Gefaald activisme zou geen kunst mogen zijn
Begin september probeerde een witte westerse kunstenaar met een videowerk opnieuw de maatschappij een spiegel voor te houden zonder daar zelf in te kijken. Als controversiële kunstenaar, die sociaal-politiek geëngageerde kunst maakt, is het belangrijk om de vraag te stellen wie er daadwerkelijk baat heeft bij een project. Vooral als het onderwerp mensen betreft die in benadeelde posities zitten in vergelijking tot de West-Europese witte kunstenaar. Het gaat hier niet enkel om de individuele kunstenaar maar over een symptomatisch probleem dat door de kunst- en cultuursector in stand wordt gehouden. Wat mij betreft kan een kunstenaar zich dan niet langer achter de term “kunst” verschuilen.
Wat is de volgende stap?
De video situeert zich in het, dan nog niet afgebrande, vluchtelingenkamp Moria op Lesbos, Griekenland. Op het scherm is een minderjarige Afghaanse jongen te zien. In gebroken Engels leest hij dertig minuten lang woorden voor die niet van hem zijn. Zo nu en dan kijkt hij langs de camera, zoekend naar bevestiging.
Zijn naam is Jawad. De tekst die hij voorleest, is geschreven door de kunstenaar Tinkebell die gevraagd is als keynote-spreker voor Economia – The Limited Edition, georganiseerd door Baltan Laboratories. Letterlijke fragmenten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens worden struikelend voorgelezen. Na vertoning van de video, lanceert Tinkebell een prijsvraag. De “prijs” is een meet and greet met Jawad in het vluchtelingenkamp Moria. Ondanks het trieste feit dat het vluchtelingenkamp kort daarna in vlammen opging, is de prijsvraag niet afgelast.
In een brief gepubliceerd in Rekto:Verso afgelopen september lees ik dat Jawad door het voorlezen van de tekst onbetaald werk verricht. Daarentegen is Tinkebell betaald door een gesubsidieerde stichting met ANBI-status. In de brief wordt ook duidelijk dat niemand in de video Declaration (the universal one) and the fight for human values schriftelijke toestemming heeft gegeven om volledig herkenbaar in beeld te komen – niet de ouders van Jawad, en ook niet de andere bewoners die vastzitten in het vluchtelingenkamp. Hierdoor kunnen mensenlevens in gevaar gebracht worden of kan de asielprocedure worden belemmerd.[1]
Tinkebell begint de video met een kort geschreven introductie. Hier erkent ze niet de juiste persoon te zijn om te praten over de waarde van een mens. Toch kiest ze ervoor om Jawad haar woorden voor te laten lezen. Jawad wordt hiermee gebruikt als vehikel, niet als iemand die voor zichzelf kan spreken.
Tinkebell doet meer van dit soort projecten. Haar project Save the World (2011 – 2014) bijvoorbeeld. Hiervoor reisde ze naar verschillende plekken in de wereld om daar mensen en dieren te “redden” volgens het witte westerse idee van hulpverlening. Het project gaat over bewuste non-communicatie en vooringenomenheid[2] tegenover de mensen die ze “helpt”. Haar idee is om de Nederlandse witte norm uit te vergroten. Alleen blijft de vervolgstap uit. Dit werpt de vraag op of de projecten van Tinkebell daadwerkelijk “wereldverbeterend” zijn?
Ruimte innemen, dialoog ontwijken
De gevolgen van dit videowerk zijn voorspelbaar. Voordat het project gelanceerd werd, heeft een van de medewerkers een persoonlijk statement met kritische vragen op social media geplaatst. Hij is vervolgens geblokkeerd door zijn werkgever en door de kunstenaar. Nadat het project online is gegaan, zijn er meer mensen geweest die dit kritische geluid hebben versterkt waaronder ikzelf. Eerst heb ik een uitgebreide reactie onder haar eigen Instagram post over het project gezet, deze werd meteen verwijderd. Daarna heb ik dezelfde reactie op mijn Instagram verhaal gezet, waarna ik ben geblokkeerd door de kunstenaar. Hierdoor is de mogelijkheid tot dialoog direct afgekapt.
Na aanhoudende kritische tegengeluiden op social media, heeft Baltan Laboratories uiteindelijk een statement naar buiten gebracht. Buiten het benoemen van hoe de situatie verlopen is, is er niets gezegd over hun inhoudelijke standpunten van het project. Dit was voor Baltan Laboratories de uitgelezen kans om te erkennen waar en hoe het is fout gegaan. Door geen standpunt in te nemen, bevestigen ze hun goedkeuring voor het project van Tinkebell. Het is niet de eerste keer dat kunstinstellingen de witte kunstenaar de hand boven het hoofd houden.
Tinkebell presenteert zichzelf als provocerende kunstenaar. Provocatie is met opzet een reactie uit lokken om mogelijk verandering teweeg te brengen. Alleen hoe kan er daadwerkelijk verandering teweeggebracht worden als er geen ruimte is of wordt gemaakt voor dialoog? In mijn ogen niet door de kunstenaar en niet door de kunstinstelling die het project faciliteert en financiert. Als er geen ruimte bestaat voor dialoog, houden kunstinstellingen onderdrukkende machtsstructuren in stand. De vrijbrief om ongehoorde stemmen te onderdrukken en uit te wissen in de naam van kunst wordt voor de zoveelste keer aan de witte westerse kunstenaar gegeven die hoger in de hiërarchie staat[3]. Zij zijn de norm in een institutioneel racistisch systeem, en hoeven dus geen verantwoordelijkheid op zich te nemen.
Het is een vorm van privilege om een project te kunnen doen zonder daarbij kritische vragen te stellen en zonder te beseffen hoe jouw kunst weerklinkt in de levens van anderen. De witte westerse kunstenaar eigent zichzelf een sensitief onderwerp toe onder het mom van kunst, door middel van ruimte in te nemen waar mensen van kleur beter in hun eigen woorden hun geleefde ervaring zouden kunnen vertellen. Tinkebell kan, wanneer het haar uitkomt, zichzelf op ieder moment terugtrekken uit de situatie.
Spelen met privilege
Er zijn soortgelijke projecten voorafgegaan aan dit project, denk bijvoorbeeld aan Enjoy Poverty (2008) van de witte Nederlandse Renzo Martens. Hij probeerde kritiek te geven op de journalistiek en de ontwikkelingshulp die Afrika net zoveel uitbuit als multinationals. Hiervoor reisde hij naar Congo en stelde zich op als een witte “onsympathieke man die niet communiceerde over zijn project omdat het hem dan een nóg grotere machtspositie gaf”[4]. Hij “leerde” hoopvolle arme Congolezen hun armoede te fotograferen en daarmee dus te kapitaliseren omdat dit volgens hem de meest lucratieve grondstof van hun land zou zijn. Echter faalde hij hierin omdat de foto’s kwalitatief niet goed genoeg waren, er geen internet was en er geen perskaarten geregeld konden worden. Daarnaast hield Martens met dit project het kapitalistische systeem in stand. In het interview Kunstenaar Renzo Martens wil dat Afrikanen zelf verdienen aan hun armoede in de Correspondent met Maite Vermeulen en Marian Cousijn blijkt dat Martens zich wel degelijk bewust is van zijn geprivilegieerde positie en probeert hier dan ook op in te spelen. De manier waarop dit bewustzijn wordt ingezet, zorgt alleen niet voor verandering.
Barca Nostra (2019) van de witte Zwitserse Christoph Büchel ligt ook in deze lijn. Hij presenteerde op de Biënnale van Venetië een gezonken boot waarop meer dan achthonderd mensen van kleur gestorven zijn. Büchel stond erop dat er geen begeleidende tekst bij de boot kwam te staan waardoor context volledig ontbrak. De boot veranderde in een westers fetisjobject waarbij selfies werden genomen door een deel van de bezoekers. In het naar buiten gebrachte persbericht van Büchel verwijst hij naar “de wederzijdse verantwoordelijkheid die het collectieve beleid en de politiek vertegenwoordigt die dergelijke wrakken veroorzaken.”[5] Door het benoemen van de collectieve verantwoordelijkheid, laat hij zien dat hij bewust is van de superieure positie die Europa inneemt.
In al deze projecten willen de kunstenaars misstanden adresseren in de maatschappij en spelen ze met hun eigen witte privilege. Ondanks dat de kunstenaars willen helpen door zogenaamde kritische analyses te maken, willen ze in eerste instantie een goed kunstwerk maken. Een witte westerse kunstenaar zal nooit dezelfde geleefde ervaring hebben als kwetsbare mensen van kleur. Zijn zij dan werkelijk de aangewezen personen om de pijn van mensen van kleur die Fort Europa binnen willen komen te begrijpen? Mogen zij die pijn vertalen naar hun eigen kunst om zo financieel gewin en zichtbaarheid te genereren?
Het witte-redderssyndroom in de kunst
De ellende van anderen zou niet gebruikt mogen worden als achtergronddecor om het witte ego te strelen. Dat is het white savior complex. De vraag is of witte westerse kunstenaars dit neokoloniale symptoom dan wel bewust mogen inzetten? Binnen de kunst- en cultuursector is dit een genormaliseerde standaard. Het is een symptoom van het systeem dat een sociale hiërarchie produceert en in stand houdt. Dit voorbeeld van Tinkebell legt het structurele probleem van ongelijkheid en macht bloot.
De intenties van Tinkebell, Martens en Büchel zouden goed kunnen zijn. Dit is alleen niet af te lezen aan de manier waarop er met het gevoelige onderwerp wordt omgegaan. Büchel heeft er voor gekozen geen interviews te doen en minimale context aan zijn project te geven waardoor verdere dialoog onmogelijk is. Martens daarentegen, praat in het IDFA 2008 Interview Renzo Martens, vooral over zichzelf en daarnaast ook wel over “die mensen”. Door deze tweedeling te maken in taal, blijft hij zichzelf zien als “normaal” en mensen van kleur als “anders”. Tijdens het interview Tinkebell doet verslag van de hel die Lesbos heet bij NPO1 gepresenteerd door Peter de Bie en Mieke van der Weij, doet Tinkebell aan het einde een oproep om haar ‘allemaal online te volgen voor de ontwikkeling van haar “projectje”’. De kunstenaar bewandelt de fijne lijn van zelfpromotie en aandacht vragen voor het onderwerp. Ongelijke sociale hiërarchieën worden mede in stand gehouden door taalgebruik. Hoe wordt er met en over kwetsbare gemeenschappen van kleur gesproken? Het bewust toepassen van taalgebruik is bijvoorbeeld een manier om het systeem te ontmantelen.
Dus uiteindelijk vraagt het ontmantelen van het witte-redders-syndroom om het afstappen van het idee dat een wit westers individu vluchtelingen van kleur kan redden. Dit geldt ook voor kunstenaars die hun onverdiende macht niet benoemen en zo met hun “kunst” het systeem in stand houden. Hoe wordt er kritiek geleverd door het herproduceren van de westerse superieure manier van hulp bieden? Vooral als de zogenaamde hulp vervolgens mislukt of uitblijft. Het daarna ontlopen van de verantwoordelijkheid wijst op het niet willen leren van begane misstappen. Het is niet genoeg om alleen maar een spiegel voor te houden als je met die spiegel de huidige machtsstructuren in stand houdt.
Geen vrijbrief
Als kunstenaars zich indekken met het idee dat kunst grenzeloos is, vermijden ze op een te makkelijke manier de verantwoordelijkheid over hun “ironisch bedoelde” projecten. Het reproduceren van ongelijke machtsstructuren zou niet meer geaccepteerd mogen worden door kunstkijkers, kunstenaars en kunstinstellingen. Wie sociaal-politiek geëngageerde kunst maakt, behoort de consequenties van de gegeven kritiek te dragen. Als kunstenaar sta je namelijk niet boven of naast de maatschappij. Vanzelfsprekend centreert wit zich in het narratief. In deze gedachtegang is kritiek er dan alleen maar om te geven, niet om te krijgen. Toch zijn het keer op keer de witte westerse kunstenaars die hiermee wegkomen. Dit is hoe het systeem van racisme werkt. De kunstinstellingen die dit blijven toelaten werken de ontwikkeling van een gelijkwaardige inclusieve kunstwereld tegen. Zij hebben de macht en de middelen om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Maar waarom gebeurt dit niet?
Het gaat hier niet om Tinkebell, Martens of Büchel maar om het structureel in stand houden van een sociaal ongelijk systeem. Ze blijven verdienen aan de voordelen van onverdiend privilege en macht terwijl ze tegelijkertijd worden geprezen omdat ze mensen van kleur zouden helpen. Kunstenaars met het witte-redderssyndroom zijn het gevolg van eeuwenlang imperialisme en kolonisatie. Ondanks dat zij zogenaamd bewust zijn van hun neokoloniale machtspositie, zou dat nooit een vrijbrief mogen zijn. Vooral als de interpretatie van het project ambigu is. Als er daadwerkelijk bewustzijn is van en over de problematiek rondom het witte-redderssyndroom, zouden dit soort projecten namelijk niet meer bestaan.
Tinkebell stelt dat dit stuk is gebaseerd op en bestaat uit feitelijke onjuistheden. Ze heeft een reactie op haar Instagram en Youtube geplaatst.
Baltan Laboratories heeft het artikel voorafgaand aan publicatie gelezen. Ze verwijzen naar het officiële statement op de website van Baltan. Daarnaast laten zij weten dat in plaats van een schriftelijke toestemming, besloten is akkoord te gaan met mondelinge toestemmening van een audiofragment van de vader van Jawad die zij voorafgaand aan de presentatie van het project hebben ontvangen. Ook vermelden zij dat de lezing en live Q&A met aanwezigheid van de kunstenaar op Zoom ruim van te voren is aangekondigd en dat de medewerker waarnaar verwezen wordt in dit artikel, daarvan op de hoogte was.
[1] Dean Bowen en Abraham Meeuwsen, Beste (angst)cultuur, (Rekto Verso, 11-09-2020)
[2] MyWorld, VAN PLAGGENHUT TOT IKEA-SHOWROOM (OneWorld, 03-09-2012)
[3] Meer voorbeelden zijn A New Settlement (2015) van Renzo Martens en het Institute for Human Activities in Galerie Fons Welters en Stop Filming Us (2020) van Joris Postema die hiermee de Dutch Movies Matter Award won.
[4] Maite Vermeulen en Marian Cousijn, Interview Kunstenaar Renzo Martens wil dat Afrikanen zelf verdienen aan hun armoede (Correspondent, 30-05-2015)
[5] Alexandra Stock, The privileged, violent stunt that is the Venice Biennale boat project (Madamasr, 29-05-2019)