Grijze Russische Broodjes
It amuses me to think I was born a sadist. As a young child I was so fond of creating situations that would evoke fear and distress in my friends and family. So thoroughly I enjoyed the treat of their terror. I would pursue these fantasies whenever possible, trick people, whenever I was bored with other games, or when the urge arose, that is, when I wasn’t playing with my soldiers or building forts. This form of entertainment wasn’t second to others, but rather, it came by careful timing and It amuses me to think I was born a sadist. As a young child I was so fond of creating situations that would evoke fear and distress in my friends and family. So thoroughly I enjoyed the treat of their terror. I would pursue these fantasies whenever possible, trick people whenever the urge or opportunity arose. This form of entertainment wasn’t second to others, but rather, it came by careful timing and planing, an insidious manipulation of nature as she willing provided, whimsically, like a kiss.
Rowan Wood is beeldend kunstenaar en woont en werkt in Los Angeles. Deze tekst is vertaald vanuit het Engels. Klik hier voor de originele, Engelstalige tekst: ‘Gray Russian Sandwiches’.
Ik vind het fijn om te geloven dat ik een geboren sadist ben. Als klein kind was ik erop uit situaties te creëren die mijn vrienden en familie angstig zouden maken. Hun angst was als een cadeau voor mij. Ik werkte mijn fantasieën uit wanneer ik kon, mensen voor de gek houden deed ik als ik klaar was met andere spelletjes of als de drang naar bovenkwam, als ik niet met soldaatjes aan het spelen was of forten bouwde. Deze vorm van vermaak was niet secundair aan de andere dingen die ik deed, het was noodzakelijk ze goed te timen en te plannen, een manipulatie op de natuur terwijl deze gewillig toegaf, verleidelijk als een kus. Ik herinner me een dergelijk voorval, ik moet zeven of acht jaar oud zijn geweest, het hoogtepunt van mijn kindertijd, mijn toenmalige beste vriend, met wie ik eens het ledikant deelde, was ik de heuvels achter het huis in gelopen om redenen die ik inmiddels ben vergeten. Hij was een stadskind, had de wildernis nooit leren kennen, de geluiden van bomen en insecten irriteerden hem, het pruilend kind die had geweigerd de baarmoeder te verlaten. Ik vertelde hem dat we verdwaald waren, en hoe meer we verdwaald raakten, hoe geïrriteerder hij raakte. Ik kon het zien gloeien in het daglicht en hoorde het knisperen onder onze voeten. De boswezens kwamen en lachten om mijn arme vriend – wees stil, verklap nog niets! Zijn gezicht was de andere kant op gedraaid. Plotseling balde hij zijn vuisten, misschien wel voor de eerste keer – een enorme ontdekking van zijn zelf. Nog een paar stappen, een paar minuten, als ik het weet vol te houden, het kan laten rijpen, totdat het uiteindelijk barst op precies de juiste manier. Ik verstop mijn gezicht – hem verder strikkend, hem aan het lijntje houdend, niets weg gevend. Tot we in zijn gedachten hopeloos verdwaald zijn, hopeloos. Zijn woede barst los als een kolkende massa lava uit een vulkaan, als de morgenzon die eindelijk over de vallei heen valt om de dorpelingen op te warmen. Hij raakte me in de rug toen het begon. Hij sloeg me tot ik ineenzakte. Het deed geen pijn. Het voelde fantastisch. Ik rolde door de bladeren, bewoog als een gek zonder controle, vertrapte de bomen, verbrandde de dag en al haar geheime schaduwen. Even helemaal kapotgaan. Het stompen van mijn gedachten. Gekieteld door duizend vingers. Het leven was perfect.
Ik vind het vermakelijk me te bedenken dat ik eens een sadist was, omdat ik nu gewoon een masochist ben. Het is alsof de zon veranderde in de donkerste plek die er is, duizenden kilometers onder de grond, afgesloten door stenen en metaal. Eens had ik de tijd om ontelbare streken uit te halen… te trekken, duwen, slaan, ik was er zo goed in – ik deed het voor mijn plezier. Ik kreeg mijn vrijheid terug door jaren van boetedoening. Je kunt het me trouwens niet kwalijk nemen. Zou je het een boom kwalijk nemen dat het gele blaadjes had als het een prachtige groene kleur zou moeten hebben? Het haar onder je oksels, of lichamelijke ongemakken. Ik was eens een vierkant, gedrenkt in bloed.
Als ik erop terugkijk zie ik dat er variabelen waren die mijn borderline demonische trekken nog plausibeler maken, zoals dat ik ben geboren in een familie van zwakke en drugsverslaafde mensen, die weinig zorgen kenden en een beetje te aardig waren om echt goed na te kunnen denken. Ik moet al een overheersende fantasie gehad hebben toen ik zeven was. Mijn blonde haren, volle lippen en engelachtige gezicht overtuigden mijn geamuseerde muses. Ik ging de velden in, op zoek om tegemoet te komen aan mijn toenemende smaak voor shocks. Omdat ik nooit was voorgelicht over de ins en outs van dergelijk wangedrag, moet ik gedeeltelijk schuld toekennen aan mijn voorkeur voor dit theater en de natuur mag de rest op zich nemen. Ik zocht, vond en tartte elke grens, dacht nooit vanuit een theoretisch perspectief. Ik stak mijn tenen in het koele water terwijl de eenden voorbij peddelden.
Mijn voorkeur voor kwaad had ik voor het grootste gedeelte ontwikkeld door het kijken naar films en cartoons, mijn creatieve uitput bleef binnen de grenzen van dat waarvoor ik boete zou kunnen doen en mijn gedrag was meestal kinderachtig, gekleurd met een paarsige toon van onschuld. Ik bedoel te zeggen dat ik geloof in mijn eigen onschuld, al heeft het twee decennia geduurd voor ik dat heb durven. Mijn streken overschreden nooit de wetten, Christelijke waarden werden nooit omvergegooid, de hemel raakte nooit echt buiten bereik. Durf ik je ervan te overtuigen dat het iets moois was? Het moet wel mooi geweest zijn.
Vroeger dacht ik dat alle kinderen borderline psychopaten waren, apathisch, wreed en instinctief misleidend. En ik wil dat je weet dat ik nooit dieren heb pijn gedaan. Het kwam nooit bij me op tot het te laat was. Ik was best gesteld op dieren. Ik was een vegetariër tot ze me naar een kostschool stuurde. Ik had een hekel aan de pestkoppen en bruten die het hadden gemunt op hun artistieke klasgenoten en mooie wezens; dieren zijn ook gevoelige dichters. Toch heb ik een keer mijn hand gebrand aan een dergelijke daad nadat ik een kind uit de jeugdgevangenis erover had horen opscheppen. Op een dag schoot ik een klein vogeltje neer met een BB gun uit het raam van mijn grootmoeders appartement. ‘Arme vogel’, Ik heb er nog steeds spijt van. Later belandde mijn mentor in de gevangenis omdat hij zijn vriendin aan een boom had gebonden en met zijn blote handen haar verzameling huisdieren verscheurde terwijl ze het uitschreeuwde. Dit verhaal is een goede inleiding tot de scènes uit mijn tienerjaren in de yuppie wijk Marin. Ik zal niet teveel uitwijden over de meer schaamteloze episodes uit mijn jeugd, de momenten waarop ik te ver ging, die me nog steeds schuldig doen voelen, de dingen die ik niet meer kan goedpraten. De dingen die een zwarte vlek achterlaten waar mijn eer zich ooit bevond, wat zich afspeelde voordat ik ook maar wist dat er iets was dat belangrijk voor me was.
Nu, op mijn oude dag, op mijn zesendertigste, na het trage verval dat veroorzaakt werd door twintig jaar rebellie, twintig jaar straffen voor mijn reeks van sadistische en post-sadistische rebellie, mijn onschuldige lusten zijn getraind, gekortwiekt waar dat kan, in de vorm van een oude masochist geslagen. Gaten in een steen gesleten door een stelselmatige drup water. Pijnlijke botten. Pijn rond mijn heupen. Wat eens een gepolijste spiegel was is nu zwart, vies en ruw. Een vijfenveertig jaar oude uitgewoonde hoer, elke dag een beetje meer. Mijn kalende hoofd. Het kreukende, dikker wordende vlees. Twee vrienden, geen hond, geen vriendin. Nee, ik zou waarschijnlijk het woord vrouw moeten gebruiken. Nog niet zonder tanden. Nog steeds bipolair. Nuchter. Te zwak om te doden, zwaar met slechte herinneringen.
Het rebellerende gen lijkt in ieder geval niet te transformeren tot een zielige blauwe plek. Mijn rebellie is mijn waardigheid – het is mijn fortuin. Maar ik kan er niet van leven. Nu voel ik pijn als ik het bij andere veroorzaak of waarneem. Zelden ervaar ik nog plezier uit de apathie of uit het kwellen van anderen als wraak op zijn plaats is. Heel soms mag ik schaamtevol lachen om degene die harder voor me was dan ik wilde. Als de wereld teveel zoog. Ja, ik weet nog wel hoe woede voelde – ik zou nog liever mijn piemel verliezen dan mijn woede. Een impotente geest of softe ziel is het waard om aan te sterven – trouwens, als ik mijn woede zou kwijtraken zou ik ook mijn kunst en piemel kwijt zijn. Zonder poëzie is het leven het niet waard om geleefd te worden! Als ik verdriet bij een familielid of geliefde waarneem, word ik verdrietig, boos zelfs omdat ik er niets aan kan doen. Ik zou graag hun plek innemen, hun ziekte. Het is makkelijker voor me om zelf te lijden, ik heb het al zo lang gedaan. Ik ben ervoor gemaakt. Mijn gezicht, mijn lijf, mijn geest is een container, een processor. Hier op een dag, weg de volgende. Ik kan het stijlvol doen ondanks mijn eindeloze smeken en huilen. Ik kan het met gemak doen al doe het nog steeds zoveel pijn als de eerste keer. Dus kan ik hun straf uitzitten, zolang ik er niet bijzit als een hond, wat soms gebeurt. Ik denk dat er een juiste manier is om het te doen en een verkeerde. Het maakt me uit wat mensen van me denken, hoe ze me zien. Ik sta erop dat ze me zien als een held.
Nog steeds word ik soms onterecht ingeschat als een sadist. Mijn haat voor mensen, niet alle maar de meesten, vooral kunstenaars die zich laf gedragen. Mijn onvoorstelbare drang voor verlichting vindt soms voor afkeuring. Ik denk dat het voortkomt uit hun verkeerde opvatting van mijn versie van het verhaal, want we hebben eenzelfde doel voor ogen. In hun versie van het verhaal is het doel iets oppervlakkigs, zoals dominantie voor het doel van dominantie, of de hang naar populariteit om geneukt te worden, terwijl ik het einde opzoek om bevrijd te raken van die vervelende mensen en de onzin die ze over me geen gooien. Ik zoek de bodem van het vuil waar niets meer leeft om een zeldzame compositie te vinden voor een schilderij. Er bestaat een verschil tussen lijden voor nutteloze zaken en het lijden voor glorieuze zaken. Ik heb populariteit trouwens als tiener ervaren en weet om die reden dat ik er niet te veel waarden aan moet hechten.
Als ik weinig interesse toon in anderen of mijn compassie voor mijn medemens tanende is, is dat omdat mijn eigen dagelijkse worsteling me onvoldoende energie overlaat voor triviale vriendschappen, en omdat ik moet overleven moet ik de blootstelling aan schadelijke stimuli zien te beperken. Dagelijkse interactie is niet goed voor mijn ontwikkeling. Geen televisie of lulpraat. Alle negatieve input moet zoveel mogelijk uitgeschakeld worden. Het komt neer op de keuzen tussen passie en compassie. Trouwens, de meeste mensen en hun ontdekkingen zijn ontzettend saai. Bovendien is het makkelijker voor me de mensheid als geheel lief te hebben dan individueel. Ik bedien me liever van een macroperspectief en ik geloof dat de meeste mensen het grote geheel niet kunnen zien, hetgeen hun verwarring deels verklaart. Dus mijn apathie is eerder theoretisch, maar niet als ik tegenover een hongerig kind sta – al is dat helaas nooit gebeurd. Op microniveau, als ik een bepaald persoon ken, en hem of haar als mijn eigen heb geadopteerd, dan voel ik me verplicht moeite te doen voor het welzijn van diegene, door hun intellect te stimuleren en zo een bijdrage te leveren. Of, als iemand die ik ken mijn mededogen niet krijgt is dat omdat hij of zij een verkeerde mentaliteit heeft en daarom mijn hulp niet verdient. In andere gevallen, een individu kan iets nodig hebben om weer meester te worden over zijn of haar situatie, dan kan ik helpen.
Dus soms is het gemakkelijker voor mij om mijn neigingen to compassie te negeren vanwege mijn vaak overweldigende lijden, ik denk dat ik geen pure masochist ben. Misschien zijn pure masochisten mensen die depressief zijn en een groot kinderachtig hart van goud bezitten. Zij die het medelijden van anderen te serieus nemen zijn veroordeeld tot een levenlang humanitair bestaan, zoals Moeder Theresa en Jezus Christus. Christus ontdekte het masochisme, een morele perfectionist die moraliteit verheerlijkte. Zijn morele denken was erg theoretisch. Hij wist wat hij wilde bereiken en hoe hij het grootste resultaat kon behalen. Hij moet duizenden verschillende manieren hebben overwegen om zijn doel te bereiken. Misschien zijn alle masochisten leraar of een soort intellectueel. Dichters schijnen gevoelig te zijn voor dit soort pijn.
Gedurende de jaren heb ik gemerkt dat ik masochistische word zodra ik artistieker werd. Hoe beter mijn gedachtewereld wordt uitgewerkt, hoe moeilijker ik het heb. Hoe vreemder, hoe groter de zweepslag. Zwart vernietigt het groene vlees. Misschien ben ik een zielige masochist omdat mijn versie het resultaat is van zelfcreatie en dus niet puur holistisch of ontwikkeld. Ik sla mezelf niet. Er zitten geen seksuele aspecten aan. Ik help bijna nooit iemand – al doe ik meer dan de meesten. Ik heb mijn lijden niet gekozen, al had ik dat waarschijnlijk wel gedaan. Ik koos de versie van mezelf die ik wilde worden en ik koos een doel. Ik koos een hoger doel, of een fantasie van het onbekende in plaats van afstandelijke genoegdoening. Ik bleef streven naar betere verhalen, tot ik de meeste lastige bereikte. Ik koos de mogelijkheid tot eeuwige schoonheid in plaats van dagelijkse pleziertjes die ik had kunnen hebben als ik mezelf had verlaten, maar dat was onmogelijk. Misschien hebben het heersen over anderen en een rijke geschiedenis vol extreme ervaringen mijn smaak voor alledaags genot verziekt. Misschien is het masochisme een emotionele of traumatische bedorvenheid.
Ik maak het beste van mijn tijd door aan mijn doel te werken. Mijn zwoegen is deugdzaam, ik ben een soort boer, maar als alle levende wezens in deze gewelddadige wereld, zuig ik de laatste druppel uit de nectar om de pijn van innerlijke gevangenschap te verzachten. Ik pak hier en daar een snack en een lied zodat de tijd sneller verstrijkt. Ik kan niet anders dan streven naar bepaalde percepties van goed versus kwaad – dat kan niemand. Ik geloof dat ben gewoon genot me altijd heeft verveeld – ik weet nog dat ik hierover klaagde tegenover mijn ouders. Al die tijd, verveling en ontevredenheid werden groter – een lange zoektocht naar verlichting begon. Misschien raken alle sadistisch verveelde kinderen geobsedeerd door deze notie.
En dus zwoeg ik, en zoek ik zoveel mogelijk, voor de toekomst, het vluchtige moment op een dag, als ik een geest heb die niet lijkt op welke geest ooit, een geest verder dan taal. En met deze mogelijkheid ga ik bijzondere dingen maken die mijn hart met eeuwigdurende liefde zullen vervullen. Wat je dan ook ijdelheid noemt, hoe je zelfzuchtige motivatie ook wilt definiëren, niemand komt eronder uit. Dus uiteindelijk zal ik vrij zijn van blaam en op zijn best gerespecteerd worden voor mijn bescheiden bijdrage.