‘Een archief is nooit compleet’ – in gesprek met Inge Meijer
De kunstinstellingen in ons land zijn gesloten voor publiek. Mister Motley is vastberaden een aantal van deze noodgedwongen verborgen schatten zichtbaar te maken, en dus spreken we een aantal kunstenaars over hun aan het zicht onttrokken werk. Thomas van Huut spreekt met Inge Meijer.
Op een lange tafel in de studio van Inge Meijer, in het door het Amsterdamse havengebied omringde kunstenaarsdorp Ruigoord, liggen hoge stapels fotomapjes, bedrukt met tekst in het Koreaans. We halen de fotonegatieven eruit en houden ze in het bleke zonlicht. Op de foto’s staan sierlijk geklede koppels, hun geposeerde houding laat zien om wat voor foto’s het gaat: huwelijksportretten. Het roept de vraag op: hoe zijn die hier terechtgekomen?
Kunstenaar Inge Meijer vond deze bijzondere, heel persoonlijke fotonegatieven per toeval in de zomer van 2019 op de zesde etage in een verlaten flatgebouw in Gwangju, Zuid-Korea. Ze was in Zuid-Korea als onderdeel van een artist-in-residency-programma van de Rijksakademie en het Asian Culture Complex. Het gebouw waarin ze de negatieven vond, was in gebruik geweest als trouwlocatie, leerde ze later. In de hoogtijdagen vonden er in dat ene gebouw dagelijks tientallen huwelijken en fotoshoots plaats. Geheel verzorgd, alles erop en eraan.
Sinds haar bezoek aan Gwangju probeert Meijer de negatieven in kaart te brengen, het project heet A Garden Revisioned, naar de tuin op het dak van de vijfde etage van het complex. Meijer: ‘Zo mooi, de tuin was al helemaal verwilderd toen ik er was, je hoorde er de krekels en vergat bijna dat je midden in de stad was. Later, toen ik de fotograaf van het gebouw interviewde, ontdekte ik dat de tuin speciaal ontworpen was als fotolocatie.’
Het roept de vraag op: hoe zijn die hier terechtgekomen?
Het is niet voor het eerst dat Meijer met een fotoarchief werkt, eerder maakte ze het fotoboek The Plant Collection, waarin ze foto’s verzamelde van de planten die vroeger in het Stedelijk Museum Amsterdam stonden. Ze legde een prachtige fotocollectie aan, waarin telkens het contrast speelt tussen de vrije ‘natuur’ van de potplant in de zwaar gecultiveerde omgeving van het museum. En nu werkt ze dus met deze Koreaanse trouwfoto’s. Ze wordt bij het analyseren en digitaliseren van de beelden geholpen door Alma Kim en Real Lee, beide kunstenaars met een Koreaanse achtergrond. ‘Ik heb niet zoveel met het idee van de kunstenaar als individuele “schepper”, ik werk liever in een team.’
Een deel van de Zuid-Koreaanse trouwfoto’s zou nu te zien moeten zijn in FOTODOK in Utrecht, als onderdeel van de expositie Pass It On. Private Stories, Public Histories. In die tentoonstelling, samengesteld door curator Daria Tuminas, werd het project van Meijer geëxposeerd naast dat van kunstenaars Lebohang Kganye (Zuid-Afrika), Marianne Ingleby (Verenigde Staten/Nederland), en Pablo Lerma (Spanje/Nederland). Alle vier werken ze op een eigen manier met foto-archieven.
Pass It On is door de coronamaatregelen gesloten, en gaat waarschijnlijk ook niet meer open. Daarom vertelt Meijer nu over haar project en deze tentoonstelling.
‘Ik verbleef in Gwangju in een appartement op de vijfde etage. Vanuit mijn raam keek ik uit op een ander flatgebouw, dat al behoorlijk aan het vervallen was. Er groeiden planten via de ramen naar buiten. Ik vond het direct een heel aantrekkelijk gebouw. Ik besloot om op verkenning uit te gaan, om te zien wat het was. Binnen zag je schitterende trouwzalen met kroonluchters, en op de vijfde etage was een prachtige binnentuin. Op de zesde etage vond ik een fotostudio, op de grond lagen deze mapjes met filmnegatieven. Ik heb getwijfeld of ik ze zou meenemen, maar toen ik een paar dagen later terugkwam heb ik ze toch opgepakt.’
Voelt het alsof je de filmnegatieven hebt ontvreemd?
‘Nee, zo voelt het niet. Het voelt eerder alsof ik de negatieven in bescherming heb genomen. Zonder mij zouden ze hoogstwaarschijnlijk met de rest van het gebouw zijn vernietigd. Het gebouw werd ook wel door anderen bezocht, al het koper was bijvoorbeeld meegenomen. Maar de fotonegatieven waren blijven liggen, die waren blijkbaar niet van waarde. Maar voor mij als kunstenaar zijn ze dat wel. Ik zie de foto’s niet als mijn bezit, maar wel als iets waar ik zorg voor draag. Als ik de fotonegatieven exposeer zorg ik dat de mensen onherkenbaar zijn.’
Zonder mij zouden ze hoogstwaarschijnlijk met de rest van het gebouw zijn vernietigd.
Wat is je plan met dit fotoarchief?
‘Ik haal de woorden zelf ook nog steeds door elkaar, maar eigenlijk zijn deze filmnegatieven in de mapjes nog geen archief. Dit is het bronmateriaal. Ik ben dat nu samen met Alma en Real Lee aan het digitaliseren. Vanuit die digitale bestanden zijn we nu dingen aan het verzamelen die opvallen. Bijzonder is bijvoorbeeld dat er heel weinig schoenen op de foto’s te zien zijn. Dus ben ik uitsneden gaan maken van de schoenen die je wél ziet.
Ook de houdingen van sommige handen zijn heel interessant: gebald, als een vuist, krachtig op een knie of nonchalant in een broekzak. Het deed me denken aan een werk van Marianne Wex: Let’s Take Back Our Space, met als ondertitel ‘Female’ and ‘Male’ Body Language as a Result of Patriarchal Structures (1979). Een visueel overzicht van honderden foto’s van lichaamshoudingen in publieke ruimtes.
Er is nog iets anders dat me opviel: heel vaak is de bruidssluier over een decorstuk gedrapeerd. Ik weet nog niet wat dat betekent, maar dat is in deze fase ook nog niet belangrijk. Eerst wil ik zoveel mogelijk observeren, een beeldarchief opbouwen vanuit het materiaal. Daarna komt pas de duiding. Ik wil deze eerste observatie al onderdeel laten zijn van de expositie, omdat dit de eerste stap is in het aanbrengen van structuren in het uiteindelijke archief.’
In de beschrijving van de expositie staat nadrukkelijk dat het gaat om projecten die nog in ontwikkeling zijn. Wat is het voordeel van het presenteren van on-af werk?
‘De laatste jaren heb ik steeds meer de behoefte gekregen om mijn werkproces zoveel mogelijk onderdeel te maken van het werk zelf. Het werken met archiefmateriaal is erg tijdintensief en toen ik benaderd werd door Daria Tuminas voor deze tentoonstelling was het project geenszins af. We hebben toegewerkt naar een interessante expositievorm waarin zichtbaar wordt waar ik mij op dit moment bevind.
Een archief is nooit volledig, het is altijd het resultaat van een samenloop van omstandigheden. Hierna gaat degene die zich ontfermd over het archief regels opstellen, sorteren en er goed over nadenken. Door ook het werkproces te laten zien, wil ik dat proces zichtbaar maken.
Mijn ervaring is dat publiek, ook al zet je erbij dat het een project-in-wording is, het toch altijd zal interpreteren als eindresultaat. Het was daarom fijn om in dialoog met ontwerpbureau Kummer & Herrman de tentoonstelling te ontwerpen. Het is een verlengstuk geworden van mijn werkplek, een ruimte waar ik samen met het publiek kan nadenken over het materiaal en waar tegelijktijdig ook gewerkt wordt, aan een grote lichttafel waar filmnegatieven met een camera gedigitaliseerd worden. Dat proces is te volgen op de monitor boven de lichttafel. Ik laat ook drie uitgeprinte foto’s van de trouwlocatie zien, deze komen uit een map waarop staat ‘voor de website’ en waren bedoeld om de locatie te promoten. Op een televisiescherm is ondertussen een film te zien die ik heb gemaakt van de sloop van het complex. Het is behoorlijk absurd om te zien hoe de sloopmachine hapjes uit het gebouw neemt, schijnbaar willekeurig, maar wel vakkundig, want het gebouw stort gecontroleerd in.’
Een archief is nooit volledig, het is altijd het resultaat van een samenloop van omstandigheden.
Hoe verhoudt jouw werk zich tot dat van de andere kunstenaars op de expositie?
‘Voor mij is het een heel inspirerende expositie, omdat de tentoonstelling laat zien hoeveel verschillende kanten je op kunt met een archief. Pablo Lerma verzamelt bijvoorbeeld foto’s uit LGBTI-archieven, onder andere van queer-tijdschriften. Hij maakt voorstellingen van mogelijke queer-families uit het materiaal dat hij daar tegenkomt. Net als mijn werk, gaat zijn werk over wat er wél en wat er níet gefotografeerd werd.
Het werk van Lebohang Kganye is juist heel verhalend. Zij maakt een soort schaduwspel van silhouetportretten uit haar familiearchief. Marianne Ingleby werkt ook met een familiearchief. Zij heeft de foto’s van haar opa, die de officiële fotograaf was voor het Amerikaanse leger in Iwo Jima in 1945, als uitgangspunt. Haar werk draait om de foto’s die niet gebruikt werden. Vanwege censuur? Of waren dit gewoon privéfoto’s? Haar materiaal is veel persoonlijker dan dat van mij, en toch kan ze het niet meer aan haar opa vragen. Ze heeft dus eigenlijk ook een bepaalde afstand tot haar materiaal.
Het mooie is dat de onderwerpen heel verschillend zijn, maar dat we de methode delen: we zoeken alle vier naar een manier om een archief op te bouwen.’
Het mooie is dat de onderwerpen heel verschillend zijn, maar dat we de methode delen: we zoeken alle vier naar een manier om een archief op te bouwen
Haal jij als buitenstaander iets anders uit deze foto’s dan een Zuid-Koreaanse kunstenaar zou hebben gedaan?
‘Ik vind dat een lastig woord, ‘buitenstaander’. Door dit project ben ik gaan nadenken over het hele artist-in-residency-systeem. Toen ik op de Rijksakademie zat, zag ik dat de internationale kunstenaars profiteerden van de nieuwe, voor hen onbekende omgeving van Amsterdam. Ze gingen op een meer fundamentele manier naar de dingen kijken. Dat wilde ik ook graag, daarom heb ik me aangemeld voor een uitwisseling in het buitenland. Mijn werk is altijd al opgebouwd vanuit de waarneming, maar zo’n nieuwe omgeving kan dat wel aanwakkeren.
Op een bepaalde manier creëerde die trouwlocatie trouwens zelf ook buitenstaanders: er staan bijvoorbeeld geen singles op de foto’s en ook geen queer-stellen, oude stellen of minder-valide stellen. Tegelijkertijd is het op een andere manier juist weer heel universeel: in alle culturen wordt op een of andere manier getrouwd. Als kunstenaar ben ik geïnteresseerd in de manier waarop analoge fotografie een onderdeel was van de rituelen die plaatsvonden in dit gebouw.
Ik denk dat je in een artist-in-residency-context bij uitstek wordt teruggeworpen op jezelf en bruggen wilt bouwen naar ‘de ander’. Als artist-in-residence kom je terecht in een bepaalde structuur, de manier waarop het programma is vormgegeven, je bent dus geen toerist, maar tegelijkertijd begeef je je veelal in situaties waarin je onbekend bent. Misschien is ‘onbekende’ dan ook een beter woord dan “buitenstaander”.’
De expositie is dicht, en gaat waarschijnlijk niet meer open. Wat is het vervolg van dit project?
‘FOTODOK werkt momenteel aan Virtual Presence, een digitale 360-graden-tour door de show. Er komt ook een fysieke publicatie, ontworpen door Kummer & Herrman en uitgegeven in samenwerking met Meteoro Editions. Ik zal voorlopig nog bezig zijn met het digitaliseren van de foto’s, en het opbouwen van een archief uit dit bronmateriaal. In de toekomst wil ik heel graag terug naar Zuid-Korea en verder onderzoek doen. Er staat nu op de locatie van het trouwcomplex een nieuw gebouw. Misschien woont daar wel een koppel dat op dezelfde plek getrouwd is, dat zou geweldig zijn.’
Op het YouTubekanaal van FOTODOK zijn video-interviews te zien met de vier kunstenaars uit ‘Pass It On. Private Stories, Public Histories’. Bekijk de video’s van Lebohang Kganye, Marianne Ingleby, Pablo Lerma en Inge Meijer.