Een foto voorlezen
Het geheugen is een onbetrouwbaar ding, dat weten we allemaal. Desondanks geloven we in onze herinneringen, over een gelukkige of ongelukkige jeugd, over de afrikaantjes die in de voortuin groeiden en de boomhut op het erf van de buren.
Eigen ervaringen mengen zich zonder dat we het in de gaten hebben met verhalen van familieleden, fantasie doet er een schepje suiker bij en emoties verkleuren de werkelijkheid verder. In dit proces van herinneren zijn foto’s de stilzwijgende getuigen.
Mijn moeder; het beeld van haar dat in mij leeft is bepaald door foto’s, haar volle brede mond, donker en golvend haar, de foto’s hebben haar gezicht gefixeerd. Toch, als ik rustig terugdenk, komen er ook scènes naar boven, als korte filmpjes uit mijn geheugenarchief. Maar in die filmpjes blijven de gezichten van de personages onscherp, welke jurk ze droeg tijdens die ruzie, ik weet het niet, of welke jas ze aanhad toen we die eindeloze wandeling langs de autoweg maakten of cantharellen gingen plukken. In de reconstructie van het verleden functioneren foto’s als stempels in de bouw, als stutten die de tijdelijke constructie op haar plek houden en zo de uiteindelijke vorm van het huis bepalen.
Haar stem heb ik niet opgeslagen, haar geur niet, en als ik mijn ogen sluit en haar beeltenis verschijnt, welke emotie komt er dan boven? De man wiens vrouw is overleden heeft angst om die lieve speciale blik te vergeten. Snel prikt hij een foto boven het kabinet, maar juist die foto dringt zich op, schuift tussen de man en zijn herinneringen.
In Ramon Gielings film Blind Fortuin (2012) vertelt een blinde lottoverkoper in Spanje dat hij bepaalde beelden per se wilde bewaren: ‘Ik wist dat ik blind zou worden, maar de zonsondergang wilde ik niet verliezen. Ik wist dat ik de beelden in me op moest slaan. Urenlang zat ik te kijken.’
Een beeld opslaan in je geheugen is als rekentafels uit het hoofd leren, cijfers lezen, herhalen, in jezelf de rijtjes steeds opnieuw repeteren. Zo was het ook voor de blinde man, intens kijken, het beeld inprenten, ogen dicht, weer oproepen. En uiteindelijk hoop je dat de herinnering niet alleen het beeld tevoorschijn tovert, maar dat het opgeslagen beeld als een anker werkt voor de beleving van dat moment; de zilte zeelucht, het kleffe zand dat aan je broek plakt, de warmte van de persoon die naast je zit, het gekras van meeuwen in de lucht.
Herinneringen verbleken als foto’s in een album. Wanneer het zicht uit je ogen verdwijnt, zijn foto’s dan nog steeds de ankers die je uit kunt gooien om herinneringen mee op te halen?
Voor zijn project Retracing vroeg Rein Jelle Terpstra aan mensen die weten dat ze langzaam maar onverbiddelijk hun gezichtsvermogen verliezen, welke beelden ze denken het meest te missen. Hij wilde deze beelden voor hun fotograferen en bewaren.
Anne van der Klundert, een van de deelnemers, noemt het een belangrijke maar gevoelige vraag. Terpstra realiseert zich dat de vraag niet gemakkelijk is, maar hij wil ook iets geven, het beeld voor hen bewaren. Terpstra houdt contact met de deelnemers aan zijn project om maanden of jaren later de foto aan hen te beschrijven en zo het beeld weer wakker te maken, levend te houden. Terpstra: ‘Als fotograaf plaats ik mezelf in een dienstbare rol. De foto die ik maak volgt de blik van de ander, het auteurschap staat in dienst van deze ander. Liever een losse of toevallige blik door hun aanwijzingen te volgen dan een kunstzinnige foto als artistiek product.’
Een foto voorlezen, misschien wel tegen beter weten in. Het idee wordt overschaduwd door de wrede waarheid van het project – dat je als getroffene de naderende duisternis juist wilt ontkennen. ‘Het project drukt je enorm op de feiten waarvan je gewoonweg niet wilt dat ze waar zijn,’ zegt Anne.
Terpstra werkt samen met vijf mensen met een progressieve oogaandoening. Samen met hen zocht hij hun meest geliefde plekken op en fotografeerde deze op Kodachrome diafilm. Met Bep reed hij naar zee om terugtrekkende golven voor haar vast te leggen. Hij bezocht Helma thuis in Amsterdam en maakte foto’s van een tafel met spulletjes en het uitzicht vanuit haar woonkamer.
Het atelier van decorschilder Joost ziet er op de dia’s uit alsof hij even de deur uit is om een broodje te kopen. Ieder moment kan hij weer binnenkomen om de kwast te pakken en verder te schilderen aan de krul op het bord. Boven de tafel waarop hij ooit verf mengde hangt nog een briefje met aantekeningen. De werkruimte staat vol objecten: een trapje, een kruk, een lijst, een stoel, en je vraagt je af of het inmiddels obstakels zijn geworden of juist ijkpunten blijven die Joost helpen zich te oriënteren.
Wil je als blinde de verloren situatie bij je houden door alles intact te laten en de herinnering te koesteren, of kun je toch beter opruimen en schoonmaken om zo de nieuwe situatie te bevestigen? Op een andere dia houdt Joost een plat rond object in zijn handen waarbinnen acht bolle spiegels cirkelen – zijn lievelingsding.
Voor Anne fotografeerde Terpstra haar handschrift (met aantekeningen over fotoprojecten en een boodschappenlijstje), sporen van dieren in de sneeuw en de spiegel waarin ze haar ogen opmaakt.
Anne kijkt heel lang naar de projecties van de opnames waarin ze zich voor de spiegel opmaakt. Anne vertelt dat ze door het slechte zicht de behoefte heeft om dingen naar zich toe te halen. ‘Ik zie mijn eigen ogen niet meer, maar dankzij de grote lenzen van Rein Jelle en de enorme projectie kan ik mijn ogen weer even zien.’ Fotografie kan dat: de wereld dichtbij halen, in afstand, in tijd. Dankzij foto’s van het beschilderde plafond in de Sixtijnse kapel kunnen we de handen zien die elkaar raken en het craquelé in het gezicht van een Sybille. De reproducties halen het beeld van het plafond naar beneden, je kunt het in je handen houden om te genieten van alle rijkdom in de schildering.
In Retracing wordt een herinnering geconstrueerd, dat ene vastgelegde moment verdicht zich in het geheugen. De foto voor Bep van een rustige zee op een grijzige dag is verbonden met dat gecreëerde moment, een herinnering die zij samen hebben gemaakt. Een ‘found footage-foto’ van de zee zou losgeknipt zijn van dat moment en niet kunnen werken als een anker voor de herinnering.
Anne: ‘Dit project dwong me om na te denken over waarneming. Een progressieve oogaandoening is een weg naar blindheid, maar wanneer word je blind, een gruwelijke vraag waar ik niet aan wilde. Kijken is meer dan alleen het registreren met de ogen. Ik heb dingen nu vaak beter door, ik vang andere signalen op. Kijken mengt zich met overtuigingen, met beperkende gedachten. Toch dwong dit project me om te overdenken wat ik nog zou willen zien voordat het niet meer kan. Eigenlijk wilde ik nog van alles zien, maar door de beperkte tijd moest ik prioriteiten stellen.’
Ze checkte bronnen en vroeg aan mensen die veel hebben gereisd naar de mooiste scènes op aarde. Het noorderlicht in Lapland kwam boven.
Anne: ‘Het noorderlicht is alleen via zicht waar te nemen, dat kan ik niet op een andere manier ervaren, dus daar wilde ik als eerste naartoe. Toen we eenmaal in Lapland waren had de weerman de komst van het noorderlicht berekend. Op het moment waarop de weerman hard riep ‘het noorderlicht, het noorderlicht!’ rees er toch twijfel: die vage nevels in de lucht, was dat nu het groene noorderlicht of niet? De foto’s die ik kende gaven een spectaculair beeld door de lange sluitertijd die veel licht vangt. Fotografie of film maakt het mooier en met iedere foto houden we die illusie in stand. Ze tonen een hyperrealiteit, een constructie. Voor mij was het moment dat ik met mijn laarzen in de sneeuw omhoogkeek eigenlijk al te laat, ik kon het niet goed meer zien. Kort daarop hoorde ik het noorderlicht op de radio, als ruis. Uiteindelijk heb ik het noorderlicht dus toch via andere zintuigen waargenomen. Zo raakte ik mijn angst voor mijn voorland weer een beetje kwijt, want het enige waarvan ik dacht dat ik het niet anders zou kunnen ervaren dan met mijn ogen, bleek je ook te kunnen horen. Maar wat is de schoonheid van audiografische nevels?’
Het verdwijnen van het beeld is een mogelijkheid die veel in het werk van Terpstra voorkomt. In een plan dat hij ontwikkelde voor het Fotomuseum te Antwerpen stelde hij voor elke bezoeker van het museum een zwarte lichtdichte enveloppe mee te geven. In deze enveloppen zitten foto’s uit de collectie, afgedrukt op daglichtpapier. Dit is een zelfontwikkelend fotopapier, dat onder invloed van daglicht verdonkert.
De bezoeker wordt voor de keuze gesteld: hij kan kiezen om de foto te zien, maar de prijs die hij hiervoor betaalt, is dat het beeld door het licht zal verdwijnen. Of hij kiest voor het conserveren van dit beeld: dan blijft het in het donker opgeborgen en toont zich alleen als een mentaal beeld, in de herinnering of de verbeelding van de eigenaar.
Soms vervangt het weten het zien. De blik van de deelnemer aan Retracing transformeert tot een diabeeld en een foto die wacht in een mapje – als in een kluis – totdat Terpstra de foto gaat voorlezen, zodat de geliefde plek voor de blind geworden participant weer gevonden wordt. Maar luisteren is niet hetzelfde als zien: ‘Ik vind het fascinerend dat de cirkel niet rond te krijgen is, dat het niet helemaal klopt, het wrikt ergens en dat fascineert me.’
Deze tekst is gebaseerd op een gesprek tussen Rein Jelle Terpstra, Anne van der Klundert en de auteur. Terpstra’s boek Retracing werd genomineerd voor de Dutch Doc Award, een prijs voor een fotograaf die volgens een deskundige jury het beste Nederlandse documentaire project in het voorafgaande jaar heeft gemaakt. De winnaar zal op 10 juni 2014 in het Tropenmuseum worden bekendgemaakt. Vanaf 22 mei is aldaar een tentoonstelling te zien die een overzicht geeft van alle projecten die dit jaar genomineerd werden.