haider. ‘De radio is bijvoorbeeld voor andere doeleinden uitgevonden, voordat het een consumentenproduct werd, waarop je muziek kan afspelen. Wat betekent het wanneer technologie, die oorspronkelijk voor militaire uitvindingen en toepassingen werd aangewend, gebruikt wordt om kunst mee te maken? Of zoals nu, met de Russische oorlog in Oekraïne, waar noodgedwongen verouderde wapens worden herbouwd tot nieuwe, maar ander soort wapens? Er worden allerlei uitvindingen gedaan die voor het publiek lange tijd onbekend zullen blijven.’
Ik vul aan dat de militaire wereld zo moeilijk te lezen en te begrijpen is voor de leek, zoals in Kiakes film invoelbaar wordt gemaakt.
‘Al die militaire technologische ontwikkelingen zijn bij gewone burgers niet bekend, en toch heeft het uiteindelijk zoveel gevolgen voor ons dagelijks leven.’
We kijken en luisteren weer naar de film.
‘Ze [Kiake] gebruikt zoveel verschillende technieken. En je hoort ook haar stappen: haar dagelijks leven.’
We lopen de trap op terug naar het begin van de tentoonstelling, naar de betonnen kubussen die we in het begin hebben overgeslagen. In de begeleidende tekst staat dat de kunstenaar, Iliada Charalambous, met honderd bewoners van de Stationsweg een gesprek van 45 minuten voerde. Commoning (un) Common Ground, zoals het project heet, is een ‘voorstel voor buurtvertegenwoordiging … om beslissingen te nemen over een collectieve manier van samenleven.’ Gedurende de looptijd van de tentoonstelling nodigt de kunstenaar groepen uit om plaats te nemen op de kubussen en een gesprek te voeren over sociale en politieke onderwerpen. Op de dag dat wij er zijn, zijn er maar enkele bezoekers waardoor we rustig langs alle kubussen kunnen lopen. Op sommige kubussen is in een net handschrift een tekst aangebracht; het zijn uitspraken van enkelen van die honderd, over discriminatie, moeizame integratie, de voortdurende nadruk op de herkomst van migranten waardoor ze nooit ‘van hier’ mogen en kunnen worden.
Er staan potjes verf met kwastjes op de grond die de bezoekers kunnen gebruiken om hun eigen tekst aan te brengen. In een wat minder nauwkeurig handschrift staat bij een van de uitspraken, ‘assimilate’ en ‘you either assimilate or go home’.
‘Misschien is het ironisch bedoeld?’
Of zou een bezoeker zich daadwerkelijk geroepen voelen dit botte commentaar achter te laten? Iemand anders heeft er ‘go f yourself’ onder geschreven.
‘Het is net twitter on cubes’ zegt Haider.
Als laatste komen we terug bij het gekantelde theekopje van Mohammadi, dat net als het project van Charalambous, een op een gemeenschap gericht project is. Concrete Exchange is een monument dat door een buurt kan worden aangekocht door in ruil voor hetzelfde aantal uren werk dat Mohammadi en haar team in de creatie ervan hebben gestoken, in een bewonersinitiatief te steken. Het monument is een reflectie op de veranderingen van voormalige volksbuurten in Den Haag. Het theekopje is bovendien het tegenovergestelde van het hippe koffiekopje, lezen we, een gemeenschappelijk ritueel dat het aflegt tegen het icoon van de gentrificatie.
‘That’s true,’ zegt Haider. Ook in ons elsewhere is gezamenlijk theedrinken de norm, hoewel natuurlijk ook daar sommige wijken zijn overgenomen door dure koffietentjes. Haider heeft inmiddels op verschillende plekken in Den Haag gewoond. Ikzelf woonde lange tijd in een Haagse wijk, tegen Transvaal aan, waarvan regelmatig de verwachting was dat die gegentrificeerd zou raken, maar dat proces telkens niet doorzette — hoewel er volgens mijn buurvrouw een enorme vooruitgang was met tien jaar geleden. Straten verderop knapten wel op, er kwamen koffie-en eettentjes bij, andere straten bleven achter, of gingen achteruit. In de eerste maand dat ik er woonde zag ik vanuit het raam hoe een man met een hakenkruis tatoeagespullen in de fik zette. Met oud en nieuw plakte ik mijn brievenbus dicht met ducttape, en altijd scande ik de straat voordat ik mijn portiek in liep, voor het geval dat er plots iemand achter me aan zou komen terwijl ik de voordeur opende. Haider zegt dat hij nu in een rustigere wijk is komen te wonen waar hij zich veiliger voelt dan sommige andere plekken in de stad. We reflecteren op de naargeestige momenten die we in de openbare ruimte in Den Haag hebben meegemaakt, maar moeten ineens ook lachen om de absurditeit van al die situaties. En dat is misschien wat de werken uit ‘Positions: Elsewheres’ ons hebben gebracht deze middag: ernst en diepgang, maar ook lichtheid en verwondering. Over Den Haag, en al die elders, tot aan het heelal.