‘Durf politiek te dromen’ – in gesprek met Jeanne van Heeswijk
Beeldend kunstenaar Jeanne van Heeswijk is al drie decennia internationaal actief als kunstenaar. In wisselende collectieve vormen werkt ze vaak op locaties met betrokkenen die zeggenschap willen over hun leefomgeving. “Onze projecten zijn langdurig en staan vol in het leven. De kunstprojecten zijn als lichamen. Het zijn ecosystemen waarin we samen bouwen aan een toekomst“, aldus van Heeswijk.
Zo is van Heeswijk in 2008 in de Afrikaanderwijk in Rotterdam Freehouse; Radicalising the local begonnen om de aanwezige kwaliteiten van deze buurt voelbaar en zichtbaar te maken. Met bijvoorbeeld het project De Markt van Morgen werd de bekende Afrikaandermarkt en haar verstikkende regelgeving getest. De projecten Wijkatelier op Zuiden de Wijkkeuken van Zuid zijn opgericht als collectieve werkplaatsen waarin lokaal talent de krachten combineert op het gebied van textielproductie en eetculturen.
Ze werkt daarnaast lang niet alleen in Nederland; in 2014 initieerde van Heeswijk Philadelphia Assembled. Dit project is ontwikkeld in samenwerking met honderden deelnemers en vertelt een verhaal van radicale gemeenschapsvorming en actief verzet middels de ontwikkeling van een collectief verhaal over de stad. Wat begon met gesprekken en bijeenkomsten, manifesteerde zich uiteindelijk in culturele programma’s, maaltijden en installaties in de hele stad en het project werd uiteindelijke gepresenteerd in het Philadelphia Museum of Art.
Een ander bekend project dat van Heeswijk initieerde speelt zich af in de wijk Anfield in Liverpool. Door de gedwongen verkoop en sloop van woningen en winkels moest de bakkerij van de familie Mitchell sluiten. De bakkerij werd vervolgens de basis voor gesprekken over betaalbare woningen en het recht hebben op de stad. De lokale gemeenschap nam het heft in eigen handen met betrekking tot het formuleren van hun toekomst. Dit leidde tot een plan om huizen te bouwen in coöperatief eigendom met de stichting Homebaked Co-operative Land Trust en de coöperatief gerunde bakkerij Homebaked Bakery. Dit is inmiddels uitgegroeid tot een succesvol gemeenschapsbedrijf met lokale banen en een plek waar veel verschillende groepen mensen elkaar ontmoeten. Er worden binnenkort in het blok van de bakkerij acht sociale woningen gebouwd en drie extra ruimtes voor gemeenschapsbedrijven.
Van Heeswijk is inmiddels een begrip in de kunstwereld. Ze staat bekend om haar bevlogenheid en haar manier van samenwerken in complexe processen. Daarin benadrukt ze dat ze in samenwerkingsverbanden werkt als medemaker. In dit individualistische tijdperk is het hoog tijd voor een gesprek over dit bijzondere kunstenaarschap. Ik besluit haar dan ook te interviewen via Zoom op een koude winterdag in januari. In wisselende collectieve vormen werkt ze vaak op locaties met betrokkenen die zeggenschap willen over hun leefomgeving.
Jouw projecten zijn veelzijdig en langdurig, daar heb ik echt bewondering voor. Hoe maken anderen deel uit van je werk? En welke stem hebben zij?
“Ik ben medemaker in meerdere collectieve vormen. Voor mij betekent dit dat ik mijn kunstenaarschap deel met anderen. Dat kan variëren van zeven tot soms wel honderd mede-eigenaren per artistiek project. Daarnaast zijn er ook nog deelnemers die meedoen aan programma’s en workshops en natuurlijk toeschouwers die komen kijken. Ik ben iemand met duidelijke ideeën en probeer ervoor te zorgen dat de processen van collectieve verbeelding gezamenlijk verlopen zodat een heel diverse groep mensen een stem heeft binnen de projecten. Ik besteed daar veel zorg aan. Omdat de processen vanaf het begin gezamenlijk gedragen worden, zijn er altijd mensen die het project weer verder dragen. Daarom zijn veel projecten zelfstandig en nog actief. Toen Homebaked Bakery bijvoorbeeld begon te draaien waren er uiteraard bakkers nodig. Ik kan helemaal niet bakken en dan heb je dus andere mensen nodig. Ik richt processen in waarin dingen gezamenlijk ontstaan en bepaal niet van tevoren welke vorm het project krijgt. Ik heb dus niet voorafgaand aan het project bedacht dat er een bakkerij komt.”
Ik richt processen in waarin dingen gezamenlijk ontstaan en bepaal niet van tevoren welke vorm het project krijgt.
Hoe ga je te werk, welke werkvormen of methodieken zet je in?
“Ik gebruik diverse radicale pedagogische modellen en methodieken in mijn werk. Ook die kan ik niet allemaal zelf leiden. Daarom werk ik samen met mensen die de benodigde skills hebben. Radicale pedagogie betekent dat je gezamenlijk van elkaar leert, maar ook dat je dingen moet afleren om een gezamenlijk curriculum op te bouwen. Ik gebruik een proces van deep listening. Zo besteedde ik in Philadelphia een jaar aan het voeren van vijfhonderd gesprekken over hoe mensen hun veranderende stad beschreven. Ik vroeg hen bijvoorbeeld waar vormen van verzet plaatsvonden en of er alternatieven werden gebouwd. Aan het einde van het gesprek vroeg ik vervolgens altijd of ze mij aan iemand anders wilden voorstellen die ik volgens hen moest spreken. Uit al die gesprekken kwamen nieuwe vragen voort die ik dan weer meenam naar het volgende gesprek. Zo ontstond er een set vragen waarmee de contouren van het project zichtbaar werden. Daarnaast ga ik vaak op zoek naar een locatie midden in het gebied waar we vanuit kunnen werken zoals de Mitchells bakery in Liverpool. Door de tijd heb ik geleerd dat het noodzakelijk is om goed te zorgen voor de medemakers en elkaar. Medemakers krijgen betaald en deelnemers krijgen een vergoeding als ze actief bijdragen aan het programma. Er staat altijd een maaltijd klaar en er is kinderopvang wanneer nodig.”
Jouw werk wordt vaak in verband gebracht met sociaal en politiek geëngageerde kunst. Zie jij dat ook zo? Wanneer is een werk politiek en sociaal geëngageerd volgens jou?
“Wat ik vaak zie is dat mensen weinig zeggenschap hebben over hoe hun dagelijkse leefomgeving wordt vormgegeven, gefinancierd, bestuurd en verbeeld. Daarin voelt men een soort machteloosheid. Voor mij zijn de projecten langdurige processen waarin we opnieuw leren collectief te verbeelden. Waarin we ook afleren hoe we denken dat iets geconstrueerd wordt, want toekomstbeelden worden vaak voor ons geconstrueerd. Hoe meer we mede-eigenaar van onze leefwereld kunnen worden, hoe meer we daar gezamenlijk vanuit verschillende perspectieven over kunnen nadenken. Daarom noem ik het ook collectieve processen. Het vormgeven van die processen is niet zo eenvoudig als van; ‘hier heb je een potlood en maak er maar een tekening van.’ Onze processen gaan over samen beelden maken, samen werken, samen nadenken, maar ook dingen afleren en andere waardes toelaten. Want het heeft ook te maken met waardebepaling. Hoe creëer je groeimogelijkheden voor een wijk waarin alle mensen kunnen deelnemen en verandering niet ten koste gaat van het sociale? Ik vind dat mensen letterlijk meer in beeld moeten komen omdat veel mensen nu niet gehoord worden. In onze huidige neoliberale maatschappij zijn beelden van wat succes is heel eenzijdig gekleurd. Daar hangen ook waardepatronen aan die soms niet bevraagd worden. Een werk is voor mij sociaal en politiek geëngageerd als het bestaande beelden van succes en deelname aan de maatschappij uitdaagt.”
In een interview heb je gezegd dat community art voor een duidelijke doelgroep werkt. En dat jij in het publieke domein werkt en niet met een bepaalde doelgroep. Je stelt regelmatig de vraag bij lezingen: “Voor wie werk je als kunstenaar?”. Zou je misschien zelf antwoord willen geven op deze vraag?
“In mijn werk gaat het over het recht hebben op de stad. Het project Freehouse: ‘Radicalising de local’ in de Afrikaanderwijk in Rotterdam gaat niet over één groep. Het is een coöperatief op de schaal van een wijk en is dus een samenwerking van meerdere gemeenschappen. Mijn werk gaat over het lokale, maar dat staat voor mij niet gelijk aan bewoners. Voor mij is ‘het lokale’ een conditie die globale conflicten belichaamt met locatie specifieke kenmerken. Dat zeg ik omdat bijvoorbeeld de noodzaak voor meer sociale woningen niet alleen een probleem is in Rotterdam, maar ook bijvoorbeeld in Mexico-stad en in New York. Het is een globaal conflict, maar dat heeft op een plek wel specifieke uitwerkingen. Dus dan werk je met die lokaal specifieke condities die elk project weer heel eigen maken. Binnen een werkgebied heb je de samenwerking van verschillende kennis over het gebied nodig. Die kennis kan zijn van iemand die daar woont of werkt, maar ook van iemand die een winkel heeft in dat gebied of daar al jaren op de markt staat. Maar soms ook van iemand van buiten de wijk die bijvoorbeeld noodzakelijke kennis heeft over grondrechten.”
Mijn werk gaat over het lokale, maar dat staat voor mij niet gelijk aan bewoners.
Hoe waarborg je in jouw werk de esthetiek? Hoe vertaal je al die lagen in jouw onderzoek naar een overtuigend beeld?
“Dat doe ik dus niet alleen, dat doen we samen. En de verschijningsvorm wordt in samenspraak met betrokkenen vormgegeven. Maar dit betekent ook dat iets een vorm kan krijgen waar ik zelf niet voor gekozen zou hebben. Dus als men collectief roze wil hebben, dan wordt het roze. De projecten zijn daardoor heel verschillend in hoe ze eruitzien en welke vorm ze krijgen. Als medemaker heb ik natuurlijk ook een visie over de manieren waarop de projecten gepresenteerd worden. In de processen ontstaan diverse presentatie momenten. Dit kan een tijdelijke installatie, tentoonstelling, performance of debat zijn. En heel af en toe ontstaat er ook een meer klassiek sculptuur. Het zijn beelden waarin collective learnings zich manifesteren. Soms in meerdere lagen en soms verrassend eenvoudig in een geweldig lekkere soep.”
Maar dit betekent ook dat iets een vorm kan krijgen waar ik zelf niet voor gekozen zou hebben.
In projecten zoals in Liverpool Anfield agendeer jij onder andere de gevolgen van gentrificatie op de wijkbewoners. Hoe kijk jij eigenlijk zelf naar je eigen positie als kunstenaar wanneer je projecten doet in woonwijken?
“Dat is het echt zo’n typische vraag! Het antwoord is heel erg simpel. Gentrificatie is een heel erg ingewikkeld proces en geldt niet voor elke plek op dezelfde manier. Vaak heeft men wat gelezen over kunst en gentrificatie en dat wordt dan twintig jaar lang herhaald. In een van de vele discussies hierover vertelde ik hoe we in Philadelphia Assembled op 30 locaties gewerkt hebben met groepen die mensen helpen om te overleven. Zodat kinderen ergens kunnen wonen, te eten hebben en naar school kunnen. We werkten onder andere met het Women’s Community Revitalisation Project samen en hun mission statement is ‘Development without Displacement’. Toch vroeg men daarna of we met dit project bijdroegen aan gentrificatie? Dan denk ik; waar heb je het over als je de lokale conditie niet echt kent? Zo kun je ook niet zomaar zeggen dat Anfield in Liverpool gentrificeert omdat het er nu wat beter gaat, want dan ken je Anfield niet. Anfield is een working class wijk en dat is het nog steeds. Zoals een Homebaked member het zei: ”Het is niet erg dat bepaalde plekken beter worden. Natuurlijk willen de mensen niet dat hun huizen lekken of dat er lood in hun drinkwater zit . Als het opknappen van deze huizen maar niet betekent dat ik het niet meer kan betalen om er te wonen!” Zo zijn we met Freehouse; ‘Radicalizing the local’ in de Afrikaanderwijk in 2008 aan het werk gegaan en een van de eerste dingen die men agendeerde was; hoe wordt de wijk niet de dupe van alle ontwikkelingen op de Kop van Zuid? Er zijn natuurlijk veel verschillende ontwikkelkrachten aan de gang maar de wijze waarop er met de Tweebosbuurt wordt omgegaan is schandalig. Ik vind dat je moet blijven vechten voor en werken aan een rechtvaardige ontwikkeling van de stad. In deze coronatijd is het fijn als je thuis kan leren en werken. Maar wat als je zoals een van onze medewerkers van de Afrikaanderwijk Coöperatie met 5 kinderen, waarvan er één gehandicapt is, in een twee kamer appartement woont en je hebt een prepaid telefoon? Hoe moeten je kinderen dan aan thuisonderwijs doen? Ons gebouw ‘t Gemaal in de Afrikaanderwijk is open, er is Wi-Fi beschikbaar, we bieden ondernemers hulp aan en we delen samen met organisaties voedselpakketten uit. Ik doe dit werk nu 31 jaar en het is een lerende praktijk, want van elk project leer je opnieuw jezelf ter discussie te stellen. In Liverpool is er voor Homebaked een tijd geweest dat we radicaal waren in onze uitingen en “we will rise” en “fuck the government!” riepen. Maar nu we een bouwvergunning nodig hebben om onze betaalbare huizen te realiseren, moeten we hiervoor wel met de gemeente samenwerken. Zo leer je als collectief wanneer je moet pushen, vechten, onderhandelen of werken aan nieuwe regelgeving. Het zijn geen eenduidige processen. Ze zijn lang en zitten vol frictie.”
Er is de laatste tijd in Nederland veel te doen rondom de machtspositie van een docent. Nu ben jij natuurlijk niet in alles een docent, maar je bent wel bezig met het werken met groepen. Hoe ga jij met die machtspositie om? Hoe zorg je dat een samenwerking veilig is?
“In mijn werk heeft het collectief gemeenschappelijk het beslisrecht om de koers van het proces en de besteding van de budgetten te bepalen. Er zijn altijd conflicten in projecten. Het kan gaan over of iemand genoeg uren krijgt of dat er genoeg aandacht is voor de eigen inbreng. Veel mensen bevinden zich in kwetsbare posities en er kunnen onuitgesproken trauma’s zijn. Het is belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan en van tevoren goede afspraken te maken over hoe je bepaalde dingen adresseert. Zo is het belangrijk om een vertrouwenspersoon te hebben en soms heeft een project een traumacounselor nodig. In de bijeenkomsten is er naast een wisselende voorzitter en notulist ook een temperature keeper. Die heeft als taak om op te letten of er genoeg ruimte is voor mensen zodat iedereen aan het woord kan komen. De zorg voor het samenstellen van een groep en de complexe samenwerkingsprocessen is heel belangrijk. Als je bijvoorbeeld iemand bent die het belangrijk vindt dat er diversiteit is, wil dat niet zeggen dat je niet racistisch kunt zijn. Of dat je automatisch sensitief genoeg bent of altijd voldoende je huiswerk hebt gedaan.”
Wat zou je beginnende maatschappelijk betrokken kunstenaars en educatoren willen meegeven? Wat moeten zij nooit uit het oog verliezen? Hun huiswerk?
“Ja, doe je huiswerk! Bij mij in de studio hangt een sjaal waarop staat ‘Check, check, dubbelcheck!’. Dat zeg ik altijd, daarom hebben mijn collega’s die gemaakt en opgehangen. Omdat je jouw eigen positie en aannames continue moet checken. Dat vereist oefening. Je moet trainen, repeteren en fouten maken, daarvan leren en erover praten. Blijf jezelf checken op hoe je positie neemt en wat die positie betekent. Ik vind dat aan dit proces niet genoeg aandacht besteed wordt in de kunstwereld.
En wees je er bewust van dat we in Nederland een bepaald idee over autonome kunst en kunstenaarschap hanteren waarin verondersteld wordt dat bepaalde dingen tot het kunstenaarschap behoren en bepaalde dingen niet. Mij wordt ook altijd de vraag gesteld; Is dit kunst? Voor mij is kunst meer dan het maken van kunstwerken. Het is een proces van collectieve verbeelding voor een meer rechtvaardige toekomst.”