gerlach en koop : ‘kunst’
Een dof strijkend geluid verwelkomt de bezoeker in het museum. Een grote witte kubus staat pontificaal in de eerste zaal. Verschillende blokken, die onderdeel zijn van dit geheel, zijn verwijderd en verspreid door de expositie. Leunend tegen een van deze witte kubussen staan zeven ingelijste etsen van Bruce Nauman, ondersteund door twee piepschuimen houders. Enkel de ets in de eerste lijst is zichtbaar. Onderweg struikel ik bijna over een stofzuiger, waarna ik opbots tegen een glazen plaat die met vier bouten aan de muur is bevestigd. Achter het glas wordt niets getoond.
In het Bonnefantenmuseum stellen gerlach en koop kritische vragen aan de definitie van kunst én aan de betekenis van kunst in de collectie van het museum. Curator Paula van den Bosch heeft het raadselachtige duo de ruimte gegeven een tentoonstelling samen te stellen. De twee kunstenaars kenmerken zich door een persoonlijke aanpak, zij tasten de grens tussen cureren en creëren af, met eigen werk, of met dat van anderen.
Één jaar lang heeft het duo onderzoek gedaan binnen de collectie, waarbij zij met een frisse, onconventionele blik de conceptuele verzameling met beleid op de schop hebben genomen. Er worden werken getoond van Pieter Brueghel de Jonge, Amédée Cortier, Walter Dahn, Eliza Frissen, Daan van Golden, On Kawara, Marijn van Kreij, Bart van der Leck, Dan Asher, Joseph Beuys, Marcel Broodthaers, Agnes Martin, Rebecca Morris, Richard Serra en anderen. Daarnaast is er samengewerkt met Francis Alÿs, William Graatsma, Lily van der Stokker en Joëlle Tuerlinckx.
De tentoonstelling ‘:’, of zoals zij het zelf zeggen de ‘open brief’, is ondersteund met teksten aan de wand. Opvallend is dat al deze informatie verzameld wordt in een hoekje van de ruimte. Geen enkel werk is ‘ondertiteld’. Het doet denken aan een houten blokkendoos, waarbij het de bedoeling is verschillende geometrische blokken in de juiste geometrische holtes te puzzelen. De instructies bewegen zich op de nuance tussen radicaal en associatief.
Kunstwerken zijn als puzzelstukken verspreid door de ruimtes, ze liggen op de grond, staan voor elkaar en worden gepresenteerd in combinatie met readymades. Alles aan de tentoonstelling lijkt onbegrensd, de witte blokken die doen denken aan sokkels staan door de gehele expositieruimte. De presentatie van de sokkels beperkt zich alleen niet langer tot de conventionele functie van een sokkel; ze dwarsboomt de ruimte, infiltreert in videobeelden of dienen als vitrine. Het zijn opzichzelfstaande kunstwerken, die een wisselende rol vervullen, gemaakt door William Graatsma.
Samen met compagnon Slothouber onderzocht Graatsma de wiskundige regelmaat van een kubus, die zij maakten in verschillende materialen. De kubus wordt gebruikt voor verschillende constructies zoals meubilair, vitrines, roosters of plafonds. Er is gezocht naar een vorm met universele gebruiksmogelijkheden. Het is dan ook geen toeval dat de kubus juist op deze plek wordt ingezet als een flexibel mechanisme, door te integreren in andere beelden.
Naast het schrobbende geluid echoot er door de ruimte ook een discussie tussen de filosofie van twee vooruitstrevende kunstenaars uit de jaren ‘60/’70; Marcel Broodthaers en Joseph Beuys. In deze discussie wordt de betekenis van kunst bevraagd: wat is kunst? Is het musea de ideale mal voor de kunsten? Bepaalt niet enkel deze ruimte dat wat er getoond wordt, kunst is? Niet alleen de definitie van kunst, maar ook de eeuwige belichaming en presentatie ervan wordt bevraagd. Middels vergankelijk objecten en acties doen Broodthaers en Beuys de definitie van kunst op zijn grondvesten schudden.
gerlach en koop gooien bijna een halve eeuw later het balletje rondom deze belangrijke vraagstukken, nog eens op in de witte museumzalen van Maastricht.
: is tot en met 27 november 2016 te zien in het Bonnefantenmuseum.