Desperately seeking (amateur) artists in Uganda
Een mooie opdracht kreeg ik van mister Motley mee op mijn reis naar mijn dochter in Oeganda: schrijf een stukje over professionele en amateurkunst in Afrika. Het was de hoofdredacteur namelijk tijdens eerdere reizen naar dit continent opgevallen dat kunstenaars hun werk niet alleen via galeries verkochten, maar ook gewoon aan de kant van de weg in de openlucht, een verschijnsel dat ik ook van eerdere reizen in Zuid-Afrika kende.
De kunstenaars verkopen houten beelden en ceramische potten, die in kunstige slagordes op de stoep worden uitgestald. Ik zou ze eerder onder de noemer ‘ambacht’ rangschikken dan kunst, een onderscheid dat in de westerse wereld in de Renaissance ontstond om het genie van de kunstenaar boven de vaardige handen van houtsnijder of steenhouwer te verheffen. In de verte verwijzen deze beelden naar de Afrikaanse maskers en sculpturen die Picasso en andere avant-garde kunstenaars in het begin van de twintigste eeuw inspireerden door hun onbedorven eenvoud en krachtige vormentaal. Sommige kunsthistorici beweren zelfs dat het kubisme nooit geboren zou zijn zonder deze ‘vreemde’ invloeden. De makers ervan zouden zich verbazen over deze waardering: de maskers, beelden en potten hadden een symbolische of religieuze betekenis of waren gebruiksvoorwerpen. Het begrip ‘kunst’, laat staan de autonome kunst, zou hen niets zeggen. Goede aanleiding om de hedendaagse Oegandese kunstwereld eens onder de loep te nemen.
De reis voerde mij van zuid naar noord, van oost naar west Oeganda en weer terug. Tot mijn verbazing kwam ik niet één uitstalling van kunstwerken langs de weg tegen. Wel veel beddenframes, houtskoolzakken, aan repen gesneden autobanden en prachtige symmetrische stapelingen sinaasappels en ander fruit, die deden denken aan het conceptuele werk van de Mexicaanse kunstenaar Gabriel Orozco, dezelfde kunstenaar die een paar jaar geleden in een interview in The New York Times zei: ‘I don’t want to be a master. I want to be a kid. To keep making art, you have to put yourself in the position of a beginner. You have to be excited by a stone on the sidewalk or, like a child, the flight of a bird.’ Juist die onbevangen blik en het verfrissende gebrek aan vakkennis zou de amateur van de professional onderscheiden.
Eenmaal in Kampala aangekomen ging ik op zoek naar kunst, van welke aard dan ook. Het Uganda National Museum had een paar sculpturen verborgen in een donkere hoek, maar bestond verder uit stoffige diorama’s van pottenbakkers, jagers en wilde beesten. Op naar de ‘Crafts Market’, een samenraapsel van tientallen winkeltjes met exact dezelfde spullen: djembés in alle soorten en maten, kleurige kettingen van kralen gemaakt van gerecyclede tijdschriften, rieten manden, hoornen schalen, speelgoed van ijzerdraad en heel veel t-shirts met opdruk, waaronder het bij toeristen favoriete shirt met de benaming voor blanken: muzungu. Met uitzondering van het laatste product zou je dezelfde waren op de eerste de beste braderie in Biddinghuizen kunnen vinden: heel sub-Sahara Afrika wordt globaal gebrand aan de hand van identieke, massaal met de hand (want goedkoop in Afrika) geproduceerde ‘ambachtelijke’ waar. Het enige bewust amateuristische aan deze handel is de primitief gehouden afwerking, wat net zoveel met imago als met vaardigheid te maken heeft. Ontwikkelingsorganisaties doneren ook geld aan de opleiding van met name door oorlog getraumatiseerde en kansarme vrouwen, die met de vervaardiging en verkoop van deze producten in ieder geval een kans van bestaan hebben. Niets mis mee, maar met professionele of amateurkunst of zelfs ambacht heeft deze handel niets te maken.
Een dag langs de enige vier galeries in de hoofdstad met 1,2 miljoen inwoners, een avond bij de in Kampala woonachtige Nederlandse kunstenaar Henk Jonker en een ontmoeting met een jonge kunstenaar brachten enige helderheid in mijn zoektocht. De eerste, commerciële, galerie bleek verhuisd te zijn en geen kip wist waar naartoe. Op de website was het oude adres vermeld, en de telefoon werd niet opgenomen. Een tweede, eveneens commerciële, galerie was gesloten ondanks vermelde openingstijden op de site, al was de informatie over de tentoonstellingen sinds 2006 niet meer bijgewerkt en wist ik pas toen ik voor de deur stond dat de galerie nog bestond. De derde galerie, gerund door de betrokken kunstenaars zelf, was gelukkig wel open en de aanwezige kunstenaar was zo vriendelijk zijn eigen werk meteen onder toonbank vandaan te halen, voordat we de tentoonstelling konden bekijken. Intussen had een telefoontje naar Jonker het nieuwe adres opgeleverd van de eerste galerie en dat bezoek was de moeite waard, met bijzondere houtsneden van de Oegandese kunstenaar Fred Mutebi. Opvallend was de presentatie: niet alleen de uiteindelijke houtdrukken werden getoond, maar ook de houtplaat en verschillende drukgangen op papier, losjes neergelegd op de grond. De vierde galerie, onderdeel van de kunstacademie van de Makerere University, kon pas een dag of twee later bezocht worden en was toen helaas dicht. De beelden van de studenten buiten waren academische oefeningen die duidelijk beïnvloed waren door de klassieke modernen als Hans Arp, Edvard Munch en jawel, Picasso.
Het gesprek met Henk Jonker en zijn Oegandese vrouw Prossy bevestigt het beeld: er is geen culturele infrastructuur van betekenis. Jonker, opgeleid aan Ateliers 63 en in 2000 winnaar van de Koninklijke Subsidie voor de Vrije Schilderkunst woont inmiddels zo’n tien jaar in Oeganda, zijn vrouw Prossy is vrouwen- en kinderrechtenactiviste en ze kennen de plaatselijke kunstscene van binnenuit. Er is een handjevol succesvolle Oegandese kunstenaars die door de politieke elite gesteund wordt en enkele rijke muzungu’s houden tentoonstellingen in hun villa’s, maar een professionele kunstwereld ontbreekt in het land. Er is de laatste jaren een aantal initiatieven gestart om het professionele culturele leven te stimuleren, zoals het Bayimba International Festival of the Arts in Kampala en de Uganda Annual Conference on Arts and Culture, die dit jaar voor de tweede keer georganiseerd werd onder de provocerende titel We don’t care about our arts and culture.
Welke strategieën een jonge kunstenaar inzet bij de start van zijn artistieke loopbaan vertelt Comfort Abemigisha, die eind mei dit jaar afstudeerde op de Makerere University. Gezien het gebrek aan een artistieke infrastructuur en de concurrentie van de snel gemaakte, goedkope producten in de craftsindustrie gaat Comfort t-shirts maken met gesimplificeerde en provocatieve versies van zijn schilderijen en videowerk. Via de url op het shirt wijst hij naar zijn site met andere, meer complexe kunst. Met mouth-to-mouth-marketing in de muziekwereld hoopt hij videoclips te kunnen maken, terwijl hij een anti-rookcampagne heeft klaarliggen, inclusief illustraties voor op t-shirts, advertenties en billboards, die hij aan het ministerie van gezondheid of een ziekenhuis wil verkopen. Want Comfort Abemigisha is ervan overtuigd dat er een markt voor goede kunst is, als je maar innovatief bent.
Hiermee treedt hij in de voetsporen van een van de weinige vrije geesten in Oeganda, volgens sommige van mijn bronnen: kunstenaar Samson Ssenkaaba, a.k.a. Xenson. Xenson maakt niet alleen autonome schilderijen, video- en performancekunst, graffiti, songs en gedichten, maar heeft ook een originele modelijn met kleding en accessoires als schoenen, tassen en sieraden, die onder zijn leiding door vrouwen op het platteland in traditionele technieken gemaakt worden. Daarnaast is Xenson de drijvende kracht achter de Xenson Art Club voor studenten en amateurs, die cursussen en workshops kunnen volgen en toegang hebben tot de biblio- en videotheek en tentoonstellingen. In zijn eentje vertegenwoordigt deze in de jaren zeventig geboren multi-talent Xenson alle kunsten: van zijn eigen autonome werk en de ambachtelijke producten in lokale technieken tot het bijeenbrengen van amateur- en professionele kunstenaars in zijn kunstclub. Met zulke kunstenaars praat je niet meer over het onderscheid tussen amateur of professioneel, ambacht of kunst. Ze zijn de natte droom van elke staatssecretaris van Cultuur, in Afrika én erbuiten.