Glue Fungus
Miek Zwamborn wandelt tien dagen door het bos op het Schotse eiland Mull en beschrijft haar ervaringen.
Miek Zwamborn wandelt tien achtereenvolgende dagen door het bos op het Schotse eiland Mull. Ze verweeft de contourlijnen van bomen met latijnse namen, observeert hoe een kettingzaag de taal aantast, legt een verbinding tussen schrijven en composteren, en verlijmt de betekenisstructuur van woorden met de schimmel die op het eiland de takken aan elkaar vastplakt. Dit artikel is eerder gepubliceerd in mister Motley’s publicatie Dit is een vertaling.
vrijdag 4 januari
Aan het einde van de middag kan ik door het winters struweel de grenzen van het reservaat zien schemeren. De kronen van de hoogste bomen tekenen zich grauwgroen van de baardkorstmossen af tegen de helling. In de zomer pompt het bos zich op met eikenloof en berkenblad. Hazelaartrossen vullen de dan nog loze ruimtes op. In de winter krimpt het woud; nu ik er na maanden weer doorheen loop, lijkt het voor de helft geslonken.
De dubbelprenten van hoeven heuvelafwaarts volgend val ik even samen met de viervoeter die hier kort geleden passeerde. Het spoor is vers. Ik buk om onder de lage takken door verder te komen en doorwaad de beek met een hand als hulppoot door het water schampend. Het hert is door een opening in de afrastering naar de overkant gekomen. Er hangen nog wat bruingrijze haren aan de draad. Even verderop staat een jonge hertenbok te grazen. Ik zie door de verrekijker dat er een paar bolletjes van de kliswortel in zijn vacht zijn blijven steken. Een te plotse beweging verraadt mijn nabijheid. Het dier rent geschrokken weg.
zaterdag 5 januari
De dag begint met het knippen van de Hydrangea. De Latijnse naam verwijst naar de hoeveelheid water die de plant nodig heeft. Letterlijk betekent het waterkruik. Ik verwijder eerst de zuurstokroze bloemschermendie inmiddels haast uit louter kleurloze nerven bestaan. Ik heb nog geen woord
gezegd. De ingevette bek van de snoeischaar elimineert alle ingedroogde takken zonder nieuwe knoppen. Een tamelijk rigoureuze beslissing, want hoe weet je zeker dat een tak zonder uitspruitsel overbodig is? De dwarsdoorsnedes van de stompe takken bloeden een beetje.
Vervolgens kam ik het gras uit, raap de gesnoeide takken en dode bloemschermen op en maak er ‘s middags het vuur mee aan. De nieuwe ruimtes tussen de takken zijn gotisch van vorm, als omgekeerde kerkramen.
Het bakerpraatje gaat dat als je spijkers in de grond rondom een te roze Hydrangea strooit de bloemen blauwer worden doordat de PH van de bodem verzuurt. Aluin schijnt veel effectiever te zijn.
Op een eiland als Mull maakt men zelf aarde. Ideale grond bestaat uit een deel mest, een deel zand, een flinke laag onbedrukt karton, vier emmers bladcompost, zes bulten molshoopaarde en acht viskratten zeewier. De toekomstige potaarde ligt opgekuild achter het huis. Tijgerwormen verrichten het verteerwerk. Is er een vergelijking te trekken naar het schrijven toe, vraag ik me af. Schrijvers wurmen zich ook door verschillend materiaal (woorden en onderwerpen) heen totdat het uiteindelijk substantie wordt. Sinds ik op het eiland woon, ervaar ik voortdurend een gebrek aan woorden. Hoe benoem ik het nieuwe dat ik zie? Er is behoefte aan een constante heruitvinding; van het vaste, van het ware, van het grofstoffelijke.
Sinds ik op het eiland woon, ervaar ik voortdurend een gebrek aan woorden.
zondag 6 januari
Het bos met de haakse takken begint voorbij de monoliet. Door de mist die tussen de heuvels blijft hangen, kan ik de boomkruinen niet meer zien.
De Fransman Jacques Henri Lartique fotografeerde bomen waar de sneeuw tegenaan waaide. Op zijn zwart-wit foto’s lijken de stammen uitgegumd. Alleen hun contourlijn, hun eigenlijke donker gegroefde barst is zichtbaar.
Schimmel dringt binnen, springt van de tak op de tak.
Wanneer ik verder loop, begint in de verte een kettingzaag met afkorten.
De kettingzaag raast maar door. In het bos hangen twijgen in alle mogelijke constellaties. Ik dwaal door een hoekige wildernis.
Kan ik schrijven als ik niet over lijm beschik en vragen heb over ho eik der egels klev enmo et? Een lijmverbinding kan in principe alleen maar getest worden door te belasten totdat deze bezwijkt. Wat gebeurt er als een tak door de taal of een woord door de verdorrende bladkroon wordt aangetast?
Het geluid, de langzame las, wordt met de dag iets meer vast, tot de verbinding – stevig genoeg – verkleurt van wit naar zwart, van zacht naar hard. Verandert de hoek van de zin of de aanhechting van een hoofdstuk ook door kleefkracht?
Alweer een hoek, door een boom gemaakt, of verkoos de tak de boom? Waarom valt mijn oog juist op deze winkelhaak? Ik teken een kaart van alle hoeken in de bomen. Het is net alsof dit bos vol met proefmonsters hangt.
Wat gebeurt er als een tak door de taal of een woord door de verdorrende bladkroon wordt aangetast?
maandag 7 januari
De nieuwe week begint met het zwiepen van takken in de verte en schuimkoppen in de baai. Mijn voetstappen van gisteren staan nog gestempeld in het trilveen. De profielen hebben zich gevuld met water waarvan ik niet weet of het uit de lucht of uit de grond afkomstig is.
Heimelijk sluiten de takken zich achter mijn rug als ik Tor Fada afdaal. De verbindingen lijken zich te hebben vermeerderd. Gedurende de middag zweven takken door het luchtruim. Ze landen als tweetanden in de meerstammige hazelaars. Aan het prenatale stadium van de ent kan voorlopig nog getornd worden. De kans bestaat dat de tak aan de schimmel ontsnapt.
Ik verbreek de verbinding,versplinter het bos. Deze confrontatie biedt mogelijkheden. De korstmossen bevestigen het door zich vast te hechten op de schors in deze slordige, klapperende aankondiging van slecht weer.
dinsdag 8 januari
De zwarte emulsie van de Glue Fungus oefent eerst op het dunste hout. Ik licht twijgen op om te testen welke tak vastzit en welke niet. Er valt geen pijl op te trekken. Veel geknapt hout ligt nog los. De schimmel kan elk moment toeslaan.
’s Avonds stuit ik op een foto van een lange horizontaal opgehangen stok waar zandzakken aan bungelen. Volgens het onderschrift toont het beeld een simulatie van het gewicht dat een vliegtuigvleugel moet ondergaan in de lucht. Ik denk aan de stok die zoveel zwaarte torsen moet en aan de lichtgewicht oplossing in het bos. De twee stroken niet met elkaar.
De Glue fungus is een lijm die fanatiek iets voor zichzelf houdt.
Ik denk aan de stok die zoveel zwaarte torsen moet en aan de lichtgewicht oplossing in het bos.
woensdag 9 januari
Vlak voor de kloof op weg naar diep viswater aan de zuidkant van het eiland begint het te regenen. Ik schuil onder het wortelstelsel van een grote omgewaaide berk. Aan de takken hangen nog heel wat bladeren. Het is moeilijk te zien, of ze in de afgelopen herfst verschrompeld zijn en niet afvielen of misschien juist aan het uitkomen waren toen de boom werd losgerukt. Er zijn stenen tussen de wortels mee omhoog gekomen die als verstilde jongleerballetjes in de lucht hangen.
In de 11de tot 15de eeuw werden in de omgeving van de Russische stad Novgorod teksten met griffels op berkenbast geschreven. Het betreffen voornamelijk brieven (zowel zakelijk als persoonlijk) en administratieve lijsten, maar ook schrijfoefeningen, gebeden en bezweringen. Een groot deel van de berkenbastteksten is niet of nauwelijks leesbaar doordat ze uit zeer fragmentarische stukken van woorden of letters bestaan. In totaal werden 80 complete brieven van 25 of meer woorden gevonden. Berestologie heet de studie van de teksten op berkenschors. Op de website www.ruslandinwoordenbeeld.com van slavist Egbert Hartman vind ik een vertaalde brief.
‘Brief van Gjur’gi aan vader en aan moeder. Verkoop de hoeve, kom hierheen — naar Smolensk of naar Kiev. Het brood is hier namelijk goedkoop. Als jullie niet komen, stuur me dan een briefje, of het goed met jullie gaat.’
Ook korstmossen in het bos rond Knockvologan sturen geschriften rond. Op Mull floreert Graphis scriptaop de stammen van berken en hazelaars. Gewoon-, Gestippeld-, Verzonken schriftmos en Grote runenkorstheten de kriebelige zwart verkoolde tekens die in wezen opengebarsten vruchtlichamen zijn, soms ‘wit berijpt’ volgens een Britse flora. Ik smul van de index. Flesjesroestmos, Gevorkt heidestaartje, Trompettakmos, Kwartsschotelmos, Zwarte grafkorst, Kroezig dooiermos, Greppelblaadje en Open speldenkussentje: wie bedacht deze namen?
In de 11de tot 15de eeuw werden in de omgeving van de Russische stad Novgorod teksten met griffels op berkenbast geschreven.
donderdag 10 januari
Scheveningse vrouwen bij het nalezen van een gerooid aardappelveld heet een schilderij van Philip Sadée uit 1874 dat in het Rijksmuseum hangt. Op het doek worden de laatste aardappels als gesignaleerde fouten tijdens een spellingcontrole van de akker verwijderd. Zou ‘nalezen’ betekenen dat het rooien ook van links naar rechts gebeurde, met de leesrichting mee?
Tegen de avond duik ik opnieuw tussen de stammen door, onder de boomkronen die nu uit louter zilverdraad lijken te bestaan. De wind maakt knooppunten in de lucht. Op verschillende plekken raakt de atmosfeer in de war. Er hangen klitten in de lucht. Noord en West worstelen.
vrijdag 11 januari
Onderweg naar een zeer oude zomereik die in de luwte van de wind tot een magistrale boom uitgroeide, schoot me (als een zijtak) een tekening van Dürer te binnen waarop de bladkroon als over een spil van de dode stam geschoven lijkt. Mijn ogen blijven de bladeren verschuiven. Google vertaalt ‘aangeraakte tak’ als ‘ontroerende’ tak en ik neem de verschuiving onbewust over. Gezeten naast de gespleten stam van de eik denk ik aan de stemmen die langs deze kolos trokken. Mensen met bossen sprokkelhout op hun rug gebonden moeten de destijds jonge boom zijn gepasseerd. Ik stel me hun geroezemoes voor. De harde knarsende klanken van de Gealic sprekende bevolking past bij de grilligheid van de schors. Niemand spreekt het nog. Het woorden ‘hebben’ gebruikten zij niet, evenals ja en nee.
Twee haaks op elkaar staande takken werden uit een berk gebroken en mee naar huis genomen.
Mensen met bossen sprokkelhout op hun rug gebonden moeten de destijds jonge boom zijn gepasseerd.
zaterdag 12 januari
De takken liggen verstrengeld op de blauwe tafel, als een verzameling losse ellenbogen afstekend tegen een heldere lucht.
zondag 13 januari
Onder de bomen is het stil en moerassig. Er hangen tientallen takken klaar om vastgekleefd te worden. Een tak trek mijn muts af. Ik stap langs twee lichtgevend witte berkenstammen de groene wereld uit.
‘Opentijd’ heet de kortstondige periode waarin een opgebrachte lijm nog niet reageert. De kracht wordt gelijkmatig van de ene tak naar de andere tak overgebracht.
Miek Zwamborn is schrijver, vertaler en beeldend kunstenaar. In haar werk spelen landschap en geschiedenis een belangrijke rol. Door fragmenten uit archieven tegen observaties in het nu te leggen ontstaan raamwerken waarin tekeningen, gedichten, essays, sculpturen en boeken elkaar aanvullen en uitdagen.
Zij publiceerde de romans Oploper (Meulenhoff, 2000), Vallend Hout (Meulenhoff, 2004), De duimsprong (Van Oorschot, 2013) en de dichtbundel Het krieken van sepia (CBK, 2008). In 2018 verscheen haar bloemlezing Wieren (Van Oorschot) die in 2019 zowel in een Duitse als Engelse vertaling zal uitkomen.
In eigen beheer bracht ze ook kunstenaarsboeken uit waaronder Getemde Hemel, Blue Lias, Tireragan, Oology, Arandora Star en Laminaria.
In 2016 richtte Miek Zwamborn samen met Rutger Emmelkamp Knockvologan Studies op, een onderzoeksplek op het Schotse eiland Mull waarbij de focus ligt op kruisverbanden tussen kunst, literatuur, wetenschap en natuurbehoud. Zie www.knockvologan-studies.eu.