Femmy Otten – Days Undressed
In beeldende kunst hebben we altijd te maken met het begrip stilte. Behalve in kinetische kunst en video’s met geluid, speelt stilte een bepaalde rol. Hoewel ieder stilte op een andere manier kan ervaren is het een evident gegeven bij exposeren van schilderijen en stilstaande sculpturen. Stilte kan een moment zijn waarop de kijker optimaal wordt doordrongen van de betekenis van een kunstwerk. Het kan een empathisch gevoel teweeg brengen ten opzichte van het kunstwerk, terwijl we weten dat dat kunstwerk vanuit een eigen stilte niet zal reageren.
Soms is het mogelijk iets te vinden in de taal van een dichter dat dichtbij het gevoel en het idee komt dat zich zo lastig laat vatten in woorden. En als het over de stilte gaat is wat de Zweedse dichter Carl-Erik af Geijerstein in de vertaling van J. Bernlef schreef wel relevant:
Er komt een moment waarop je merkt
dat de stilte helemaal niet opgezocht hoeft te worden,
dat ze er allang was
vlakbij,
ja, dat wij haar met ons meedroegen
in het zachtmoedig bezig zijn van ons lichaam,
in zijn geduldige reis door de tijd.
De stilte hoeft nooit zelf te reizen,
zij valt altijd samen met haar doel
en haar wachttijden kan niemand meten.
Days Undressed is de titel van de solotentoonstelling van Femmy Otten bij Galerie Fons Welters. Zij toont beelden, ingelijste schilderijen en wandschilderingen. De eerste verrassing die opvalt als je de galerie betreedt, is de verhoogde houten vloer in de grote achterruimte. Een galerie die de plannen van zijn kunstenaar op deze wijze support verdient een groot compliment. De noodzaak voor die verhoging ligt in het gegeven dat er een klein bassin moest worden verdiept in de vloer. In het bassin liggen enkele vormen geordend op de bodem. Die voorwerpen liggen niet willekeurig, zoals je dat zou verwachten als er kinderen spontaan in het bassin zouden spelen, hetgeen enigszins gesuggereerd wordt door de foto die de galerie verspreidde van drie spelende kinderen. De relatie met de foto van die naakte kinderen werkt in eerste instantie verwarrend, want wat kunnen we verwachten? Zijn de voorwerpen in het water speelobjecten van kinderen? Dat lijkt me niet, te geordend en te heftig van betekenis, zoals bij de dubbele penis, dubbele paardenhoofden en een vagina.
De hand van de volwassene is in alles zichtbaar, zowel in de vormgeven als in de ordening. Erg veel mensen zien we niet in deze serie geëxposeerde werken van Femmy Otten. Constanten in onderwerpen zijn meer ogen, neuzen, soms een vagina, hoofden, een enkel dier en de zee is sterk aanwezig. Soms zijn er minuscule ‘ingrepen’ in het materiaal, maar Otten kan met erg veel verschillende materialen bijzonder goed uit de voeten.
Hoewel die ruimtelijke ingreep met die verhoogde houten vloer noodzakelijk en begrijpelijk is, heeft ze misschien wel meer invloed op de totale presentatie, van vaak van maat heel bescheiden werken, dan alleen als praktische mogelijkheid te dienen voor het bassin. De expositie lijkt een totaal-installatie, wat niet wegneemt dat elk werk op perfecte wijze is geëxposeerd. Er gloort in vrijwel alle werken een sensitieve subtiliteit. De maten van de kunstwerken doen voor de betekenis en de uitstraling nauwelijks ter zake, want hoe klein ze soms ook zijn, ze zuigen je krachtig het beeld binnen en dan ontdek je een subtiliteit van een getekend of geschilderd oog, een mond, een kleurvlek en de zee en dat alles kent zijn weerga nauwelijks in de subtiele uitvoering van vorm, kleur, textuur en keuze van materiaal.
Femmy Otten heeft niet de neiging om heel revolutionair te reflecteren op de huidige beeldende kunst, om met veel visueel kabaal een eigen plek te veroveren, integendeel. Hoewel de vergelijking met de taal in minimale poëzie natuurlijk deels mank gaat, is het zeker zo dat ze in een vergelijking met kleine beeldelementen een grootse impact laat zien. Het is de elegie ten opzichte van een haiku. Het is fluistering die rumoer negeert. Die ovale vorm van oog mond en soms vagina duikt vaak op, maar altijd ten dienste van wat Otten wil uitdrukken. De materialen die ze kiest zijn traditioneel. Nooit ‘overschreeuwt’ zij zich visueel, je moet zelfs hier en daar moeite doen om de crux van een werk te zien, maar dan kan een werk ontroeren.
Ongemak van de Redelijkheid bijvoorbeeld is een kleine, bijna ovale vorm van hout waar een holte in is gehakt en die geel gekleurd is vanbinnen. Aan de zijkanten van het gele gat zijn een linker en een rechter oor gebeiteld. Het is geen hoofd, het is geen fictieve geest, het is een zo autonoom werk dat ik er voortdurend naar terugkeer, omdat ik denk dat me iets ontglipt aan betekenis, en het ontglipt me telkens weer, maar het houdt me bezig. Zoals dat ook gebeurt met die merkwaardige houten ‘Babylonische’ toren. Het geheel is uit een flink blok hout gehakt, een kraan bovenop, die iets lijkt te laten wegdruppelen, een conische vorm met vele neuzen en enkele oren. Alles stroomt, maar is gestold in hout en de illusie is vormgegeven.
Bij rondgang stelde ik me de vraag waarom het werk me raakte. Wat zocht ik bewust of onbewust om bevestigd te worden in mijn directe reactie van dit is allemaal subtiel en prachtig. Oorspronkelijk ook, en magisch. Er is altijd wel een verlangen naar een magisch ogenblik waarin ik me boven de tijd verheven voel, pathetisch gezegd. Er is wel geschreven dat transcendente-achtige ervaringen niet meer in de religie, maar op esthetisch terrein worden gezocht en gevonden. En zelfs dat als men zich iemand voelt die een transcendente wereld in zich verzamelt, als een schok op de gedachte komt dat de dood hem elk moment kan overvallen en dat dan ook de mogelijke ‘eeuwigheidswaarde’ van zijn geestelijke schat teloor zou gaan. Of zoals Marcel Proust in Op zoek naar de verloren tijd schreef: ‘Dat ik het gevoel had een werk in me te dragen maakte een ongeluk waarbij ik de dood zou kunnen vinden vreeswekkender voor mij, sterker nog (in de mate waarin dit werk mij noodzakelijk leek) volslagen absurd.’
Hoewel de schilderijen de bijna oneindige ruimte van de zee suggereren, zijn ze toch gevat in een beperkte maat van het doek en die doeken zijn weer ‘gevangen’ in een lijst. Er lijkt een ‘strijd’ gaande tussen ruimte en stilte, maar Femmy Otten weet deze beide begrippen op integere en delicate wijze te ‘vangen’ in het beeld.
Carl-Erik af Geijerstam schreef:
Geduldig te zijn als de steen,
in zijn afwachting van het mos,
diens traag tastende wortels
die in alle rust
hun houvast zoeken –
te weten dat iets je zoekt
en op je wacht
daarbinnen in de stilte,
dat je tenslotte wellicht
voor een soort ontmoeting zult staan,
voor een tastend begin.
Kijkend naar al die mooie werken van Femmy Otten spreekt het voor zich dat ik in stilte de tentoonstelling verlaat en alles nog lang in gedachten zal meedragen…