‘EEN POGING MIJN NAAM TE HERINNEREN’: EEN GESPREK MET DANSER EN CHOREOGRAAF FAUSTIN LINYEKULA
‘Mijn naam is Kabako. Ik ben Kabako. Nog eens Kabako. Ooit Kabako. Voor altijd Kabako. Kabako is mijn naam. Ik ben een verhalenverteller.’ Zo spreekt Faustin Linyekula in zijn voorstelling ‘Cargo’ (2011) waarna hij zal dansen, puttend uit rituelendansen die zijn grootmoeder hem leerde of moderne dans die hij opdeed in zijn studies in Congo, Kenia en de rest van de wereld.
Kabako is voor Linyekula een roepnaam, en tevens de naam van zijn Dans – en Kunstencentrum in Kisangani, Congo. Kabako is een onderwerp van vele verhalen die door hem worden verteld, en in de toekomst nog verteld zullen worden. Kabako is ook de naam van Linyekula’s jeugdvriend Richard Kabako, die op jonge leeftijd stierf aan de pest. ‘Een ziekte waarvan ik tot dat moment dacht alleen in boeken te bestaan’ klinkt de stem van Linyekula in ‘Cargo’. Ondanks de te vroege dood van Kabako leeft de naam verder, wortelt deze zich diep in- en door het leven van Linyekula om zich verder uit te strekken de wereld in.
Wat is een naam? Verwijst de naam naar een persoon, een individu, een historie, een oeuvre? Voor Linyekula heeft een naam diepere betekenis: ‘vele jaren spreek ik al over dans als een poging mijn naam te herinneren’, vertelt hij mij. ‘De naam is een manier om het ‘zelf’ te behouden, de naam biedt weerstand tegen kolonisatie en dictatorschap. De naam verbindt heden, verleden, voorouders, nageslacht, land, aarde, lichaam, lucht en dromen met elkaar. Je naam kennen is jezelf kennen met alle vertakkingen en lijnen die er in- en uit je lijf lopen.’
Faustin Linyekula en William Kentridge zijn dit jaar de associate-artists van het Holland Festival, wat betekent dat zij meerdere productie tonen en andere kunstenaars uitnodigen in speciaal daarvoor ingerichte programma’s. Verschillende dansers en performers, die gelieerd zijn aan studio Kabako, verrijken het festivalprogramma. In het kantoor van het Holland festival sprak ik met Linyekula over de betekenis van de naam, het lichaam als drager van het heden en verleden, over training en docentschap en over politiek kunstenaarschap.
Wat opvalt is Linyekula’s positieve en bescheiden activisme. Hij heeft een voor mij inspirerende positie ten aanzien van het koloniale verleden en hoe wij daar vandaag de dag nog mee om kunnen gaan. De Westerse (zelf)kritische houding blijft vaak hangen in negativiteit, of we noemen ons koloniale verleden een ’zwarte bladzijde’ die we simpelweg kunnen omslaan. Linyekula laat zien hoe we dingen nooit kunnen veranderen door ze te vergeten en weg te poetsen, net zomin als door ze enkel te bekritiseren. Juist door te herinneren, te vertellen, door verder te creëren en samen te werken is het mogelijk de negatieve lijnen in ons verleden als lessen in het heden en de toekomst aanwezig te laten zijn.
Vele jaren spreek ik al over dans als een poging mijn naam te herinneren
Laura van Grinsven (LvG): In veel interviews noem je jezelf verhalenverteller, meer nog dan een danser of choreograaf.
Faustin Linyekula (FL): Vele jaren spreek ik al over dans als een poging mijn naam te herinneren. De verhalen die ik vertel zijn vaak gecompliceerd, moeilijk vast te pinnen. Het meeste wat ik kan doen, is zo dicht mogelijk bij het verhaal komen met alles wat ik heb en wat ik ben, door mijn lichaam erin te werpen. Door het activeren van het lichaam de chaotische ruimte proberen te begrijpen. Dat betekent dat ik een ruimte betreed waar veel dingen mogelijk zijn, afhankelijk van wat er op dat moment nodig is. Soms is het uiterst noodzakelijk dat ik mijn naam uitspreek, soms moet ik eenvoudigweg dansen. Deze dans kan gebaseerd zijn op rituelen die mijn grootmoeders me geleerd hebben, in andere gevallen moet ik vertrouwen op mijn herinneringen. Zoals het vele jaren bestuderen van Latijn, op de middelbare school, bij een oude Belgische priester die in 1985 naar de Kongo kwam. Voor dit specifieke moment van het betreden van de ruimte, heb ik een stemming nodig. De vraag is hoe ik vormgeef aan deze stemming. Als het een lied is, wat voor soort lied? Als het een dans is, wat voor soort dans? Dit moment bereid ik zeer intensief voor: ik heb notities, ik lees, ik doe onderzoek.
Dan komt het moment dat ik de ruimte inga, alleen of met anderen, dan gaat het niet over het toepassen van mijn onderzoek. Het gaat om het luisteren naar de ruimte, naar de interactie. Hoe gaan we om met de ruimte tussen de performers op het podium en het publiek? Dat is wat choreografie is. Van de bestaande talen moet ik de juiste taal vinden voor het stuk. Het is alsof ik deze taal moet vertalen, niet alleen voor mezelf en de andere performers, ook voor het publiek. Dat kan in de Kongo zijn of in Holland. Ik probeer werkelijk individuen te ontmoeten, elk met hun eigen geschiedenis en achtergrond. De vraag is, hoe kunnen we elkaar ontmoeten?
Het lichaam kan een manier zijn om de geschiedenis te onderzoeken.
LvG: Jouw verhalen gaan onder andere over een verstrengeling van jouw leven met dat van de Republiek Congo waar je vandaan komt, het koloniale verleden en dictatorschap. Het dansende, vertellende, sprekende, zingende lichaam is voor jou een bron van kennis over de geschiedenis en over het heden.
FL: Het lichaam kan een manier zijn om de geschiedenis te onderzoeken. Toen de Europeanen in de Congo arriveerden en ergens in Berlijn in 1884-1885 deze eenheid schiepen die we nu de Congo noemen, brachten ze een nieuwe manier mee om geschiedenis vast te leggen, namelijk het geschreven woord. Onze voorouders moesten hun eigen methoden om geschiedenis te bewaren opgeven. Dit werd ze opgelegd. Er werd hen verteld dat dit de enige valide manier was om het vast te leggen. Dat betekent dat men vandaag de dag geen archief kan vinden van voor 1884. Wat weten we nu werkelijk van de evolutie van een volk wanneer je maar honderdvijftig jaar teug kan gaan? Dat is te kort om het te begrijpen. Het enige wat is overgebleven zijn de Europese archieven, het archief van de winnaars. Deze vertrouw ik ook niet helemaal. Waartoe kan ik me wenden? Dansen biedt me mogelijkheden.
LvG: Dat het lichaam vol is van historische kennis ervaarde ik pas werkelijk toen ik moeder werd. Ik heb het niet over DNA. Onbewust bewoog ik zoals mijn moeder dat had gedaan, zong ik liedjes waarvan ik me niet herinnerde dat ik ze kende. Ik zag hetzelfde bij mijn zusjes gebeuren toen zij moeder werden. Wie weet hoeveel generaties die bewegingen, die woorden, die liedjes al teruggaan?
FL: Een baby die vandaag geboren wordt, is tegelijkertijd een oeroud wezen. Het DNA verbindt het kind direct met eerdere generaties, met andere soorten en andere gewoontes. Hoe kan mijn dans een manier zijn om het lichaam te ondervragen? Hoe kan ik zien of het mij bepaalde dingen kan vertellen? En ben ik zelfs wel in staat het te begrijpen, wanneer het lichaam terugpraat? Deze vragen liggen aan het hart van mijn werk. Het gaat om het aanwezig zijn, in het moment en je openstellen voor de mensen die je voor zijn gegaan. Het omgaan met dat moment.
Hoe kan mijn dans een manier zijn om het lichaam te ondervragen?
LvG: In een interview vond ik een citaat van jou dat ik prachtig vind: ‘individuen tonen waar er geen individuen zijn.’ In jouw werk staat de gemeenschap, de manifestatie van de geschiedenis en de toekomst in het lichaam centraal. Dansen is daarentegen vaak een zeer individualistische praktijk, je moet je lichaam trainen, eindeloos repeteren. Je vertelde eerder over het intensieve onderzoek voorafgaand aan het maken van een choreografie. Hoe is dit individualisme te begrijpen in een praktijk die dat probeert te overstijgen?
FL: Ik ben opgegroeid in een dictatuur. De ware aard van een dictatuur is dat er maar één individu is in de samenleving en de rest, dat zijn alleen schapen, die moeten volgen. Een plek voorstellen waar mensen kunnen werken [Studio Kabako] biedt weerstand. Want het is hard werken om je naam te herinneren. Wanneer je namen werkelijk serieus neemt, volstaat het niet in jezelf te keren. Elke naam opent een web van relaties, met mensen, met het verleden met plekken. In een politieke context die het bestaan van de individuele stem negeert is het simpelweg zeggen: hé, wat is jouw naam!’ Maar WERKELIJK wat is jouw naam? Weet jij wat het betekent om mijn naam te zeggen? – een manier om weerstand te bieden tegen de hypercentralisatie van de dictatuur. Het biedt ook een plek waar mensen zich verantwoordelijk kunnen voelen voor hun eigen leven.
Wanneer we het begrip ‘naam’ echt serieus nemen, zal het ons dwingen onze positie met anderen te overdenken, omdat de naam een web aan relaties opent. Dit is een dubbele beweging: de enige manier om een gemeenschap op te bouwen is door ruimte te geven aan individuen, die naast de verantwoordelijkheid over hun eigen leven ook verantwoordelijk zijn voor de ruimte die hen met anderen verbindt. Herkennen dat het individu het startpunt is, en ook dat het niet het eindpunt is. Dat kan het niet zijn, want elk individu is onderdeel van een lange keten.
LvG: Studenten komen uiteraard vaak naar jou toe met de vraag ze alles over dans te leren. In mijn persoonlijke overtuiging, als docent aan de kunstacademie, gaat lesgeven niet zozeer over het overbrengen van feiten, van kennis. Vaak gaat het meer over ontleren. Studenten hebben vaak vaste denkbeelden over het leven, zichzelf en de discipline die ze willen gaan beoefenen. Ik zie mijn taak vaak als het openbreken van deze vaste kaders, ze juist de mogelijkheden laten zien, zodat er nieuwe verbindingen kunnen ontstaan.
FL: Nou, hoe train je? Dat is de vraag. Het kan een archetype van het lichaam zijn, een formaat, dat alles er hetzelfde uitziet. Dat is een mogelijkheid. Het is ook mogelijk het lichaam te trainen, de discipline te leren beschikbaar te zijn, door jezelf niet op te sluiten één specifieke manier van dansen. Dans niet vastomlijnd te definiëren. Toch heb ik techniek nodig, ik moet mijn lichaam begrijpen, ik moet begrijpen hoe ik mijn lichaam door de ruimte kan bewegen. Maar ook mentale acrobatiek moet ik leren ontwikkelen, dat is het leren begrijpen van de techniek van het openstellen van de ruimte in de plaats van deze af te sluiten. Veel soorten dans blokkeren gewoon elke andere mogelijkheid.
Wanneer ik lesgeef laat ik zien dat elke dans een antwoord is op een vraag. Het gaat erom om te proberen te achterhalen wat de vraag zou kunnen zijn geweest. Wat zou de vraag zijn geweest voor de uitvinding van de spitsen? Is dat de vraag: hoe kunnen we de zwaartekracht uitdagen? En wat voor antwoorden zijn er in andere culturen ontwikkeld? Zoals in Afrika of India de dansers zich juist naar de grond bewegen, zakken naar de grond. Zij willen niet vechten met de zwaartekracht, zij gaan er juist in mee. Wanneer ik alleen naar de vormtaal van de dans kijk, kan ik vast blijven zitten in één ding. Wanneer ik kijk naar de mogelijke vragen die naar een bepaalde dansvorm geleid hebben, dan opent dat meerdere mogelijkheden. Dat is het soort training waar ik op uit ben.
Het gaat erom alles te herinneren en alles te vergeten.
LvG: Spinoza heeft dat idee van openheid ooit prachtig verwoord in zijn ‘Ethica’: ‘we weten tot dusver niet waar het lichaam toe in staat is.’ Wat ongeveer betekent dat elke definitie van de mens een belemmering kan zijn van alle mogelijkheden die nog niet verkend zijn. Je kan jezelf zogezegd op-slot-denken. Dat probleem van het soort denken dat de mogelijkheden blokkeert, ervaar ik ook bij sommige studenten. Wanneer ze alle kennis die ze hebben opgedaan – door theorie, door oefening, door onderzoek – (te) bewust maken in het maakproces, blokkeren ze zichzelf. Ze verdubbelen in wezen in hun hoofd, dat wat ze al weten met hun lichaam. Dus ze denken dubbelop en dat belemmert de mogelijkheid te anticiperen op het moment.
FL: In dans is het belangrijk informatie van kennis te onderscheiden. Ik kan studenten informatie geven, dat is geen kennis. Informatie is dat wat ons dichter bij kennis kan brengen. Het vertalen van informatie naar kennis kost tijd, ervaring. Het gaat erom alles te herinneren en alles te vergeten.
LvG: Is dit verdubbelen misschien een Westers probleem door het denken in een scheiding van lichaam en geest?
FL: Alles wat ik weet is dat een kennissysteem pas compleet is wanneer het door het lichaam gaat. In de meeste traditionele samenlevingen buiten Europa brengen initiaties altijd fysieke rituelen met zich mee. Activiteiten die in het lichaam ingebed zijn. Op deze manier leer je wie je bent met alles wat je bent. Uiteindelijk gaat het erom het lichaam de middelen te geven zich door verschillende ruimtes te kunnen bewegen, open te staan voor de mogelijke ontmoetingen.
LvG: In jouw verhalen gaat het vaak over het koloniale verleden van Congo en andere Afrikaanse landen. Nederland heeft een groot aandeel gekend in dat verleden. Hoe is het voor jou om dat verhaal te vertellen hier in Amsterdam?
FL: Omdat ik als associate-artists van het Holland Festival, op een andere manier in Amsterdam ben dan ik gewend ben van mijn normale tournees – die bestaan uit vliegveld, theater, restaurant, hotel, vliegveld – begin ik Amsterdam in een ander licht te zien. Ik kan er nu werkelijk de tijd doorbrengen. Ik zie mensen die strijden in hun bestaan hier. Ik ben gevoelig voor de koloniale geschiedenissen, hoe in voormalige koloniale grootmachten het koloniale verleden niet erkend wordt. Soms lijkt het alsof de mensen uit de voormalige koloniën er uit het niets zijn gekomen.
Maar het is helemaal geen bladzijde, want een bladzijde kan je omslaan.
In Amsterdam zijn betekent voor mij ook mogelijkheden exploreren om aandacht te vragen voor de geschiedenis die er is. Toen ik een café bezocht (en ik kan Nederland vervangen door België of Frankrijk, hetzelfde blijft van toepassing) hoorde ik mensen spreken over een ‘zwarte pagina in de geschiedenis’. Maar het is helemaal geen bladzijde, want een bladzijde kan je omslaan. Het is geen pagina maar een lijn, die door de geschiedenis loopt, die door mij loopt. Het is een geschiedenis die al vijfhonderd jaar in de maak is. En de manier waarop Europa naar hun voormalige kolonies kijkt is alsof ze niet bestaan, ze zijn ver weg. Hoe kan ik hier in deze positie, op een bescheidde wijze laten zien dat ze wel degelijk bestaan en dat het belangrijk is om ervan te weten en ermee om te gaan, het verhaal aan te gaan. We moeten het onze kinderen leren. Ook al kan dat nog enkele generaties duren, laten we beginnen.
We bekijken de geschiedenis als een lineair ding. Wat fascinerend is in een van de belangrijkste talen in de Kongo, het Lingala, is dat hetzelfde woord zowel morgen als gisteren betekent. Het is alleen de context die je vertelt of ze spreken over de toekomst of het verleden. Dat woord is ‘LOBI’. De voorouders die het woord bedachten, hadden twee woorden kunnen bedenken, maar dat deden ze niet. Ze kozen hetzelfde woord voor gisteren en morgen. Het zegt waarschijnlijk iets over hun relatie met tijd, hun relatie met de verschillende generaties, hoe de ongeborenen zijn verbonden met de voorouders. We hebben de voorouders en de ongeborenen en wij zijn daar deel van, deze positie in de geschiedenis, deze cyclus, deze beweging fascineert me. Wat kan ik hiervan leren? Als dit zo is, dan kan de geschiedenis geen bladzijde zijn die je kan omslaan.
LvG: Je ziet de geschiedenis als lange lijnen die verbonden zijn met heden, verleden, toekomst, andere volken en mensen. Een van deze historische lijnen die voortkomt uit het Nederlandse koloniale verleden is in Amsterdam zichtbaar in de Bijlmer. Met voormalig nieuwslezeres Noraly Beyer bezocht je verschillende initiatieven in de Bijlmer.
Toen ik tijd doorbracht in de Bijlmer zeiden mensen me daar niet ‘ik kom uit Amsterdam’, ze komen uit Zuidoost. Een generatie daarvoor kwamen ze uit Ghana of uit Suriname. Het is deze generatie die zich daar nu thuis voelt, in de Bijlmer. Wat interessant is om te onderzoeken is de relatie tussen Zuidoost en Amsterdam. In hoeverre voelt Zuidoost zich deel van Amsterdam en tot hoever voelt Amsterdam dat Zuidoost deel is van zijn lichaam? Wat zijn delen van ons lichaam die we liever niet aan onszelf presenteren? Waarvan we zeggen, het bestaat, maar ik verberg het liever. Zoals een zwarte bladzijde die je kan omslaan. In dat spanningsveld zie ik een potentieel voor een diepe dialoog.
LvG: Is voor jou het lichamelijk vertellen van verhalen een politieke daad, is het activisme?
FL: Achttien jaar geleden startte ik in de Congo het project genaamd Studio Kabako. Het project beantwoordde aan mijn eigen behoeften. Toen ik besefte wat voor soort verhalen ik wilde vertellen over mijn ervaringen van ballingschap ging ik terug naar de Congo. Daar besefte ik dat er geen dansschool of theaterschool was. Het werd mij duidelijk: of je maakt solo’s de rest van je leven, of je deelt wat je weet en traint anderen. Eerder in dit gesprek sprak ik al over dictatorschap, dat was een persoonlijke angst. Ik wil geen tweede Mobutu worden. Geen leermeester die alles weet, en iedereen die van mij komt leren. De enige manier om hieraan weerstand te bieden was van Studio Kabako een plek te maken waar anderen kunnen komen en andere visies op kunst kunnen voorstellen.
Het gaat om leren verantwoordelijk te zijn voor ons eigen leven, in een context waar de overheid zich niet eens verantwoordelijk voelt over wat zich afspeelt in het eigen land.
In Studio Kabako kunnen verschillende artistieke stemmen een thuis vinden. Leren op kritische wijze naar onszelf te kijken en naar de plek waar we zijn. Dat is politiek in fundamentele zin, wanneer je begint de status quo te bevragen. Het gaat niet om slogans. Hoewel het wel activisme is, op een ander niveau. Het gaat om leren verantwoordelijk te zijn voor ons eigen leven, in een context waar de overheid zich niet eens verantwoordelijk voelt over wat zich afspeelt in het eigen land. Dat komt door de ngo-mentaliteit, we zijn daar zo in opgevoed. Als er een probleem is vragen we ons niet eens af wat onze verantwoordelijkheid is maar wat de VN niet gedaan heeft, of wat Artsen Zonder Grenzen heeft verzaakt. Ok, maar wat hebben we zelf wel of niet gedaan? Binnen Studio Kabako de ruimte aanbieden waar dit soort vragen het hart van het werk zijn, dat is een politieke geste.
Het was belangrijk om een paar van de artiesten verbonden aan Studio Kabako mee naar Amsterdam te nemen. Thuis zeggen we ‘een enkele hand kan geen huis bouwen’. Deze reis kan ik onmogelijk maken zonder deze mensen die in mij geloven en mij hierin volgen. Het is ook een mogelijkheid voor deze mensen die werken en dromen in de Congo om andere dingen te ervaren. Zo blijven ze hun horizon verbreden. Ze zien dan dat hun perspectief er een is tussen vele anderen, in Kisangani is dat moeilijk voor ze te zien. Wanneer ze hier een week op het festival zijn, zien ze van alles, en wie weet waar dat kleine zaadje toe kan leiden.
LvG: Zou je nog iets willen toevoegen aan dit gesprek?
FL: Het gaat om de ontmoeting. Van tevoren is het niet mogelijk te beslissen: ik ga deze persoon op deze of deze manier ontmoeten. Het gaat erom aanwezig te zijn in het moment. Wetend dat je nooit alles kan zeggen, dat is onmogelijk. De ontmoeting is een portret van dat ene moment, in dat portret wordt het moment gevangen. Wat is daar nog aan toe te voegen?