Dood, écht dood, ben je pas als je bent vergeten
Daar stond een muur die ik heb aangeraakt.
De muur werd afgebroken. Van het puin
werd verderop een fundament gemaakt.
Ik plantte een fruitboom in mijn oude tuin.
Die werd geasfalteerd. Vijf meter diep
Houdt zich een wortelstronk nog grommend koest.
Vijf eeuwen lang desnoods. De Spaanse griep
Landt ooit op Mars omdat ik heb gehoest.
Er was een vriend aan wie ik heb geschreven,
Een rots waar ik mijn naam in heb gekerfd.
Je bent een deel van alles bij je leven
En alles blijft bestaan wanneer je sterft.
Alles Blijft – Gerrit Komrij – 2001
Dit gedicht van Gerrit Komrij impliceert dat de handelingen die jij vandaag verricht, zijn uitwerkingen zullen hebben in de toekomst. Alles blijft bestaan wanneer je sterft, schrijft Komrij hier optimistisch en tegelijkertijd kwetsbaar. Je vader, broer, vriendin en kind gaan door met het leven mede door de herinneringen aan jou. Het verschil tussen rouw en levenskracht inspireerde Hellen van Meene tot het maken van een fotoserie waarin zij de dood onderdeel van het leven laat zijn.
Vreemd en wat luguber ogen de foto’s op het eerste gezicht in Huis Marseille. Een rechtopstaande doodskist met de ‘overledene’ zichtbaar getoond. Zijn dierbaren staan ernaast en houden hem nog even gezelschap. Het lijkt een normaal familieportret, dan wel met bedroefde gezichten en waarop zij poseren alsof de overledene nog leeft. Waar dit in de 19e eeuw gebruikelijk was, geeft het in deze hedendaagse context een afwijkende indruk. Deze zogenoemde post-mortemfotografie gaf men toentertijd de kans een dierbare te ‘bewaren’. Omdat er niet altijd een (recent) portret was, wilde de familie die graag alsnog maken om het gezicht van hun geliefde niet te snel te vergeten. Waar deze foto’s destijds pontificaal werden gepresenteerd op het dressoir in de woonkamer, houden wij het tegenwoordig liever bij foto’s waarop de overledene nog stralend leeft, toen hij of zij nog niet ziek was en de dood ver weg leek.
Bij binnenkomst in de eerste kamer van Huis Marseille valt gelijk de grootte van de foto’s op. De panorama’s zijn levensgroot waarin de personen heel klein lijken. De dichtgeslagen oogleden van de overleden boer in de doodskist staren je aan. De enscenering van Van Meene is typisch Hollands. Een landschap met een molen, waarvan de wieken in rouwstand staan, een boerderij, bossen of de Zeeuwse kust. Hierin is de leegte in overvloed en staat echt alles stil. Het kleed, dat bij je grootouders thuis in de woonkamer ligt, is uitgerold voor de molen en de doodskist is erop gezet. Dit tafereel zou honderd jaar geleden gefotografeerd kunnen zijn, maar de plastic bordjes in de grond en de gebouwen op de achtergrond bewijzen een subtiele hedendaagsheid. De boer die met zijn devoot gevouwen handen tussen zijn dochters en vrouw in ‘staat’, krijgt in de foto’s van Van Meene de dood toegewezen. In tegenstelling tot de post-mortemfotografie waarbij de aanleiding het ‘uitstellen’ van de dood lijkt te zijn en de overledene langer ‘levend’ wordt gehouden, wordt in dit portret de levende man gepresenteerd als overledene. Iets dat hem in een nabije of verre toekomst zal gebeuren, wordt door Van Meene naar voren geschoven. Waar het een lichte opluchting is om te weten dat deze man nog leeft, is het tegelijkertijd deze hoop op opluchting die ontstaat wanneer iemand overlijdt. ‘’Zou ze niet gewoon heel diep slapen?’’, ‘’Ik zie haar nog zo de woonkamer inlopen’’, ‘’Het lijkt wel alsof ze haar lippen nog zachtjes beweegt’’. Het zijn deze zinnen die zweven tussen hoop en wanhoop die we waarschijnlijk allemaal kennen en die opnieuw opgeroepen worden door de portreten van Van Meene.
Van Meene maakte deze serie na het overlijden van haar moeder Ada om de onomkeerbare verandering rust te geven. Doordat Van Meene de dood in het leven brengt, wordt het er een onderdeel van. Ze ensceneert het gehele beeld en bij het bekijken van de foto’s besef ik mij dat die enscenering in contrast staat met de ‘niet te plannen’ laatste adem van ons mensen. Dit verschil benadrukt het besef dat de echte dood voor ons geen controle kent. De titel die Van Meene gaf aan haar serie, En alles blijft bestaan wanneer je sterft, klinkt als een zin vol hoop. We hebben dan wel geen zeggenschap over de natuurlijke dood, aan de actieve herinnering kunnen we wel iets doen. De foto’s laten zien dat het accepteren van de onbevattelijkheid van het leven, nodig is om die daad van herinneren te activeren. Want dood, écht dood, ben je pas als je bent vergeten.
De tentoonstelling van Hellen van Meene is nog tot en met 2 december te zien in Huis marseille.