Dode huid stinkt niet – naar W139 met Helena Sanders
Voor het project Dead Skin Cash van Salim Bayri en Ghita Skali kun je je eigen dode huid inleveren voor twintig euro per gram, dat de donateur cash krijgt uitbetaald. Persis Bekkering bezocht de tentoonstelling, die op allerlei manieren ongemak oproept, met host en kunstenaar Helena Sanders. ‘Dode huid is afkomstig van ons lichaam, maar is onderweg om te worden verworpen, bestemd voor het afvoerputje. Noch subject, noch object, confronteert het ons op onbewuste manier met onze sterfelijkheid.’
Op de balie van W139 ligt een plastic ziplockzakje met de accessoires die je in de nagelsalon tegenkomt: een puimsteen, een voetvijl, een bokkenpootje. Wil je meedoen, vraagt kunstenaar Helena Sanders, vandaag de host van de Amsterdamse kunstruimte. Voor het project Dead Skin Cash kun je je eigen dode huid inleveren voor twintig euro per gram, dat de donateur cash krijgt uitbetaald.
De muur aan de overkant van de ontvangsthal is beplakt met de vrolijke smoelen van eerdere deelnemers, die me dwingend en onschuldig vanaf hun portretten aanstaren terwijl ik de keuze overweeg.
Vind je dit niet goor, vraag ik haar, al die zakjes dode huid?
Heel even vond ik het vies, zegt ze, maar al gauw werd het normaal. Nu voel ik me iemand die in een schoonheidssalon werkt.
Kunstenaars Salim Bayri en Ghita Skali hebben voor dit kunstproject dode huid ingezameld middels een clandestiene campagne, door overal in Amsterdam stickers op te plakken, visitekaartjes in nagelsalons en op andere plekken achter te laten, en het verspreiden van roddels. ‘Get Money For Your Skin’, luidde hun slogan. Ze wilden van dode huid een alternatieve valuta maken, en installeerden een soort ondergrondse economie, waarbij subsidie werd herverdeeld onder de burgers.
Het lijkt een no-brainer: geld krijgen voor iets waar je lichaam toch vanaf moet, wie wil dat niet? Huid wordt constant vernieuwd, dode huid is een afvalproduct. Easy money. Maar het bleek verrassend moeilijk om deelnemers te vinden. Een geluidsinstallatie in de eerste ruimte van de tentoonstelling laat de reacties van ondervraagden op het verzoek horen. Op verschillende plekken staan emmers opgesteld of opgehangen, waarin stemmen klinken die op de campagne reageren. Je moet je hoofd helemaal in de emmers hangen om de stemmen te kunnen horen, zodat je in een ongemakkelijke houding belandt.
De opnames zijn komisch, en het ongemak herkenbaar. ‘Ik heb geen geld nodig, dank u’, reageren passanten op straat. Of er is wantrouwen: wat gaat u doen met mijn huid? Toch niet iets… wat bij het huwelijk hoort? (Ik kan me niet helemaal voorstellen wat de spreker hierbij in gedachten had.) Ook voelen mensen weerstand tegen het idee van cash geld. Meerdere ondervraagden geven aan wel mee te willen doen met de inzameling als het geld kan worden overgemaakt. Niet alleen dode huid vinden we vies, geld net zo goed.
De talloze afwijzende reacties riepen bij de kunstenaars de vraag op wie het zich kan veroorloven om zijn huid niet te verkopen. De transactie creëert verschil tussen mensen die genoeg geld hebben om voor het aanbod te bedanken, en zij die over hun waardigheid heen moeten stappen omdat een paar tientjes best welkom zijn. Door van dode huid – van afval – koopwaar te maken, wilden ze iets blootleggen over arbeid, exploitatie, integriteit en ethiek. Deze thema’s blijven in de tentoonstelling als vragen in de lucht hangen. De toon van het project is speels en absurdistisch, op een schalkse manier confronterend.
Ik pak het zakje van Helena uit nieuwsgierigheid aan. Ik wil eerst met een bezoeker in gesprek gaan over de tentoonstelling, zoals het protocol is voor ‘De ontmoeting’, het project van Mister Motley waarvan mijn bezoek deel uitmaakt. Het lijkt me interessant om in een tentoonstelling waarin geld wordt geboden voor dode huid er nog een duit bovenop te doen (pun intended): ook ik mag geld aanbieden aan wie met mij in gesprek wil. Maar tot mijn verrassing wil niemand meedoen. Alle bezoekers die zich in de ruimte bevinden – het zijn er vier – voelen zich zichtbaar ongemakkelijk en schudden hun hoofd. Gauw maken ze zich uit de voeten. Vervolgens komt er een uur niemand meer binnen. Ik vraag of Helena dan mijn gast wil zijn, en hoewel ook zij aarzelt, stemt ze toch in.
Wanneer ik me door de tentoonstelling begeef, begrijp ik de verlegenheid. Dead Skin Cash roept op allerlei manieren ongemak op. Achter de installatie met de emmers volgt een werk met gekleurde buizen, waaraan transparante zakjes met ingezamelde huid hangen. Ondanks het frisse blauw van de buizen, de minimalistische, symmetrische opstelling, is het een onfrisse aanblik. Het merendeel van de ingezamelde huid is niet tot poeder vermalen, maar grof, schilferig; ik zie brokken gelige eelt.
Als om me gerust te stellen volgt daarna Bayri en Skali’s videowerk Semiotics of the Hammam, een speelse verwijzing naar Martha Roslers beroemde ‘Semiotics of the Kitchen’ uit 1975, waarin Rosler met keukenbenodigdheden een alfabet maakt. In ‘Semiotics of the Hammam’ voert een man een rigoureuze lichaamsverzorgingsroutine uit, scrubbend, kammend, vijlend, schrobbend.
Ik moet denken aan Julia Kristeva’s notie van het abjecte, dat de Bulgaars-Franse filosoof uitwerkte in het essay ‘Pouvoirs de l’horreur’ (de kracht van horror). Het abjecte is dat wat walging bij ons oproept, zoals een wond met pus, of de zurige geur van zweet. Het abjecte wijst op een taboe, op iets waar we niets mee te maken willen hebben. Het behoort noch tot het subject – het hoort niet echt bij ons – maar het is ook geen object, iets dat losstaat van het subject. Het bevindt zich daar tussenin, in een ondoorgrondelijk, griezelig schemergebied.
Dode huid is precies die tussenvorm: het is afkomstig van ons lichaam, maar is onderweg om te worden verworpen, bestemd voor het afvoerputje. Noch subject, noch object, confronteert het ons op onbewuste manier met onze sterfelijkheid. Het abjecte wijst ons op de dood, zonder die expliciet te verbeelden. Als de dood zich expliciet toont, zoals wanneer we een graf bezoeken, kunnen we dat accepteren, schrijft Kristeva, maar de aanblik van lichamelijk afval is een confrontatie met dat wat we constant moeten onderdrukken om te kunnen leven.
Op de bovenverdieping van de tentoonstelling tarten de kunstenaars de bezoeker verder. De ruimte oogt als een doorsnee white cube, twee witte muren waaraan lijsten hangen. Het zijn compacte collages die met de gedoneerde dode huid zijn gemaakt, het kleurgebruik is helder en vrolijk. De kunstwerken zijn artistiek niet erg indrukwekkend, ze doen me denken aan de collages die mijn hele jeugd in de wachtkamer van de tandarts hingen, maar door de dode huid binnen de context van de white cube te brengen wordt het project van Bayri en Skali wel tot het uiterste doorgevoerd. Kunnen we dit als kunst accepteren? Zijn we als kunstkijkers nog gevoelig voor provocatie, of zijn we zo getraind dat ‘alles kan’ dat we deze kunstwerken enkel nog als koopwaar zien? En wat betekent het dat ze gemaakt zijn van de huid van mensen die dit veelal vanwege het geld doen?
Achter de ruimte bevinden zich de toiletten. Tijd om zelf ook een bijdrage aan het kunstproject te doen. Onhandig sluit ik me op in de wc en begin mijn schoenen uit te trekken. Ellebogen en voetzolen geven de meeste huid af, had Helena gezegd.
Pecunia non olet, schiet me te binnen. Geld stinkt niet. Waar komt die uitdrukking ook alweer vandaan? Ik zoek het op op mijn telefoon. In de eerste eeuw na Christus werd er belasting geheven op de inkoop van urine. Urine werd ingezameld en gebruikt voor chemische processen, zoals de productie van ammonia, waarmee Romeinse toga’s werden gewit. De inkomsten van de bestuurders werd dus deels gefinancierd door de pis van de burger, en daarmee kwam geld aan zijn slechte naam. Maar ‘geld stinkt niet’, zei keizer Vespasianus; het maakt niet uit waar het vandaan komt, geld is geld.
Geld is geld, zeg ik tegen mezelf als ik mijn voetzolen bewerk met een puimsteen. De huid valt op de rode flyer die ook in het ziplockzakje zat; met een visitekaartje moet ik dat bijeenschrapen en in een kleiner zakje stoppen. Het lijkt net cocaïne.
Heb jij zelf al meegedaan, vraag ik Helena, wanneer ik weer beneden sta.
Nog niet, al weet ik niet waarom, zegt ze. Ze vertelt dat de inzameling van huid nu veel beter gaat dan aan het begin van het project. Het is een sneeuwbaleffect. Ze denkt dat de muur met smoelen daarbij helpt. ‘Peer pressure’, noemt ze het. Mensen zijn vooral heel enthousiast om met hun foto op de muur te komen.
Ik moet eerst een vragenlijst invullen. ‘Is this your own skin? If ‘no’, where did it come from?’
De vragenlijst is een belangrijk onderdeel, zegt Helena. Best veel mensen brengen huid mee van familieleden voor wie ze zorgen. In die context is dode huid het resultaat van handelingen van zorg. Daar had ze van tevoren niet aan gedacht, en dat is een van de dingen die haar interesseren aan de tentoonstelling: hoe het de betekenis van symbolen en handelingen in een ander licht plaatst.
Dan weegt ze mijn zakje. Ik heb teleurstellend weinig huid weten te verzamelen: 0,05 gram. Één euro.
Ik vraag haar of zij een verklaring heeft voor de weerstand tegen cash. In Amsterdam gebruikt niemand nog cash, behalve drugsdealers en daklozen, zegt ze.
Ik snap wat ze bedoelt. Cash behoort al tot een ondergrondse economie. Mensen die zich ‘schoon’ wanen zien cash steeds als iets dat net als huidschilfers buiten hun zicht hoort te blijven.
Wil ik de euro houden of doneren aan het kunstproject? Doneren, roep ik meteen.
Wanneer ik de Warmoesstraat in loop, heb ik spijt. Ik had die euro moeten aannemen, de vernedering moeten ondergaan. Ik had Helena moeten aankijken terwijl ze me meewarig een muntstuk in de hand duwde, een munt die door vele handen is gegaan. In plaats daarvan veinsde ik vrijgevigheid, opdat ik me niet bloot hoefde te geven.
Wie kan het zich veroorloven zijn huid niet te verkopen?
Ik ril in mijn jas. Het idee achter Dead Skin Cash lijkt simpel, en toch heb ik me niet eerder zo ontdaan gevoeld door een tentoonstelling. Ik ben 0,05 gram dode huid lichter, ik heb weer gladde voetzolen, maar totdat ik thuis ben en onder de douche stap, voel ik me vies.
Dead Skin Cash is een tentoonstelling van Salim Bayri en Ghita Skali, en werd gecureerd door Margarita Osipian. Het is nog t/m 19 maart 2023 te bezoeken in W139, Warmoesstraat 139 in Amsterdam.