Een tegenvaller- Loodgieter
Tien voor acht kom ik binnen, ruim op tijd. Binnen ziet het blauw van de rook, de kachel staat op de hoogste stand en drie katten zitten verspreid in de winkel.
Aan de balie hangen mannen. Een paar zeggen gedag, de rest staart zwijgend voor zich uit met een plastic bekertje in de handen.
De grote man die ik vorige week gesproken had zit op dezelfde kruk als toen.
‘Ik was hier vorige week, u stemde toe dat ik een dag mag meelopen, nu ben ik hier.’
‘Nou mooi,’ zegt de grote man.
‘Je mag wel met mij mee!’ zegt een jongeman naast me. Luid wordt er gelachen. Vlak achter mij staat ineens een man die iets roept over meisjes.
Weer hard gelach, handen worden geklapt. De opmerking heb ik niet gehoord, maar lach gepijnigd mee.
‘Oké,’ zeg ik, ‘met wie ga ik mee vandaag?’
De grote man, vermoedelijke de eigenaar, wijst naar een kleine gedrongen man.
Een brede grijns, ‘hoi ik ben Richard.’ Zijn handdruk is stevig, tegelijkertijd neemt hij me van top tot teen op.
Er komen meerdere mannen binnen, sommige zeggen gedag, blijven net als de anderen hangen aan de balie, praten met elkaar, kijken naar mij, stellen zich aan me voor of houden het alleen maar bij kijken.
Er zijn ook mannen die direct door naar achter lopen, terug komen met papier en vertrekken met een ‘heuj’.