Fons Welters over nieuw talent
Gisteren won galerie Fons Welters de FEAGA lifetime achievement award op Art Basel. Fons Welters heeft de afgelopen jaren vele nederlandse en internationale kunstenaars groot gemaakt: de prjis is welverdient en hem ontzettend gegund. Iedere dag zoekt hij naar naar nieuw talent, schurende kunst en kunstenaars die tegen de stroom inzwemmen. We vroegen galeriehouder Fons Welters, die de eindexamenexposities al jarenlang op de voet volgt en expert is op het gebied van jonge hedendaagse kunst, hoe hij binnen het grote aanbod het kaf van het koren scheidt. Waar let hij op? En wat kun je van de tijd na de academie verwachten?
LS: Hoe selecteer jij nieuw talent?
FW: De mensen waar ik op let, zijn zij die hun eigen weg gaan. Die iets doen wat volkomen nieuw is, echt iets neerzetten en zich daarbij niets aantrekken van wat er al is. Er zijn maar weinig mensen die dat durven. Mensen die een tijdsbeeld aanvoelen en dat poneren, waarna als vanzelf andere kunstenaars zich daardoor laten inspireren. Op het moment dat van een bepaalde stroom alles al gezegd en gedaan is, is het wachten op degene die daartegenin gaat en weer iets nieuws doet.
LS: Het gaat jou om de pioniers dus. Waar let je verder op bij het selectieproces?
FW: Het moet me fascineren. Vaak wordt dat in eerste instantie bepaald door hoe een kunstwerk zich toont, als vorm, maar het kan ook om een idee gaan. Er moet iets zijn wat me bezig blijft houden, dat vind ik heel belangrijk. Als een kunstenaar dat heeft, durf ik ermee in zee te gaan. Ik snap dan zelf vaak niet echt waarom ik ze kies; ik ga het pas snappen als ik een tentoonstelling met ze maak. Als je als kunstenaar buiten de gebaande paden wilt gaan, moet je de durf hebben om die zekerheid los te laten, denk ik. Om je ergens in te gooien en te kijken waar je uitkomt. Dat hoeft niet altijd een goed resultaat te zijn, maar voor (jonge) kunstenaars is zo’n proces ook heel leerzaam. Hedwig Houben bijvoorbeeld, een kunstenaar die onlangs bij de galerie is gekomen, is zo iemand die iets nieuws doet; iets dat fascineert maar wat je niet direct onder woorden kunt brengen.
LS: Kun je omschrijven waar jouw fascinatie mee te maken heeft?
FW: Terwijl ik in eerste instantie heel erg van beeld houd, zijn de kunstenaars die de laatste tijd bij de galerie zijn gekomen meer conceptueel – zoals dus Hedwig Houben en Saskia Noor van Imhoff. Ik word gefascineerd door iemand die eigenlijk een eigen wereld creëert binnen zijn of haar werk.
LS: Eigenlijk kies je dus heel intuïtief. Of laat je je ook leiden door tips en aanwijzingen van anderen?
FW: Ik krijg wel eens een tip van iemand, maar meestal moet het toch bij mij persoonlijk binnenkomen. Als ik er een dag of een paar dagen later nog steeds aan denk, dan weet ik dat het goed zit. Het duurt wel even voordat je op je intuïtie gaat vertrouwen. Ik ben vrij laat begonnen, toen ik rond de veertig was, maar zit inmiddels een jaar of 25 in het vak. Op die leeftijd kun je niet meer terugvallen op anderen, je moet het zelf doen. Misschien dat dan die intuïtie naar boven komt. Die heeft er natuurlijk altijd gezeten, maar dat heb je nooit geweten.
LS: Het is best een gok om voor nieuwe kunstenaars te kiezen die volledig iets nieuws doen, omdat het nog maar de vraag is of dat ook verkoopt. Speelt verkoopbaarheid voor jou een rol?
FW: Echt goede dingen verkoop je altijd, ook al kosten ze je soms ook veel tijd en geld. Ik heb kunstenaars gehad waarbij het vijf tot acht jaar heeft geduurd voordat het begon te lopen, die tijd heeft het werk dan nodig om aan te komen. Dat zijn eigenlijk juist de mensen waar ik voor ga. Aernout Mik bijvoorbeeld is hier ooit begonnen. Ik heb hier een tentoonstelling van hem gehad, ‘The Philosophy of Furniture’, met twee labradors die ik elke ochtend uit het asiel in Noordwest-Friesland moest ophalen en ’s avonds weer terugbracht. Ik heb er zelfs een auto voor moeten kopen. Maar na afloop werd heel die installatie, op misschien een paar kleine dingen na die naderhand ooit misschien nog wel eens verkocht werden, in de container gegooid. Dat was heel frustrerend bij hem: de kunstenaar en de galerie investeerden heel veel, maar er gebeurde heel weinig. Toch vond ik dat achteraf misschien wel één van de beste tentoonstelling die hij in de galerie maakte.
Job Koelewijn heeft voor een tentoonstelling ooit de hele achterwand van de galerie eruit gehaald. Hij had het heel keurig afgestukt, zodat mensen die binnenkwamen dachten dat ze naar een schilderij of een foto stonden te kijken. Totdat ze langer stilstonden en iets hoorden ritselen of een vogel zagen wegvliegen. Voor de ontwikkeling van de kunstenaar is het prachtig dat zoiets kan, dat een galerie dat toestaat. Toen Job me zijn plan vertelde had ik natuurlijk slapeloze nachten, maar ik wist diep van binnen dat het goed was, dat het voor de ontwikkeling van de kunstenaar belangrijk was. Later ontstond hieruit zijn mobiele bioscoop, waarin hij letterlijk zicht bood op de werkelijkheid.
LS: Je probeert kunstenaars vanaf het begin van hun loopbaan bij de galerie te hebben. Komt het wel eens voor dat je eindexamenstudenten benaderd een tentoonstelling bij je te maken?
Ik moet zeggen dat er de laatste jaren weinig is dat je meteen in de galerie zou kunnen laten zien. Dat heeft toch een paar jaar nodig. Mensen moeten soms eerst even geprikkeld worden en hun eigen grenzen opzoeken. Je moet er echt iets voor over hebben. Dat kan betekenen dat iemand tien baantjes heeft en daarnaast z’n kunst blijft doen. Maar als iemand echt iets te vertellen heeft, dan komt dat toch wel naar voren. En dan zijn er vroeg of laat ook mensen die daarachter gaan staan en het op het podium brengen.
LS: Denk je dat het eindexamenwerk door de jaren heen veranderd?
FW: Ik heb de indruk dat er de laatste jaren braver, veiliger werk gemaakt wordt. ‘Veilig werk’ is iets dat je al vaker gezien hebt. Misschien heeft dat te maken met de economische crisis. Je moet eigenlijk één student op een academie hebben die de hele lichting mee kan trekken. Dat ze zien dat één iemand zijn kont tegen de krib durft te gooien. Die zie je af en toe op academies.
LS: Eigenlijk zou je advies voor de eindexamenstudenten dus vooral zijn: gooi je kont tegen de krib, doe wat anders?
FW: Ja, het is heel aanstekelijk als iemand iets doet dat grensverleggend is. Daar moet je je door laten inspireren, maar het niet gaan imiteren. Ik vind vooral dat je bij jezelf moet blijven. Die balans is belangrijk: dat je de dingen uit jezelf haalt, maar dat je ook ziet wat er om je heen gebeurt. Bijna iedere week kom ik mensen tegen die iets presenteren waarvan ze denken dat het volkomen nieuw is, maar dat heb ik dan twintig jaar geleden al gezien. Dan denk ik: waarom weet zo iemand niet dat dat al gedaan is? Mensen moeten ook eigenlijk meer in de boeken duiken en kijken naar wat er al geweest is.
LS: Het is dus belangrijk dat studenten ook iets weten van de kunstgeschiedenis?
FW: Ja, absoluut. Het is niet van de één op de andere dag begonnen. En nog een advies zou zijn: ga dingen zien, kijk wat er gebeurt. Heel veel zien is ontzettend belangrijk: goed of slecht, dat maakt niet uit. Van slechte dingen leer je vaak nog meer dan van goede dingen; je leert hoe je het niet moet doen. En kunst is ook ontzettend spannend als je het zelf gaat ontdekken. Ik zag in de begintijd van mijn loopbaan als galeriehouder wel tientallen tentoonstellingen per week. Alles en overal ging ik kijken. Ik kwam bij ateliers, bij kunstenaars, dat ik op de terugweg bijna ziek in de trein zat van opwinding. Dat gevoel is fantastisch. Ik heb dat meerdere keren gehad. Maar eigenlijk doe ik het daarvoor nog steeds, om dat gevoel terug te krijgen. Dat is het mooiste dat je kunt hebben.
LS: Ben je op zoek naar nieuwe kunstenaars?
FW: Altijd.
Bezoek de website van Fons Welters
Dit interview werd al eerder op de website vn Motley gepubliceerd.