Espen Sommer Eide — The Waves
Aan de kassa vraag ik hen wat ze ervan vinden om de hele dag middenin The Waves te moeten werken, de geluidsinstallatie van Espen Sommer Eide die hij componeerde, opnam en installeerde in het oude herenhuis waarin Marres gevestigd is. Ze vinden het wel mooi, zeggen ze, maar soms worden ze er een beetje moe van. Kijk, oordoppen, lacht een suppoost wijzend naar haar oren.
Het geluid overweldigt me nog voor ik de deur van Marres open. Het hele gebouw zindert, trilt en beweegt. Een ritme kan ik niet ontwaren, ik hoor een gestapeld, transparant klankweefsel dat naar alle kanten lijkt uit te dijen. Ik moet denken aan de laatste keer dat ik hier was, enkele maanden geleden, op de verjaardag van het Maastrichtse kunstenhuis. Toen waren er zoveel mensen dat je je bijna niet door de gangen kon manoeuvreren; de tuin stond vol en uit alle uitgangen tuimelden mensen met wijnglazen in de hand. Nu is het de muziek die uit het gebouw wasemt, terwijl er binnen, op een doodnormale dinsdagmorgen, op de medewerkers na niemand is.
Een ‘ruimtelijk muziekalbum’, noemt de Noorse componist Espen Sommer Eide zijn project The Waves. Samen met zangeres Mari Kvien Brunvoll en trombonist Martin Taxt maakte hij een jaar lang nachtelijke geluidsopnames in Marres. Het gebouw zelf was daarbij de inspiratiebron: de geschiedenis, de geluiden en stemmen die ’s nachts te horen zijn, en de specifieke resonanties en echo’s eigen aan de verschillende kamers. Fotograaf Jochem Vanden Ecker documenteerde het proces. Op de beelden zijn gruizige, onherkenbare figuren te zien die in het zwakke licht van een enkele lamp synthesizers besturen, in het midden van de ruimte vocals opnemen of aan een bureau de lap steel bespelen, een snaarinstrument. De makers lijken meer geesten dan mensen, betrapt in hun nachtelijke, liminale activiteit. Die indruk kreeg ik ook bij de geluidsinstallatie: alsof het geluid een weerslag was van iets wat normaal niet hoorbaar is, de ademteugen en bewegingen en herinneringen en geesten van het gebouw. Alsof het gebouw een stem heeft gekregen. Meerdere stemmen, misschien.
De makers lijken meer geesten dan mensen, betrapt in hun nachtelijke, liminale activiteit.
Ik begin op de begane grond. Uit een hoge geluidszuil dendert een luide drone op me af, met langzaam verschuivende microtonale dissonanten. Niet lang daarna valt het stil. Ik wandel over de gang, maar in de andere kamers is het ook stil. Dan word ik gelokt door muziek van bovenaan de trap, afkomstig van de eerste verdieping, vanwaar stemmen en een loom, jazzy geluid op me afkomen. Gauw begrijp ik dat de timing van de muziek een patroon door het gebouw trekt. Er is geen vastgelegde volgorde, geen spanningsboog met een begin en een eind, maar wel een suggestie voor een route. Wanneer het stilvalt in een kamer, word ik met spannende klanken gelokt door een andere plek, en zo slinger ik door het pand, op een dramaturgie die me door alle hoeken van de ruimte trekt. Jammer dat ik de enige bezoeker ben, ik ben benieuwd wat het effect op anderen zou zijn, of we gezamenlijk als een zwerm door het gebouw zouden dansen.
‘Amorphous formlessness manifests itself / in a random wandering / Dancing gnats’, zingt Mari Kvien Brunvoll in de Slaapkamer. De tekst is een bewerking van een passage uit een academisch boek van Ann Banfield, The Phantom Table: Woolf, Fry, Russell and the Epistemology of Modernism, ontdek ik als ik de zin later opzoek op internet. Banfield onderzoekt daarin de invloed van denkers uit de Bloomsbury groep (met name Bertrand Russell en Roger Fry) op de ideeënwereld van de Britse modernistische schrijver Virginia Woolf. In de geciteerde en bewerkte passage beschrijft Banfield hoe bij Woolf en haar filosofen-vrienden de verschijnselen altijd een bepaalde vormeloosheid hebben, vluchtig en niet-tastbaar zoals een geest, zoals een zwerm dansende muggen. Woolf beschrijft hoe de lichtinval in een kamer de kleur van de muur voortdurend transformeert, over een trillende bloem en haar spookachtige reflectie in het raam. Zo zwermt de muziek ook door Marres.
De kamers, met het klassieke parket, de elegante schouwen, de trappetjes en overlopen, zijn vrijwel leeg. Hier en daar staat een bankje. De luidsprekers zijn van transparant materiaal gemaakt, wat het effect van leegte alleen maar versterkt. Normaal gesproken verwacht je van een presentatie-instelling een zekere afwezigheid, om de kunst zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen; je wilt niet worden afgeleid door te nadrukkelijk interieur of felle kleuren. Een white cube is zo abstract geworden dat je hem vergeet. Sommer Eide gebruikt de leegte voor het tegenovergestelde. Luisterend naar de soundscapes, die door de resonanties van alle kanten op me af lijken te komen en over elkaar heen vallen, vult de ruimte mijn hele bewustzijn. Niet als één instrument of personage, maar op een meerstemmige, vluchtige manier. Net zoals de stemmen in de roman The Waves (1931) van Woolf, waarnaar Sommer Eide zijn project vernoemde, waarin verschillende vertellers elkaar zonder aankondiging afwisselen. De verschillende perspectieven groeien aaneen tot een collectief bewustzijn.
Een white cube is zo abstract geworden dat je hem vergeet. Sommer Eide gebruikt de leegte voor het tegenovergestelde.
Op zolder is het donker. Er is een cirkelvormige verhoging geplaatst, en in het midden daarvan draait een klein spotlicht om zijn eigen as. Her en der staan eenvoudige luidsprekertjes waaraan een lichtsensor is bevestigd. Zodra het licht op de sensor valt gaat de luidspreker aan en speelt, gedurende het vluchtige moment waarin ze door het licht wordt aangeraakt, een sample af; elke luidspreker heeft een eigen geluid. ‘The sonants’ noemt Sommer Eide dit zelfgemaakte instrument, dat licht en geluid speels aan elkaar verbindt. De muziek heeft hier iets van een stem uit een verleden. Meerdere stemmen, natuurlijk – The Sonants is een krachtige muzikale verbeelding van Woolfs The Waves. Krakerige geluiden als van een oude grammofoonplaat. De zang lijkt rechtstreeks uit de jaren dertig van de vorige eeuw te komen, uit Woolfs tijd. Het roterende licht, dat rijmt met de associatie van de grammofoonplaat, verbeeldt het steeds verglijdende, altijd veranderende licht op de muur.
Ik loop terug naar de eerste verdieping. Omdat er geen deuren zijn, hoor je soms verschillende geluidssporen door elkaar heen. Het nodigt me uit steeds ergens anders te gaan staan om te onderzoeken hoe de muziek in de ruimte werkt. Beneden is de muziek massief en donker van kleur, hierboven hangt een andere sfeer, als van een zomerdag. Een flard tangomuziek klinkt en verdwijnt weer. Ik hoor een trombone met een trage, sensuele swing. Een stem die teksten reciteert in een gelijkwaardige dialoog met de trombone. Op de overloop in de verte flikkert het licht van The Sonants als een vuurtoren of als een spook.
Een flard tangomuziek klinkt en verdwijnt weer.
Het is niet alleen vanwege de mix van de verschillende geluidssporen, ook door de opstelling van de luidsprekers klinkt het geluid op elke plek waar ik sta anders. Er is geen centrum, geen performer om naar te kijken. De muren kaatsen de geluidsgolven naar me terug, waardoor het lijkt alsof zíj het geluid voortbrengen. De resonanties en echo’s zijn voor elke ruimte anders, en die leer ik nu voor het eerst kennen. Na ruim een uur door het gebouw te hebben gedwaald heb ik het gevoel dat ik een bijzondere intimiteit met dit pand heb opgebouwd. Misschien lukt het me om die opmerkzaamheid mee te nemen naar buiten, de wereld in, met al haar stemmen en perspectieven.
Espen Sommer Eide – The Waves
16 nov 2019 – 2 feb 2020
Marres, Huis voor Hedendaagse Cultuur, Maastricht