Eindexamens 2019: Culturele uitwisseling in plaats van toe-eigening
Tijdens de afgelopen weken heb ik namens mister Motley alle eindexamententoonstellingen in Nederland gezien om er vervolgens een aantal artikelen over te schrijven.
Tijdens de afgelopen weken heb ik namens mister Motley alle eindexamententoonstellingen in Nederland gezien om er vervolgens een aantal artikelen over te schrijven. Dit jaar zijn dat echter geen lijstjes per bezochte academie met daarin de meest in het oog springende werken, maar artikelen waarin de actuele thema’s, tendensen en uitsneden van de wereld onder pas-afgestudeerde kunstenaars beschreven worden. Stukken waarin werken van de Rietveld, Minerva, HKU, ArtEZ, en vele andere academies met elkaar in verband worden gebracht om op die manier een glimp te begrijpen van de tijd waarin we leven en de kunst die daaruit voortkomt. Vandaag schrijf ik over een heet hangijzer in de kunst waar de jonge kunstenaar van nu zich goed toe weet te verhouden: culturele uitwisseling versus culturele appropriatie. Met kunstwerken van: Wessel Rossen, Joep Caenen, Annemarie Caenen, Kevin Timmerman, Dees Hubbard, Tamsin Noronha, Tom van Veen, Tamsin Noronha, Farida Sedoc en Nora Welgraven.
Sinds een aantal jaar is eindelijk het gesprek geopend over culturele toe-eigening, ofwel cultural appropriation in Nederland. Met haar boek Hallo witte mensen (2017) was Anousha Nzume een van de eersten die in Nederland haarfijn beschreef wat er is mis met culturele toe-eigening. Door het wit-maken van tradities uit andere culturen krijgen ze status en dit is een onderdeel van institutioneel racisme: ‘Ik vraag jullie alleen om na te denken, om te begrijpen dat zomaar gebruikmaken van onderdelen van andermans cultuur alleen ‘onschuldig’ zou zijn in een wereld zonder machtsverhoudingen, zonder systematisch racisme, zonder wit privilege. Dan heet het culturele uitwisseling.’ Nzume legt in haar boek uit dat regels voor overname van culturele kenmerken niet voor iedere cultuur gelijk zijn, omdat de maatstaaf waaraan ze gemeten worden niet gelijk is.
In de kunst is deze kwestie van groot belang. Kijkend naar de kunst(geschiedenis) gebeurt culturele toe-eigening aan de lopende band. Van Karel Appel die inspiratie haalde uit ‘primitieve culturen’, Gauguin die naar Tahiti trok om vrouwen te portretteren tot Ai Weiwei die – geïnspireerd op het aangespoelde jongentje een paar weken eerder – naakt op een strand ging liggen om zo aandacht te generen voor de vluchtelingencrisis. De discussie leeft in de kunst en er is steeds meer kritiek op witte geprivilegieerde kunstenaars die de wijde wereld in trekken om zwarte mensen te portretteren of aspecten van niet-westerse culturen over te nemen en toe te eigenen.
Kan een witte kunstenaar dan nooit werk maken over andere culturen, omdat er machtsverhoudingen bestaan? Uiteraard niet, uitwisseling is echter pas mogelijk als de machtsverhouding wordt rechtgetrokken. Of zoals Nzume het uitlegt: ‘Genieten van culturen zonder op te komen voor de mensen die bij die culturen horen, die worden gemarginaliseerd door een machtsstructuur waar jij van geniet, is niet gezellig.’
Dat de jonge kunstenaar van nu zich veel bewuster lijkt van deze discussie, wordt duidelijk tijdens de eindexamenexposities. Rondlopend door de gangen is zichtbaar dat de veelal witte jonge kunstenaars de multiculturele samenleving waar ze in zijn grootgebracht als vanzelfsprekendheid ervaren.* Daarnaast betrekken veel westerse makers hun eigen positie zodra ze gebruik maken van niet-westerse culturele beeldelementen, om op die manier juist de scheve machtsverhouding aan het publiek te laten zien. En tot slot lijken ze zich bewust te zijn van de neokoloniale grond waarop ze zijn grootgebracht. Zo toont Tom van Veen van de AKI in Enschede portretten van een rouwende vriendengroep, zijn vriendengroep. De jongens met verschillende culturele achtergronden kijken naar beneden, wenden hun gezicht af of staan ingetogen afgebeeld. In het midden van de installatie staat een sculptuur die op een graf lijkt. Van Veen is een halfjaar naar Griekenland gegaan en heeft daar geleerd om met marmer te werken. In het midden van dit graf ligt als een waar monument een marmeren logo van het biertje Bavaria 8.6 Black. Bier dat door zijn vrienden graag wordt gedronken, maar waar ze ook op worden aangesproken. Door vaak witte, Nederlandse mensen die verbaasd zijn dat jongens met een gedeeltelijk Turkse of Marokkaanse achtergrond bier drinken; ze zijn toch islamitisch? Van Veen laat zien hoe culturele verschillen juist verbindend werken of naar de achtergrond verdwijnen zodra vriendschap om de hoek komt kijken. Een herdenkingsmonument waar kwetsbaarheid, verdriet en broederschap gevierd wordt.
Joep Caenen en Annemarie Caenen maken afstudeerwerk waarbij ze zich laten inspireren door hun kindertijd in Nigeria en een reis die ze afgelopen jaar naar Senegal maakten. Via de weg van voedsel en de bereiding ervan kwamen ze in contact met de lokale bevolking. Beide kunstenaars uiten op hun eigen manier kritiek op de uit balans geraakte machtsverhoudingen. Het werk van Joep is fel, kritisch, rauw en direct. De zwarte figuren op zijn doeken hebben boze gezichtsuitdrukkingen; hun witte tanden zijn gevaarlijk ontbloot en hun ogen lijken wel vuur te spuwen van woede. Dat zijn werk over de invloed van witte, koloniale overheersing in het verleden – en dus onderdrukking van de lokale bevolking – gaat, verraden de tekeningen van zwarte figuren waar ‘maid 1’ en ‘maid 2’ boven geschreven staat. Ook het werk van Annemarie is geëngageerd en kan gelezen worden als kritiek op de Westerse overheersing, zij het op indirectere wijze. De kunstenares wil daarbij de mooie aspecten van het land en zijn bevolking weergeven: haar werk is zacht, esthetisch en vrolijk. Aan de hand van kleurrijke Vlisco-stoffen illustreert ze de relatie tussen Nederland en Nigeria. Ze nodigt de toeschouwer uit om vanuit een grote stoel chocolade te eten en tegelijkertijd een video over de omstreden en oneerlijke chocoladeproductie te bekijken: op subtiele wijze zorgt ze bij mij voor bewustwording van actuele problematiek omtrent moderne slavernij.
Duidelijke uitwisseling van culturen vindt ook plaats in het werk van Wessel Rossen. Door de gelaagdheid en gedeeltelijke transparantie lijken zijn schilderijen geïnspireerd door de traditionele Javaanse Batik-stof. Tegelijkertijd doen de donkerrode tekens op één van de doeken eerder denken aan het Chinese schrift.
Kevin Timmerman vormt met zijn Coin collages nieuwe munteenheden, die zijn samengesteld aan de hand van munteenheden uit verschillende landen. Hij lijkt daarmee de vastgestelde grenzen en geldsystemen van deze wereld te willen bevragen. Als we ons samenvoegen, kunnen er vriendelijke taferelen ontstaan – zo blijkt uit een van de collages waarin met drie verschillende munten drie vrouwen afgebeeld worden, die gezamenlijk een plant verzorgen.
Ook Farida Sedoc bevraagt de bestaande geldsystemen en de invloed daarvan op de toekomst van globalisme. Daarbij onderzoekt ze het idee van de hedendaagse culturele identiteit. In haar werk komt dat ondezoek zo helder naar voren als Afrikaanse stoffen tegen een achtergrond van diverse geprintte geldbiljetten. Voor haar afstudeerwerk vertrok ze vanuit het Verdrag van Breda uit 1667 waarin een aantal partijen verschillende koloniale kwesties bespraken.
Wanneer je de installatie van Tamsin Noronha instapt, betreed je een wereld van gesluierde vrouwen, heilige koeien, dansende handen en glitterende sieraden. De ruimte is volgehangen met herinneringen aan haar jeugd in India. Maar wanneer je beter kijkt, zijn ook miniatuurpotjes Calvé pindakaas en mayonaise, Bonduelle-blikjes maïs en Albert Heijnverpakkingen rijst te vinden. In de installatie komen twee werelden samen: een chaotische en kleurrijke Indiase wereld, en een soberdere Hollandse wereld.
Nora Welgraven gebruikt de beeldtaal van social media om haar persoonlijke vragen rondom identiteit te stellen. De kunstenares heeft een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader. Haar videowerk, waarin ze rapt, acteert en knipt en plakt uit allerlei verschillende media kanalen, is scherp omdat het niet enkel haar persoonlijke vraagstukken aanstipt, maar het ook reflecteert op de tweesplitsing die ervaren lijkt te worden bij kinderen van migrantenouders in de huidige Nederlandse samenleving. De kunstenares snijdt daarmee thema’s als identiteit, vrouwelijkheid, schoonheid en de hedendaagse hiphopcultuur heel expliciet aan.
Ook Dees Hubbard vormde haar afstudeerwerk rondom haar gespleten afkomst. Ze is naar eigen zeggen ‘een koloniaal kind, geboren in een post-koloniaal Nederland’. Aan de hand van het verleden en het heden – in de kast zijn portretten van haar voorouders te zien, alsook een familiefoto die recenter geschoten is – probeert de kunstenares haar gespleten identiteit te herstellen. In het werk worden Hollandse symbolen zoals de tulp en een lichtpaars jurkje in stijl van klederdracht gecombineerd met zaken die typerend zijn voor het koloniale tijdperk zoals koffiebonen. Koloniale kinderen nemen vaak meerdere identiteiten aan, en worden daar dan ook regelmatig over bevraagd doo buitenstaanders. Dees Hubbard beschouwt zichzelf ook als een koloniaal kind, en daarmee als een levende fossiel in de hedendaagse samenleving.
*Hierbij moet worden vermeld dat het gros van de afstudeerders van nu nog steeds weinig divers is en met name witte mensen met een westerse culturele achtergrond werk laten zien op de eindexamen exposities.
Tamsin Noronha, 15 Groveland, 2019. Minerva Academie, Groningen.
Farida Sedoc, The Future Ain’t What it Used To Be, 2019. Sandberg Instituut, Amsterdam.
Tom van Veen, Never leave a man behind, 2019. ArtEZ AKI, Enschede.
Wessel Rossen, Zonder titel, 2019. Rietveld Academie, Amsterdam.
Annemarie Caenen, Tumini Kiri Inye Doupamagbo, 2019. Maastricht Academy of Fine Arts.
Dees Hubbard, Proloog, het bewind van de tulp, 2019. AKV St. Joost, Breda.
Kevin Timmerman, Coin collage, 2019. AKV St. Joost, Den Bosch.
Joep Caenen, Zonder titel, 2019. Maastricht Academy of Fine Arts.
Nora Welgraven, Zonder titel, 2019. ArtEZ, Arnhem.