Een dier is een ding is een mens is een vorm is een machine
Kunstwerken komen zelden tot stand in een volmaakte boog waarbij het artistieke pad van begin tot einde helder is. Veel vaker verloopt het beeldende proces met horten en stoten waarbij de kunstenaar pas achteraf weet welke afslag hij heeft genomen. Die ongemakkelijkheid is geen typisch menselijke eigenschap want in de dierenwereld is het niet anders. Ook dieren treuzelen, aarzelen, zien er tegenop of hikken ergens tegenaan. En net als wij hebben zij een heel repertoire aan gedrag om dat onbehagen te vermijden. Frank Koolen (Maastricht, 1978) komt ze regelmatig tegen op zijn wandelingen door de stad en maakt foto’s van deze dier/mens ontmoetingen. De dieren die hij fotografeert zijn als personages in een moderne fabel. Ze zijn geestig en lijken vaak verdwaald in een verhaal dat ze niet kunnen doorgronden.
Neem nu de dode meeuw die zo stil op een elektriciteitskast ligt. Danger, Keep Away staat in afgebladderde letters te lezen, maar de woorden manen eerder tot eerbied dan tot angst. Want zo vredig zagen we de meeuw niet eerder. Zijn gevederde kopje is gracieus geknikt, de kraalogen voor altijd gesloten. Klaar voor de vlucht naar de volgende wereld houdt hij zijn vleugels stram langs het lijf. Al vroeg in zijn jeugd viel Frank Koolen van zijn geloof af. De pastoor die hem moest voorbereiden op de heilige communie verzekerde hem dat dieren geen ziel hadden. Hij kwam vervolgens zelf tot de conclusie dat er voor hen geen plaats was in het hiernamaals. Een hemel zonder dieren was niet voor te stellen voor de jongen. Zo bezien is de foto een blijk van herkenning tussen de kunstenaar en een andere zachtmoedige dierenvriend die de meeuw een plekje in de dierenhemel gunt. Want meeuwen sterven doorgaans niet op elektriciteitskastjes. Iemand heeft het dier daar in de luwte voor voetgangers en verkeer neergelegd. Het kastje is een sokkel geworden waarop de levenloze meeuw zijn laatste rustplaats heeft gevonden.
Als de kunstenaar een dier had mogen zijn dan was hij volgens eigen zeggen een vogel geweest.
Als de kunstenaar een dier had mogen zijn dan was hij volgens eigen zeggen een vogel geweest. Bijvoorbeeld de schrandere ekster die in teamverband katten wegjaagt met zijn gekrakeel. Dat doet hij voor de lol, maar ook omdat de ekster weet dat katten slecht nieuws zijn. En passant helpt hij andere vogels en muizen ook een handje door ze tijdig te waarschuwen. Koolen houdt van dit soort schalkse personages die iedereen te slim af zijn en min of meer toevalligerwijs het juiste doen. Eksters, kraaien en duiven zijn volgens hem de Tijl Uilenspiegels van de dierenwereld, ze leven dicht op onze huid terwijl ze handig hun kostje bij elkaar schrapen. “De hand die je voedt bijt je niet” lijkt de verfomfaaide stadsduif te verbeelden die even uitrust in de luwte van een gebeeldhouwde arm. Dat er overeenkomsten zijn tussen vogels en mensen ontdekte ook psycholoog en behaviourist Burrhus Skinner (1904-1994). Skinner ontdekte, net als Pavlov voor hem, dat mensen en dieren verbanden leggen tussen stimulus en respons en zich hierna gaan gedragen. Veel van zijn baanbrekende inzichten als behaviourist waren gestoeld op experimenten met duiven. Net als kraaien en eksters slagen ze met glans voor de spiegeltest en hebben ze een fabelachtig geheugen.
Een van zijn studies naar duiven vond hij zo de moeite waard dat hij er in 1948 een essay aan wijdde: Superstition in Pigeons. Voor een onderzoek naar operante conditionering selecteerde hij acht hongerige duiven die hij ieder in een kooi stopte. Op gezette tijdstippen kwam er een dosis voer in hun bakje. In lijn met het kwijlende hondje van Pavlov zou je verwachten dat de duiven hun normale pik-bewegingen zouden maken in afwachting van eten. Skinner en zijn researchers waren dan ook stomverbaasd toen bleek dat de duiven al snel allerlei vreemde gedragingen ontwikkelden om te anticiperen op de komst van het voer in het bakje. Eén vogel begon tegen de klok in te draaien, waarbij hij twee of drie slagen met zijn vleugels maakte. Een ander stak steeds zijn kop in een van de bovenste hoeken van de kooi. Een derde deed net alsof hij zijn kopje onder een onzichtbare staaf plaatste en die steeds optilde. En twee vogels ontwikkelden een kunstige slingerbeweging van de kop en het lijfje. Skinner probeerde ook uit wat er gebeurde als hij de tijd tussen de voederbeurten oprekte. De duivenrituelen werden uitbundiger en complexer, Skinner sprak zelfs van dansende duiven. De vogels haalden alles uit de kast om hun dosis voer af te smeken, ook al had hun gedrag geen enkel effect op de distributie van voer. Ze hadden kennelijk het rotsvaste geloof dat ze via deze ritueeltjes invloed konden uitoefenen.
Dat klinkt bekend, want wij mensen doen niet anders als we hout afkloppen of een schietgebedje afraffelen. Zo bezien is er geen fundamenteel verschil tussen het bijgeloof van deze duiven en een Pinksterprocessie. Ze drukken beiden de afhankelijkheid uit van een hogere macht die voedsel, veiligheid en ons voortbestaan vellig moet stellen. Frank Koolen is ervan overtuigd dat ondanks alle gelijkenissen tussen mens en dier, zij in een andere realiteit leven. De fabels van Perrault waarin dieren zoals de Gelaarsde Kat of Moeder de Gans mensentrekken hebben dienen hooguit om empathie tot stand te brengen. Als Skinners duiven ons al een les leren, is dat volgens Koolen dat ze, net als mensen, zichzelf zien in het licht van iets groters. Om het in de woorden van Koolen te zeggen: ‘Een dier is een ding is een mens is een vorm is een machine is alles is niks is high-tech is ultra-aards is een gedachte is een woord is een zin is een verhaal is een wereld is een universum.’
Judith Boessen (1972) is studieleider van de docentenopleiding beeldende kunst aan de HKU. Ze is dol op kunsthistorische trivia en haar favoriete tijdverdrijf is het wereldwijde web afspeuren naar allerlei bizarre weetjes en feitjes over kunst en cultuur.
Frank Koolen (1978) is beeldend kunstenaar en heeft een voorliefde voor de absurditeit van alledag. Tijdens zijn dagelijkse wandelingen maakt hij foto’s van vaak onopvallende dingen die hem opvallen. Recent publiceerde hij een bundel met dierengedichten (Kasia is the Beast, 2018) en een visueel dagboek met o.a. eenaantal dierenfoto’s (Kola, 2018) waarvan dit een selectie is.
Bronnen:
- Anthes, Emily (2013). Frankenstein’s cat: cuddling up to biotech’s brave new beasts (First ed.). New York: Scientific American / Farrar, Straus and Giroux. ISBN 978-0-374-15859-0.
- https://www.military.com/video/operations-and-strategy/second-world-war/…
- Skinner, B. F. (1948). ‘Superstition’ in the pigeon. Journal of Experimental Psychology, 38(2), 168–172. https://doi.org/10.1037/h0055873