‘Geen einddoel hebben geeft lucht aan het maken van kunst.’ – In gesprek met Semna van Ooy en Corrie de Boer
De kunstinstellingen in ons land zijn gesloten voor publiek. Mister Motley is vastberaden een aantal van deze noodgedwongen verborgen schatten zichtbaar te maken, en dus spreken we een aantal kunstenaars over hun aan het zicht onttrokken werk. Vandaag een interview van Sophie Smeets met Semna van Ooy en Corrie de Boer.
De toekomst laat zich moeilijk voorspellen, maar het is duidelijk dat we de komende jaren over een wereld van vóór en van ná corona zullen praten. Net zoals elke crisis is de huidige geen nieuw begin, maar misschien wel een soort nulpunt: Een vacuüm waarin al het vorige niet verdwijnt, maar waarbij er een nieuw punt op de tijdlijn ontstaat waartoe we ons in de toekomst zullen verhouden.
Maar hoe geef je zo’n punt vorm? In 1958 ontstond er onder een groep kunstenaars de behoefte om na de lange reeks ‘ismes’ die de moderne kunst kende, een nulpunt op de kaart van de kunstgeschiedenis te zetten. De internationale Zero-beweging, werd door een van de oprichters, Otto Piene, omschreven als “een zone van stilte en van pure mogelijkheden voor een nieuw begin.” Als tegenreactie op het dominante abstract-expressionisme van na de oorlog kenmerkte de Zero-beweging zich door witte, monochrome, minimalistische werken waarin de emotie van de kunstenaar geen rol speelde. Het Nederlandse antwoord op Zero werd in 1960 gevormd door Jan Schoonhoven, Armando, Jan Henderikse, herman de vries en Henk Peeters. De kunstwerken van de nul-beweging werden gekenmerkt door monochromie, herhaling en een verwerping van het authentieke kunstwerk.
Begin 2022 opent in Deventer het European Institute for Contemporary Art and Science, in het kort EICAS: een nieuw museum dat zich laat inspireren door de Zero-beweging. De introductie op hun website luidt: ‘‘In onze wereld, waar snelheid belangrijk is en die zich kenmerkt door complexiteit, is het zinvol om tijd te nemen en ons bezig te houden met de essentie. Zinvol en betekenisvol om het hier en nu beter te begrijpen en om meer gevoel van richting te krijgen in het verkennen van de toekomst.’’
Hoewel het museum nog in de steigers staat, is er wél al een vaste collectie en worden er al tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd, onder de noemer EICAS preview. De tweede expositie, Tegendraads, toont het werk van kunstenaar Semna van Ooy (59) en haar moeder Corrie de Boer (88), die in het begin van haar carrière nauw verbonden was met de Nul-beweging.
“Maak je er niet een al te veel moeder-dochter verhaal van?” vraagt Semna van Ooy mij aan het einde van het interview. Hoewel ze beiden al een heel leven kunst maken is het pas de tweede keer dat moeder en dochter samen exposeren en ook nu is ervoor gezorgd dat hun werk niet al te veel met elkaar wordt geassocieerd: ze hebben bij EICAS ieder hun eigen ruimte en alleen daar waar die ruimtes samen komen hangt hun werk naast elkaar. Die familierelatie, daar hoeft het niet over te gaan.
Van Semna van Ooy is er met name werk van het afgelopen jaar te zien, waarin ze voor het eerst in lange tijd weer kleur gebruikte. Met deze Color-Contstructions onderzoekt ze de werking van kleuren binnen de vlakverdeling van het vierkant. De basis van haar werk bestaat altijd uit versneden tekeningen en gesloopte meubels, die ze opnieuw arrangeert tot een ritmisch geheel. De werken zijn zelden een referentie naar de werkelijkheid, maar verhouden zich enkel tot elkaar, de ruimte waarin ze zich begeven en de plek die ze innemen. Opvallend is het werk You can lock me, but you can’t lock the clock, dat van Ooy maakte tijdens de kunstmanifestatie “Open de koepel” die in 2018 in de voormalige Koepelgevangenis van Haarlem werd georganiseerd. Het werk vormt een uitzondering en tegelijkertijd een sleutelvoorbeeld uit haar oeuvre. Ze tekende en verknipte de plattegronden van de gevangenis en assembleerde de stukken zodat er een uiteenspattende cirkel ontstond. Op de vraag of het werk een kritiek is op het panopticon, de architectonische vorm van de gevangenis waarbij alle cellen vanuit één punt te overzien zijn, antwoord ze ontkennend: ‘‘Hoewel het panopticon, dat een vreselijke machtsmachine symboliseert, maar tegelijkertijd architectonisch prachtig is, een startpunt vormde om te gaan maken, staat het uiteindelijke werk geheel op zichzelf.’’
Van Corrie de Boer is er een selectie werken van over de hele span van haar enorme oeuvre te zien. Indrukwekkend zijn de twee series van ‘Regels’: horizontale lijnen die als een onleesbare tekst met de hand op wit textiel zijn genaaid. De werken tonen een ontwikkeling in vorm: de licht-gebogen curve van ‘Last Horizon’, bijvoorbeeld, of de rode serie Regels die de vormverandering van horizontaal naar verticaal in 21 panelen vastlegt.
Vertel, Corrie, hoe kwam u terecht in de Zero-beweging?
Corrie de Boer: “In de jaren 50 studeerde ik aan de textielafdeling van de Kunstnijverheidsschool, wat later de Rietveldacademie werd. De algemene opvatting daar was: alles moet anders. We waren alleen maar bezig met ‘het waarom’ van kunst. Voor mij was het logisch me te verbinden met jongens die daar in die tijd ook al mee bezig waren, Jan Schoonhoven bijvoorbeeld, die een van de kunstenaars van de Zero-beweging was.
Bij Zero waren ze veel bezig met repeterende vormen en herhaling. De handeling met naald en draad in dat textiel was óók heel erg herhalend, bijna meditatief. Aan het begin waren die werken monumentaal, maar toen iemand me vroeg of het niet op het formaat van een postzegel kon, ben ik dat als een uitdaging gaan zien. Vanaf toen ben ik vooral ‘witjes’ gaan maken: kleine, minimalistische, witte textiele reliëfjes, die echt opvielen tussen de textiele werken die destijds vaak groot, donker en heftig van kleur waren.”
Maar toen heeft u aan het eind van de jaren 70 de naald en draad voor altijd neergelegd…
CdB: “Ik heb inderdaad een vrij extreem omslagpunt gekend. Ik had een jaar lang aan een serie textiele regels gewerkt, waarbij ik elke dag dezelfde handelingen uitvoerde. Aan het einde van elke dag sloot ik de handelingen af met een rood draadje, waardoor het werk zelf een registratie werd van de tijd die ik erin stak. Het was écht monnikenwerk. Na dat jaar zei ik: ik ga nooit meer met textiel werken.
Toen ben ik gaan tekenen. Met repeterende inktstrepen op stroken papier, waar ik mijn eerste cirkels van maakte. Later werd het tekenen steeds expressiever en gelaagder. Er ontstond een hele serie naar aanleiding van Roof van de dochters, van Rubens, waarbij ik op lange stroken transparant papier beweging probeerde vast te leggen. Toen ik een keer jazzmusicus David Murray over de vloer had zei hij hierover: ‘hey man, that’s music!’ En zo was het. Dat was voor mij het begin van een nieuwe ontdekkingstocht naar wat tekenen voor mij betekende. En daar ben ik in blijven hangen.”
Toch lijken die herhalende handelingen nog steeds onderdeel uit te maken van uw praktijk. Een groot deel van uw werk van na de textielperiode bestaat uit series van tientallen tekeningen met dezelfde vorm. Waarom blijft die repetitie zo’n belangrijk onderdeel van uw makerschap?
CdB: “Elke serie is een proces. Ik neem steeds opnieuw hetzelfde onderwerp, en gedurende de serie laat ik het ontwikkelen. Die ontwikkeling is waarin ik geïnteresseerd ben.
Ik heb bijvoorbeeld een hele tijd gewerkt aan een serie van cirkels en een serie van ovaal-vormen, de Lingams. Ik was al bezig met de cirkels toen ik op de Albert Cuypmarkt een Lingamsteen zag liggen bij een kraampje waar ze allemaal gekke steentjes verkochten. Ik vond die vorm zo bijzonder en ik zag meteen dat het mooi in contrast zou staan met de cirkelserie. Ik heb tientallen kleine lingams getekend, maar ook een reeks van Lingams die even groot zijn als mijzelf. Zo’n tekening maak ik in één dag af. Je hebt elke dag een ander ritme in je hand. En het moet in één handeling klaar zijn.”
Is er een eind aan zo’n proces? Bestaat er zoiets als ‘de perfecte Lingam’?
CdB: “Nee. Het proces zelf is het onderwerp. Ik ben geïnspireerd door een tekst van John Cage: “We are getting nowhere, and that is a pleasure.”, wat tevens de titel is van een publicatie over mijn werk die ik onlangs heb uitgegeven. Deze zin is een soort levensmotto geworden, omdat het zo relativerend is. Geen einddoel hebben geeft lucht aan het maken van kunst.”
Semna, ook in jouw werk zit een repetitie van vormen en patronen. Is herhaling bij jou ook een uitkomst van het maakproces?
SvO: “Hoewel in mijn kunst, net als bij Corrie, het maakproces zelf het onderwerp kan zijn, is dat repetitieve bij mij vooral een expressie van beweging. Ik word geïnspireerd door filmsequenties, omdat die een beweging in een afgebakend kader vastleggen.
Een voorbeeld daarvan is de film Beanpole (Kantemir Balagov, 2019), een verhaal dat zich afspeelt in St. Petersburg vlak na de tweede wereldoorlog, waarbij je een tram ziet rijden. Het raam van de tram wordt een kader dat zich door de stad beweegt. Zo’n fragment probeer ik vast te leggen, waardoor je vanzelf een herhaling krijgt. Als je naar het werk van William Kentridge kijkt, zie je dat hij het eigenlijk omdraait. Hij maakt met zijn tekeningen een filmsequentie waarbij de beweging niet alleen in de tijd afspeelt, maar ook zichtbaar achterblijft in het restant van de tekeningen. Dat vind ik prachtig.”
Jullie werk wordt samen tentoongesteld, maar eigenlijk hangt het toch apart van elkaar. Hoe verhoudt jullie werk zich tot elkaar?
SvO: “Eigenlijk hebben we altijd gedacht dat ons werk niets met elkaar te maken had, in de zin dat het helemaal niet op elkaar lijkt. Dit is onze tweede tentoonstelling samen en nu zie ik voor het eerst dat er wel degelijk overeenkomsten in ons werk zitten. We maken beiden abstract werk dat in de eerste plaats naar zichzelf verwijst. We proberen allebei de werkelijkheid op geen enkele manier na te bootsen.”
Veel hedendaagse kunstenaars maken werk dat geëngageerd is of toch nauw in verband staat met bepaalde maatschappelijke thema’s. Is het maken van abstracte kunst die in de eerste plaats naar zichzelf verwijst ook een kritisch statement tegenover die tendens in de kunstwereld?
CdB: “Nee, het is geen statement, maar echt een behoefte om op deze manier kunst te maken. Sinds de uitvinding van fotografie is het weergeven van de werkelijkheid volgens mij minder relevant.”
SvO: “Ik zie abstractie ook wel als een pure vorm van kunst, juist omdat het niet over iets anders hoeft te gaan. Ik ben wel vaak geïnspireerd door kunstwerken uit het heden en verleden, waaronder ook figuratieve kunst. Ik heb bijvoorbeeld een tijd gewerkt aan een serie naar aanleiding van de stierenvechters etsen van Goya. Ook daarbij ging het mij niet om de gevechten of het drama, maar om hoe Goya die beweging en compositie in kaart heeft gebracht. Toch snap ik ook dat veel kunstenaars de abstracte taal niet meer toereikend vinden, zeker wanneer je iets wil zeggen over de samenleving. Misschien wordt kunst om de kunst tegenwoordig afgedaan als puur esthetisch of als makkelijk, omdat het alleen in relatie staat tot zichzelf. Maar ik vind juist de intrinsieke waarde van een kunstwerk spannend. Hoe verhoudt het autonome beeld zich tot de plek waar het zich bevindt en wat voegt het toe aan een architectonische ruimte?”
CdB: “Abstractie is volgens mij juist níét makkelijk. Kunst gaat altijd om de belevenis. Waar figuratie al associaties oproept omdat je dingen kunt herkennen, moet abstracte kunst het alleen met zichzelf doen. Juist dat vind ik mooi.”
Worden jullie eigenlijk wel eens door elkaar geïnspireerd?
CdB: “Nee. Ik ga altijd mijn eigen weg, en ik geloof dat ik Semna ook altijd alleen heb gelaten wat dat betreft. Ik heb altijd gevonden dat zij op haar eigen ontdekkingstocht moest gaan en ik wilde koste was het kost geen juf zijn die alles beter weet.”
Semna: “Ik ben natuurlijk met Corries kunst opgegroeid, dus ik denk dat ik, hoe je het ook wendt of keert, toch beïnvloed ben door haar werk. Ik werd ook al jong bij haar werk betrokken. Dan nam ze mij mee naar het atelier en moest ik zeggen wat ik van een nieuw werk vond. Ze nam er dan geen genoegen mee als ik gewoon zei dat ik het mooi vond. Nog steeds praten we veel over kunst hoor, en we zien samen veel tentoonstellingen.”
CdB: “Klopt, het is een onderdeel van je leven en daar moet je over communiceren, net als over alle andere dingen die je overkomen.”
Is jullie kunst een verlengde van jullie persoonlijkheid?
SvO: “Ik heb daar nooit op die manier over nagedacht, geloof ik.”
CdB: “Ja, het is altijd het enige houvast in mijn leven geweest. Ik kan geen uitspraak doen over hoe Semna dat ervaart, maar ook bij haar kan ik me geen ander leven voorstellen.”
De tentoonstelling Tegendraads bij EICAS preview is verlengd tot en met zondag 25 april.
De publicatie ‘Getting Nowhere and that’s a Pleasure’ van Corrie de Boer is te verkrijgen bij EICAS.