“Een diploma in kunst is onzin” – Een interview met Jos Houweling
Jos Houweling (1943) gaf 34 jaarlang les op de Rietveld academie en zette daar de afdeling Audiovisueel op. Hij was tot 2010 directeur van het Sandberg Instituut en bracht daarnaast diverse boeken uit, onder andere: ‘700 Centenboek’ (1975) en ‘Het Handige Jongensboek’ (1975). Naast boeken maakte hij ook televisie- en radioprogramma’s, had verschillende tentoonstellingen in onder andere Arti. En afgelopen jaar toonde het Centre Pompidou (2019) de tweehonderd fotocollages van Houweling in de tentoonstelling ‘Amsterdam Seventies’.
Mister Motley gaat de komende tijd in gesprek met belangrijke, maar vaak onzichtbare, pleitbezorgers van de beeldende kunst: de kunstdocenten. Van middelbare schoolleraren tot academiebegeleiders en van kunstenaars die ook lesgeven tot avonddocenten. Waarom is kunstonderwijs van belang? Hoe ziet ‘goed’ kunstonderwijs eruit? Welke meerwaarde kan het ons bieden? En hoe onderwijs je iets wat eigenlijk niet te leren valt, kunst maken? Vandaag een interview met voormalig docent en beeldend kunstenaar Jos Houweling.
In zijn eigen werk houdt Houweling zich bezig met de ontregelde kunst en geeft hij aandacht aan de absurditeit van ons dagelijkse leven, dat uit zich in opmerkelijke fotocollages. Ik ontmoet hem in het café van het Cobramuseum in Amstelveen en met koffie gaan we in gesprek over het veelzijdige fenomeen: onderwijzen in kunst.
Claire Venema: “Wat is volgens u de definitie van ‘goed’ kunstonderwijs? En hoe leer je zoiets als kunst maken?”
Jos Houweling: “Als student aan de kunstacademie wil je kunstenaar worden. En ik, als docent, moet zorgen dat diegene dat ook wordt. En daar is geen standaard recept voor. Per student moet ik proberen een traject te bedenken, te stimuleren. En dat is zeker ingewikkeld. Het is makkelijk om je te verliezen in het aanleren van technieken en het bespreken van schilderijen. Dat hoort er natuurlijk bij, maar is niet de essentie. Ik had bijvoorbeeld een student die heel goed was, het enige wat ze miste was een soort brutaliteit. Ik heb haar eerst lovend toegesproken en na een tijd heb ik helemaal niets meer tegen haar gezegd, zelfs geen gedag. Zij werd daar zo opgefokt van en kwaad dat ze uiteindelijk iets geweldigs heeft gemaakt. Ik heb het van tevoren niet bedacht, het gebeurde gewoon. Joost Conijn vroeg mij ‘ik wil graag van de school abseilen maar van de adjunct-directeur mocht dat niet, wat zou jij adviseren?’ Dus ik heb hem verteld dat de adjunct-directeur er op vrijdag niet is. Natuurlijk mag het niet, maar bij kunst ga je juist over die grens heen, wat precies niet mag. Je moet een beetje lastig zijn. Ik bedacht natuurlijk ook opdrachten voor de mensen die een opdracht nodig hadden. Maar dan zei ik er altijd bij: ‘als je iets beters weet, moet je dat gewoon gaan doen.’ Je wordt er geen kunstenaar van als je precies doet wat docenten van je vragen.”
Natuurlijk mag het niet, maar bij kunst ga je juist over die grens heen, wat precies niet mag. Je moet een beetje lastig zijn.
CV: “Had u een uiteindelijk doel voor ogen wat u de studenten probeerde mee te geven?”
JH: “Het onderwijs is gebaseerd op ‘ik geef jou een opdracht en dat doe jij zo goed mogelijk’ maar dat is niet het kunstenaarschap. Het kunstenaarschap is een motor in jezelf ontwikkelen. Na de opleiding sta je er alleen voor, dan moet je het vermogen hebben om door te gaan.
In het kunstonderwijs heb ik veel georganiseerd. Ik heb de Kunstvlaai opgericht, een alternatieve kunstbeurs. Om tegen studenten te zeggen, ‘kijk dit kan jouw plek worden, verzin een goed plan. Als je geen goed plan verzint, hang ik je werk gewoon niet op.’ Zo probeerde ik een innerlijke motor te ontwikkelen.
Ik ken een paar docenten die ongenadig bot zeggen dat een werk van een student niets voorstelt. Ik was dol op dat soort docenten tussendoor. Want in de kunst moet je af en toe een enorme knal hebben, wakker geschud worden op z’n tijd. Een besef dat er nu echt wat heel bijzonders moet gaan gebeuren. En je hebt natuurlijk ook studenten die meer houvast nodig hebben dan ik ze wilde geven, en dan was ik de verkeerde docent.”
CV: “Hoe zou u zichzelf als docent beschrijven?”
JH: “Mijn kracht zat in het stimuleren van kansen en verrassingen, waar iemand echt iets aan heeft. Ik heb bijvoorbeeld als directeur een aantal jaren tegen klassen gezegd ‘we hebben geen leraar, maar jullie mogen nu gaan overleggen wie ik ga vragen als jullie leraar’. De studenten maakten zo het onderwijs. Dat werkte geweldig omdat je als student verantwoordelijk wordt voor je eigen onderwijs. En voor mij was het ook fantastisch, want ieder jaar waren er weer nieuwe wensen. ‘We willen jonge curatoren!’ dan ga ik naar De Appel toe, ‘we willen een directeur van een kunstinstelling’ nou dan belde ik die op. En dat is totaal ander onderwijs dan gebruikelijk, dus dat liep ook een beetje spaak met de overheid. De accreditatie vroeg zich dan af hoe je de resultaten meet en cijfers en beoordelingen geeft.”
CV: “Hoe kijkt u daar tegenaan? Tegen cijfers en beoordelingen in kunst?”
JH: “Ja, een diploma in kunst is onzin, daar heb je helemaal niets aan. Niemand maar dan ook niemand vraagt ooit ‘zou je met mij willen exposeren en heb je een diploma’. Dat bestaat niet in de kunstwereld. Ik heb ook weleens mensen een diploma gegeven die helemaal niet voldeden aan de normen die gesteld werden. Dat ging over iemand die nog een scriptie moest schrijven. Ze was uitgenodigd voor de Biënnale van São Paulo. Dat vond zij belangrijker dan een scriptie, en ik was het volkomen met haar eens. En dan krijg je natuurlijk verbijstering van de accreditatie. Vragen en discussies. Maar ik heb altijd het geluk gehad dat er nog mensen waren die dachten van: ‘ja daar zit iets in.”
Ja, een diploma in kunst is onzin, daar heb je helemaal niets aan.
CV: “Wat zouden concrete oplossingen kunnen zijn voor dus bijvoorbeeld die cijfers en regels? Waar zou verandering moeten beginnen?”
JH: “Ga meer uit van de student zelf. Het hbo-onderwijs zit veel te veel vast aan regels die goed zijn voor de hbo-verplegers opleiding maar diezelfde soort regels kan je niet toepassen op een kunstopleiding.
Het begint met aantal goede docenten, en dan is plotseling alles anders. Er is geen radicale aanpak. Het enige advies dat ik zou kunnen geven is: verminder de wantrouwige regelgeving. Want studenten zijn niet achterlijk. Als jij slecht kunstonderwijs geeft dan weten ze dat. Dus stop dat gedoe met veel te veel verslagen, veel te veel evaluatiegesprekken, want daardoor glipt de tijd door je vingers.”
CV: “U zei ooit eerder ‘vanaf het begin wilde ik kunst met lesgeven combineren. Ongemerkt slokte het al mijn tijd op’ Hoe komt het dat die combinatie zo moeilijk is? En kan lesgeven bijdragen aan het kunstenaarschap en andersom?”
JH: “Het begon al met toen ik op de Rietveld als jonge docent kwam op de avondschool. Ik had het gevoel dat ik het niveau van lesgeven niet aankon en dat ik echt m’n best moest doen. Ik wilde die fantastische baan in die fantastische omgeving en dus ging ik me er helemaal op concentreren en inzetten. Dat kost dan meer tijd dan je hebt. Ik heb nooit helemaal stilgezeten, er komen alleen wel gaten te zitten tussen dingen. Het had ook niet zoveel met elkaar te maken, onderwijs en wat ikzelf deed. Ik heb bijvoorbeeld nooit een voorbeeld gegeven van mijn eigen werk aan studenten. Een enkele keer vroeg iemand ernaar, maar ik heb het er nooit over gehad. Ik vond dat een fundamentele fout, omdat je dan afgerekend wordt op ‘oh, hij vindt dat soort werk leuk, hij denkt er zo over, dat is zijn visie.’ In mijn lesgeven zit een vorm van creativiteit en dat past dan bij een kunstenaar dus dat is een beetje de combinatie geweest.”
Ik vond dat een fundamentele fout, omdat je dan afgerekend wordt op ‘oh, hij vindt dat soort werk leuk, hij denkt er zo over, dat is zijn visie.
CV: “Stel u mag op dit moment een hele nieuwe academie oprichten, hoe zou deze er dan uitzien?”
JH: “Een plek waar je samen met de studenten opzoek kan gaan naar van wie je iets zou kunnen leren. zeg maar met wie je wilt praten. Misschien zou een mooie school de Kunstvlaai zijn, een plek waar je twee keer per jaar iets moet maken wat geweldig is, jezelf overtreffen. En een nieuw vak genaamd ‘ongehoorzaamheid’. Niet de puberachtige ongehoorzaamheid, maar ongehoorzaamheid in de kunst. Lessen zouden dan eenmaal per maand zijn, en je mag zelf je studiepunten bepalen. Jezelf overtreffen. Kan me niet schelen hoe je het doet, als het maar gebeurt.”