’Een kunstacademie is geen bedrijf’ – Een interview met de Rietveld docenten Uta Eisenreich en Elisa van Joolen
Dit jaar bestaat de Rietveld Academie in Amsterdam 50 jaar. De modernistisch transparante doos opgebouwd uit een stalenskelet en gevel van glas, naast het Zuider Amstelkanaal en vlakbij het Olympisch Stadion in Amsterdam, werd het symbool voor neutraliteit en openheid; de waarden van deze academie. Maar hoe bewaar je die waarden in een maatschappij die steeds meer gaat over nut, winst, cijfers en rendement? Waar moet het ideale academie onderwijs anno 2018 aan voldoen? En is er veel veranderd in die afgelopen 50 jaar? Ik besluit af te spreken met de docenten en kunstenaars Uta Eisenreich en Elisa van Joolen die allebei al jaren lesgeven op een van de beste academies van het land.
JK: ‘Jullie werken al langere tijd op de Rietveld en hebben zo een ontwikkeling zien plaatsvinden. Wat is de grootste verandering die jullie hebben meegemaakt in de jaren dat jullie lesgeven?’
UE: ‘Ik zat zelf op de Rietveld in de jaren ‘90 en vond de sfeer heel vrij. Er is nog een beetje over van een anarchistische geest, we zijn bijvoorbeeld de enige academie zonder studiepunten, maar het lijkt steeds georganiseerder te worden. Wat ook opvalt is dat de studenten steeds jonger worden, dat heeft vooral politieke redenen, zoals de afschaffing van de studiefinanciering. Scholieren zijn genoodzaakt sneller de ‘juiste’ beslissing te nemen. Maar het is erg vroeg om na de middelbare school direct met een opleiding als deze te beginnen, en vier jaar is ook nog heel kort. Hierdoor wordt een master belangrijker.’
EJ: ‘Het gaat vooral in verschillende golven. Toen ik hier kwam studeren waren er veel Israëlische studenten. Toen ik hier begon met werken in 2012 waren er veel Scandinavische studenten. En nu zijn het veel meer Franse en Aziatische jonge kunstenaars, het wordt steeds internationaler. De stress om geld is echt een groot punt geworden bij de Nederlandse studenten door de afschaffing van de studiefinanciering en het politieke idee dat kunst maar een linkse hobby is. Nu wordt er een artikel gepubliceerd over de Rietveld-tentoonstelling en dan gaat het met name over of alumni wel financieel zelfstandig kunnen zijn. Ik erger me hieraan. Is dat de graadmeter om te kijken hoe iemand heeft gestudeerd? Economisch succes? Ik vind het interessanter om inhoudelijk naar projecten/kunstenaarspraktijken te kijken, en juist voorbij enkel de economische waarde te denken.’
‘Toen ik bij de afdeling grafisch werkte zagen de vergaderingen er zo uit; we gingen gewoon samen pannenkoeken bakken. Geen agendapunten.’
JK: ‘ Al jaren buigen velen zich over de invulling van het academieonderwijs, maar sinds het rendementsdenken, het idee dat alles in cijfers, geld en rendement uitgedrukt moet worden zonder oog voor menselijke maat, een hoogtepunt heeft bereikt in onderwijsland, gaat de overheid er zich ook om bekommeren. Merken jullie deze verandering ook binnen de muren van de Rietveld?’
UE: ‘Natuurlijk, er worden meer eisen opgelegd. Dat heeft ook te maken met de Europese Unie en dat studies gelijkgetrokken moesten worden. Maar ik vind dat je een academie niet kunt runnen als een bedrijf, anders krijg je docenten die zich gedragen als werknemers en studenten die zich gedragen als klanten. Een academie zou juist een vrijplaats moeten zijn voor zelforganisatie. Toen ik bij de afdeling grafisch werkte zagen de vergaderingen er zo uit; we gingen gewoon samen pannenkoeken bakken. Geen agendapunten. Op die manier kwam er juist van alles naar boven wat er aan de hand was, en werden signalen opgepikt, ideeën geboren en plannen gesmeed. Nog steeds werkt het zo bij excursies; ter plekke ontstaan er nieuwe ideeën voor projecten. Het gaat vooral om een open sfeer die ontstaat als er weinig van tevoren is uitgestippeld.’
EJ: ‘Ik denk dat die flexibiliteit en openheid, zoals het Rietveldgebouw ook ontworpen is, echt een verademing voor veel studenten is. ‘Oh dit kan ook, oh dit mag ook.’ Kunstenaar zijn gaat over buiten de kaders denken dus als wij dat als opleiding niet meer kunnen toelaten, kunnen studenten dat ook niet. Het gebouw draagt symbolisch bij aan dit idee.’
JK: ‘’Iedereen is een kunstenaar’ declameerde Joseph Beuys in het jaar dat de Rietveld Academie werd geopend, 50 jaar geleden. Zijn jullie het hiermee eens?’
UR: ‘Als we het hebben over dat er in iedereen een creatieve kracht zit, jazeker. Want als je een peuterklas verf geeft en kijkt wat er gebeurt, gebeurt er van alles. Maar dat definieert niet het kunstenaarschap. Het gaat erom dat je een eigen kijk op de wereld ontwikkelt in plaats van gezellig mee te draaien met dat wat er al bestaat. Volgens mij vindt niet iedereen dat nodig. En dan is het nog een tweede of je dat doormiddel van objecten wilt communiceren, want dat doen mensen die kunstenaar zijn.’
‘Wij zijn een soort gids in hun eigen onderzoek waarbij ik ze hoop te stimuleren daarin een eigen motor te zijn.’
JK: ‘Hoe leer je dat wat eigenlijk niet te leren valt, namelijk kunst maken?’
UE: ‘Omdat ik ook les geef op andere academies, ook in het buitenland, zie ik veel verschillen. In sommige Duitse academies heb je een semester-catalogus waarin van tevoren precies is aangegeven welke informatie er bemiddeld moet worden. Eerlijk gezegd ben ik wel fan van hoe het hier gaat. Als docent krijg je het volle vertrouwen, een ‘carte-blanche’ om opdrachten op te zetten vanuit je eigen kunstenaarspraktijk, je hebt alleen een naam van het vak als uitgaanspunt, bijvoorbeeld ‘design’ of ‘mixed media’. Daardoor is er binnen het vak de ruimte om vragen die op worden geroepen te ontdekken en onderzoeken. Zo komen er gekke, ambitieuze projecten tot stand en mensen krijgen veel meer motivatie dan wanneer het is voorgeschreven. Het idee ‘we gaan samen iets maken en dat doen we gewoon’ is hier veel meer aanwezig.’
EJ: ‘Uta en ik geven allebei les in het basisjaar wat eigenlijk het fundament is voor de Rietveld. Daarin komen alle studenten samen, ook al denken ze al te weten dat ze naar grafisch willen of beeldend kunstenaar willen worden. Ik vind het heel mooi dat je in dat jaar allemaal hetzelfde moet doen. Ze inspireren elkaar en komen op gebieden die ze zonder het basisjaar niet hadden bedacht. De grenzen tussen disciplines vervagen en vaak gaan studenten een totaal andere richting studeren dan wat ze hadden bedacht toen ze aanmelding deden.’
JK: ‘Er wordt altijd gediscussieerd over ‘goed’ academieonderwijs, hoe ziet dit er volgens jullie uit?’
EJ: ‘Het is hier echt de docent met de studenten, ik sta niet voor de klas, maar in de klas. Studenten geven elkaar ook feedback, niet alleen de docent. We nemen ze echt niet bij elke stap bij de hand, maar wij zijn een soort gids in hun eigen onderzoek waarbij ik ze hoop te stimuleren daarin een eigen motor te zijn. Ik moedig aan dat studenten zich vrij voelen om dingen in te brengen, interesses te delen met de groep en van daaruit verder te gaan door de on-hiërarchische structuur die hier aanwezig is.’
UE: ‘Klopt, Elisa. De on-hiërarchische structuur zit hem ook in het curriculum, het is zo op gezet dat de studenten verschillende stemmen horen. In het basisjaar, en alle daaropvolgende vak-jaren, werken steeds wisselend teams van meerdere docenten. Doordat de studenten verschillende meningen en visies meekrijgen worden ze teruggeworpen op zichzelf, en leren ze vanuit zichzelf te kijken wat er belangrijk is voor hun eigen ontwikkeling.’
JK: ‘Een docent staat dus in de klas in plaats van voor de klas. In hoeverre verrijkt deze manier van lesgeven je eigen kunstenaarspraktijk?’
EJ: ‘Heel veel. Ik heb een eigen studio. Ik verdwijn in de e-mails en praktische zaken, randzaken die ik niet inspirerend vind. Terwijl als ik met studenten bezig ben zie ik het plezier van het maken, het experimenteren en dat inspireert me. Ik probeer meer “maak-dagen” in te voeren op mijn studio. Daar word ik gelukkig van.’
UE: ‘In het basisjaar is een heel hoog tempo, snelle korte opdrachten. De drive die daardoor in een klas ontstaat is erg aanstekelijk.’
‘De tijd en ruimte die vaak ontbreekt kan je hier nemen.’
JK: ‘Hoe moet de academie van de toekomst eruitzien?’
UE: ‘We praten er als Academie over, juist op dit moment. Hoe kan je het onderwijs in de toekomst ‘diverser’ en inclusiever maken? Hoe kunnen we technologische ontwikkelingen bijhouden of reflecteren? Zelf vind ik het heel belangrijk de druk van regelgevingen in stand te houden en te verdedigen dat we een ruimte zijn voor experiment, en geen plek waar educatie geconsumeerd wordt. Voor mij hoeft ook niet iedere alumnus kunstenaar te worden, de manier van kijken en mentaliteit die je hier leert, komen heel goed van pas bij andere beroepen – en wie weet wat er voor nieuwe beroepen zullen zijn in de toekomst. We zouden vertrouwen en ruimte moeten geven zonder daarbij direct aan rendement te denken.’
EJ: ‘Veel studenten denken veel te weten, maar ze kennen niet het hele verhaal. Dan hebben ze bijvoorbeeld een beeld van een kunstwerk op instagram gezien, en dan denken ze de kunstenaar te kennen. Context mist, en dat is wat de taak van de academie is om daar aandacht aan te geven. Verdieping. In de toekomst moet dit meer aandacht krijgen. Studenten moeten meer de geschiedenis in gaan duiken en academies kunnen experts van buitenaf uitnodigen. Zulke dingen moeten we meer stimuleren. Het vrij mogen denken en tegelijkertijd dieper graven en echt kijken naar een onderwerp. Dat zou een ideaal plaatje zijn. Want een academie is een plek waar je de tijd en ruimte neemt om goed te leren kijken en te experimenteren, dat is zo belangrijk; de tijd en ruimte die vaak ontbreekt kan je hier nemen.’