Een recept voor ontscholen – Een bijwerking van het schoolsysteem
Ontscholen in een schoolsysteem, hoe doe je dat? Een vraag die kunstdocent Gina bezighield. De vraag nam ze mee de kunstles in, waardoor er een geheel nieuwe wereld voor haar openging: een tussenruimte voor en van leerlingen, normaliter verboden terrein voor docenten.
De brugklassers vertellen mij vaker wat ze niet kunnen dan wat ze wel kunnen. Het is alsof ze van tevoren willen zeggen ‘verwacht niets van mij, dan stel ik je later ook niet teleur’. Waar komt het idee vandaan te moeten voldoen aan een onuitgesproken verwachting?
Ik geef Kunst & Cultuur aan eerste- en tweedejaars op een middelbare vernieuwingsschool1. Wat hebben mijn eerstejaars (onbewust) geleerd waardoor ze denken te weten waaraan een kunstuiting moet voldoen? Als docent heb ik het idee dat ik mijn leerlingen vaker iets moet ‘ontleren’ dan ‘aanleren’.
Ik start het schooljaar met een door mij ontwikkelde lessenserie genaamd ‘gewoon doen’. De leerlingen worden uitgenodigd om fouten te maken, lef te tonen en vooral te doen. Met activiteiten als blind tekenen en tekenen met je hele lichaam probeer ik mijn leerlingen af te leiden van de ideeën die zij hebben over een (in hun ogen) goede kunstuiting. Deze lessenserie heb ik ontworpen met de drang naar ontleren in het achterhoofd: inzichten, die leerlingen in hun schoolcarrière op de basisschool hebben opgedaan, leveren ze in. Bewustwording van het onbewuste dat is aangeleerd: wat vanzelfsprekend is wordt wankel.
Die vanzelfsprekendheid van wat en hoe je leert op een middelbare school, werd zichtbaar tijdens de coronapandemie. De pandemie heeft de school en het schoolsysteem op haar grondvesten doen schudden. Tijdens de lockdowns is er letterlijk afstand genomen van het onderwijs zoals we het daarvoor kenden, door online en hybride lessen. De meeste scholen zijn na de lockdown weer op de oude voet verdergegaan. Wellicht was juist dit een uitzonderlijke kans voor scholen geweest om het onderwijs zoals we het kennen te herzien en te herdefiniëren – door na te denken over of een vijfdaagse schoolweek, samen leren in een klaslokaal, nog steeds wel past in deze tijd.
Met dit essay wil ik antwoord geven op de vraag: hoe kan je ontscholen op school?Ik gebruik daarbij de theorie van Ivan Illich2 die ik onderbouw met praktijkvoorbeelden van Annette Krauss3, theorie van Martha Nussbaum4 en inzichten die ik heb opgedaan in mijn lespraktijk.
“All education must be complex, lifelong and unplanned”
– Ivan Illich
Laten we school afschaffen
De filosofische ideeën van Ivan Illich maken mij als docent onzeker. Doe ik er wel toe? Voeg ik wel echt iets toe aan de levens van mijn leerlingen? In het boek Deschooling society definieert Illich het begrip school als een ‘age-specific, teacher related process requiring full-time attendance at an obligatory curriculum.’2
Illich gelooft dat scholen, in plaats van dat ze belangrijke vaardigheden aanleren, een leerplan hebben dat leren in cijfers en accreditatie omzet. Illich zag het onderwijs als een giftig en geïndustrialiseerd systeem, een systeem dat als doel heeft om de sociale orde aan te brengen, dat zorgt voor een zekere regelmaat en voorspelbaarheid. School is volgens Illich problematisch vanwege het verplichte karakter van het curriculum, waar niemand aan kan ontsnappen. De leerling moet aanwezig zijn. Dit is volgens hem repressief en destructief.
Voor een deel kan ik mij vinden in de radicale ideeën van Illich en begrijp ik zijn visie wanneer ik die plaats in de tijd waarin hij deze ideeën ontwikkelde, de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. Een tijd waarin het onderwijs meer en meer een emancipatiemachine was, maar er ook, misschien juist wel daardoor, veel onderwijsvernieuwende ideeën ontpopten. Ik ben het met Illich eens dat school soms problematisch kan zijn door het verplichte karakter in inhoud en vorm. Een voorbeeld hiervan is dat ik vandaag de dag op mijn school vormen van ‘teaching to the test’ zie, wat inhoudt dat leerlingen zich focussen op gestandaardiseerde testen en niet nadenken over wat zijzelf belangrijk vinden. Maar ik zie ook een groot voordeel in de verplichting van het onderwijs. Mijn leerlingen die voor een groot deel uit kansarme gezinnen komen, krijgen door onderwijs mogelijkheden aangereikt die zij als zij niet naar school zouden gaan, niet zouden kunnen krijgen. Illichs kritiek op het schoolsysteem is dat het niet past bij het onvoorspelbare leven en alles inkadert in hokjes. Op mijn school zitten de leerlingen in een brede brugklas met alle niveaus door elkaar, ze worden uit de hokjes gehaald, waardoor ze veel van en met elkaar kunnen leren. Ik denk dat een minder radicale vorm van Illichs ideeën, zoals een realistische afspiegeling van de maatschappij in het onderwijs, alle niveaus door elkaar in een klaslokaal, waardevol is voor de deelname aan de maatschappij en de vorming van de mens in zijn geheel, in relatie tot zichzelf, de ander en de wereld om hem heen.
Bijwerking van het schoolsysteem
Illich wilde dus af van het schoolsysteem, hij pleit voor ‘deschooling’. Deschooling is een oproep tot verandering van de ‘kindertijd’: de maatschappij als geheel zou weer leefbaar moeten worden gemaakt voor de jeugd. Volgens Illich ontneemt de school het leven van het kind, het leven dat je, terwijl je op school zit, had kunnen leven. Hij ziet scholing als een opgelegde voorbereiding op het geïnstitutionaliseerde leven in een productiegedreven maatschappij. Een maatschappij waar verrassing en spontaniteit plaats hebben gemaakt voor voorspelbaarheid, planning en controleerbaar gedrag.
Ik zou kunnen stellen dat de Europese mens na de industrialisatie is doorgeschoten om het leven efficiënter en gemakkelijker te maken door de deelnemers van de maatschappij scholing in gedrag, normen en waarden mee te geven die in de kern ook toepasbaar zijn op de participatie in de maatschappij erna.
Ik ben het niet eens met Illich dat we het hele schoolsysteem moeten uitwissen. Ik denk dat een schoolsysteem een goede oefening is voor alle andere systemen waarmee de leerlingen na, en soms ook tijdens, hun schoolcarrière te maken krijgen. Wat mij betreft zou het schoolsysteem wel opgerekt mogen worden door bijvoorbeeld meer ruimte te bieden aan het gegeven dat de schooltijd een unieke periode en plaats inneemt in het leven van kinderen.
Annette Krauss is kunstenaar, schrijver en pedagoog en schijnt licht op wat er bij middelbare scholieren onderling ontstaat wanneer zij deelnemen aan het schoolsysteem, er gebeurt iets bijzonders. Er ontstaat een ‘verborgen curriculum’ een curriculum met onbedoelde kennis, waarden en meningen, dat niet als leerproces wordt erkend. Dit verborgen curriculum omvat trucs en tactieken om te voldoen aan de eisen waarmee de leerlingen in hun opleiding worden geconfronteerd. Voorbeelden van activiteiten uit het verborgen curriculum zijn spiekmethoden en strategieën die leerlingen ontwikkelen om toch hun eigen interesses te kunnen volgen tijdens de les, zoals het luisteren naar muziek.
In mijn eigen lespraktijk is dit verborgen curriculum altijd aanwezig en hebben mijn leerlingen talrijke manieren gevonden om dit verborgen te houden voor de docenten. Een voorbeeld van een verborgen curriculum is het maken van geluidjes tijdens de les om een interactie met elkaar aan te gaan of dicht tegen elkaar aan staan om snoep door te geven. Het is een eigen cultuur binnen de school, die op elke school weer anders is. Dus we kunnen stellen dat het leren zoals Illich het omschrijft ‘het ontstaat als vanzelf, wanneer je het nodig hebt’ zijn weg wel vindt in de vaste structuur binnen een school.
Het verborgen curriculum op mijn school bevindt zich in de schaduw van het instituut en wordt bestuurd door de groep die deze activiteiten vormgeven en uitvoeren. Wat ik hiermee wil zeggen is dat een verborgen curriculum niet kan bestaan zonder de schoolse structuur en een schoolse structuur een verborgen curriculum uitlokt, het een kan niet zonder de ander en andersom.
Annette Krauss is op zoek gegaan naar onbedoelde en niet erkende vormen van kennis, waarden en opvattingen bij leerlingen op een middelbare school. Ze heeft zich beziggehouden met de manieren waarop leerlingen omgaan met en zich verzetten tegen de conventionele ordening binnen de schoolomgeving. Dit onderzoek heeft ze vertaald naar een project over hoe leerlingen omgaan met regels, hoe ze die in zich opnemen en hoe ze zich ertegen verzetten. De spontaniteit en verrassingen die volgens Illich missen in het schoolsysteem, worden door Krauss juist gemarkeerd met haar verborgen curriculum-project, ze stelt hiermee de sociale orde ter discussie.
Een voorbeeld hiervan is dat de ruimte onder de tafel waar de leerling aanzit en de benen die daaronder passen geen rol spelen tijdens een les. Door een interactie aan te gaan met de tafel door er bijvoorbeeld onder te gaan zitten en je klein te maken, maken de leerlingen de ruimte tastbaar en stellen het gebruik van ruimte ter discussie, het stelt genormaliseerd gedrag aan de orde. Een vertaling hiervan heeft Krauss uitgevoerd door leerlingen de opdracht te geven om op verschillende manieren met een stoel om te gaan. Krauss maakt via het kunstvak de waarde van een verborgen curriculum in een school openbaar.
De waarde van het kunstvak binnen een schoolsysteem vind ik terug in de ideeën van Martha Nussbaum. Zij keurt net als Illich het kweken van gehoorzame consumenten door onderwijs af. Nussbaum omschrijft dat het kunstvak als doel kan hebben om leerlingen op een diepgaande manier door de ogen van een ander te laten kijken. Kinderen ontwikkelen zo empathie, emotionele verbeeldingskracht en betrokkenheid. Hierdoor kan kunst helpen bouwen aan een democratische samenleving waarbinnen ruimte is voor een verscheidenheid aan meningen en perspectieven. Kunstonderwijs kan volgens haar een waardevolle manier zijn om empathie voor de ander te verwerven.
Het verwerven van begrip kwam helder naar voren in mijn eigen lespraktijk toen ik een verborgen roddelcultuur tot onderwerp van mijn lessen maakten. Het was alsof ik een deksel opentrok van een vat dat lange tijd onder spanning had gestaan. Allereerst was het onwennig voor mijn leerlingen en voor mij, omdat ik als docent normaal gesproken niet deelneem aan dit verborgen curriculum. Het duurde even voordat ik het vertrouwen kreeg en het klaslokaal als veilige plek werd beschouwd om wat verborgen is aan de oppervlakte te brengen. Leerlingen vertelden elkaar en mij over hun ervaringen met de hiërarchie op onze school. Een hiërarchie die zich uitte in een roddelcultuur over leerlingen door docenten. Midden op het leerplein staat een grote bruine tafel, het geroddel van docenten over leerlingen gebeurt aan deze tafel.
Deze tafel is hoger dan de tafels eromheen, aan de tafel staan hogere stoelen om aan te zitten. Aan deze tafel zitten geen leerlingen, enkel docenten. Docenten die een tussenuur hebben of tijdens de pauze lunchen. Rond deze tafel staan lagere tafels waaraan leerlingen zitten die eruit gestuurd zijn of op het leerplein mogen werken. De leerlingen die aan de tafels die om de bruine tafel heen staan zitten vangen de roddels van de docenten op en delen die onderling.
De leerlingen hebben voor de kunstopdracht Let’s gather around the table brieven geschreven uit naam van de bruine tafel, de bruine tafel kreeg een stem. ‘Docenten denken niet aan de gevoelens van leerlingen, ze zien leerlingen als objecten’ zo zegt de bruine tafel. Leerlingen werden door deze kunstopdracht uitgenodigd om van deze plek een positief en collectief geheel te maken. Ideeën waren om de relatie tussen de docenten en de leerlingen te versterken door een boks-training voor leerlingen en docenten te organiseren, of een discussiedag aan de bruine tafel, een barbershop waar je als docent door leerlingen geknipt en geschoren kan worden, een docenten roast en het maken van een nieuw tafelontwerp met spiegels zodat docenten zichzelf zien terwijl ze roddelen. Dit zijn toekomstige toepassingen voor de bruine tafel.
De wij-zij-cultuur is een logisch gevolg van een plek waar een erkende ongelijkheid heerst, maar deze ongelijkheid kan ook ingezet worden als kracht door de verschillen te benadrukken om zo een versterkende in gang te zetten. Een voorbeeld van zo’n verschil is dat leerlingen uur naar uur docenten (moeten) bekijken. Elk lesuur is er weer een nieuwe docent aan de beurt. In de kunstles dachten we na over de vragen ‘hoe zou het zijn als leerlingen invloed zouden hebben op welke kleding de docenten dragen?’en ‘zou dat dan weer van invloed zijn op de leerlingen?’ Dit was voor de leerlingen het startpunt om kleding te ontwerpen voor hun docenten. Leerlingen hebben nagedacht over wat typisch is voor hun docenten. Ze inventariseerden welke woorden ze veel gebruiken en welke kleding ze dragen. De leerlingen bedachten ook waar zij zelf graag tegenaan willen kijken tijdens de les. En omdat er al meer dan genoeg kleding is op de wereld, werd aan de docenten gevraagd om een oud kledingstuk mee te nemen. De leerlingen gaven dit kledingstuk een spice up. Karaktereigenschappen of dingen die de docenten vaak zeggen in hun lessen kwamen terug in de kledingstukken. Hierdoor ontstond er een niet-alledaagse dialoog tussen leerlingen en docenten. De leerlingen ervoeren hoe zij, via mode, impact kunnen hebben op hun leraren. Tegelijk ontdekten de docenten hoe zij werkelijk gezien worden door hun leerlingen.
Mijn leerlingen hebben mij laten weten dat ze het belangrijk vinden dat ze gewaardeerd en gezien worden door hun docenten en niet behandeld willen worden als een nummertje in een systeem. Een heel menselijke wens, zoals de meesten van ons dat wensen.
We leren spreken, denken, liefhebben, voelen, spelen, vloeken, politiek en werken – zonder tussenkomst van een docent. Dien ik bij deze dan mijn ontslag in als docent? Ja, als ik mij alleen zou richten op de filosofische ideeën van Ivan Illich wel, hij die de onderdrukkende werking en de ontwikkeling van de deelnemer in een productiemaatschappij van een school onderstreept. Maar er gebeuren mooie dingen in de bestaande orde van een school, leerlingen leggen tussenruimtes bloot en maken een instituut daardoor menselijker. De tactieken die leerlingen gebruiken kunnen de machtsstructuren op een school aan de orde stellen. In mijn rol als docent zie ik het als mijn verantwoordelijkheid om de leerlingen middels kunstlessen te doen realiseren dat die tussenruimtes van belang zijn. Het gevolg van aandacht besteden aan deze tussenruimtes is dat de leerlingen zich gewaardeerd en gezien voelen, omdat de docent hen serieus neemt en hun curriculum meeneemt in het onderwijs. De blootlegging van de tussenruimtes kan als oefening dienen om machtsstructuren binnen een maatschappij te herkennen, om je te trainen om je daarin te kunnen navigeren. Martha Nussbaum toont, naast haar kritische noot dat de school dient als leerfabriek, dat het kunstvak stimuleert tot deelneming aan een democratische samenleving waarbinnen ruimte is voor verscheidenheid aan meningen en perspectieven.
De vraag ‘hoe kan je ontscholen op school?’ wil ik beantwoorden met een samenstelling van het verrassingselement van een verborgen curriculum van Annette Krauss, de ontwikkeling van empathie, emotionele verbeeldingskracht en betrokkenheid in het kunstvak volgens Nussbaum en een korreltje rebelse deschooling van Illich. Dit zou voor mij kunnen resulteren in een gemêleerde gemeenschap van leeftijdgenoten die middels kunst openbaren wat er al is, maar niet gezien mag worden, die tussenruimtes blootlegt en een kritische blik werpt op de structuur waar het onderdeel van is. In het blootleggen van die tussenruimtes speelt de docent een cruciale rol, de docent kan een voorbeeld zijn in hoe je je kan navigeren door en een kritische blik kan werpen op een schoolsysteem en alle andere toekomstige systemen. Dit zorgt voor levensechte situaties die spontaniteit en onvoorspelbaarheid niet uit de weg gaan.
1 Vernieuwingsschool: een school met een vernieuwde methode, vakoverstijgend en thematisch onderwijs.
2Illich, 1971, p. 13 Illich, I. (1971). Deschooling Society. Kkien Publ. Int.
3 Krauss, A., Pethick, E., & Vishmidt, M. (2007). Spaces of Unexpected Learning. A. Krauss & E. Pethick (Eds.), Hidden Curriculum (pp. 29 — 34). Utrecht, The Netherlands: Casco Office for Art, Design and Theory.
4 Nussbaum, M. C. (2012). Niet voor de Winst. Waarom democratie de Geesteswetenschappen nodig heeft. Amsterdam: Ambo/Anthos.
Met speciale dank aan: mijn leerlingen en Jappe Groenendijk, docent kunstfilosofie en studieleider voor de Master Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool van de Kunsten.