De Zee in Oostende
De zee is een soort groot monster dat de aarde omarmd want er is immers meer water dan aarde. Ik ben in Oostende en heb a room with a view, door de grote glazen schuifdeuren kijk ik uit op de oneindige zee met zijn wisselde ondefinieerbare kleuren. Kalmpjes rollen de golven het strand op en trekken zich weer zachtjes terug. Maar wie de zee beter kent, weet hoe grillig zij is en hoe woest en hoog haar golven kunnen komen. Als je daar met je bootje in terecht komt ben je nog niet jarig.
De zee vraagt regelmatig offers: in de Kapucijnenkerk hangen bootjes vanaf het plafond aan touwen naar beneden, ex voto’s waarmee de vissersbevolking behouden vaart afsmeekte, maar toch kwam er geregeld een boot terug zonder hun man of hun zoon. Het dorp betaalde een prijs voor de vissen die de zee hun netten liet binnenzwemmen.
Omringd zijn door het water van de zee lijkt me een beangstigend gegeven al wordt er gefluisterd dat verdrinken een roesachtige, mild vaarwel van het leven is.
De zee vraagt offers van overmoedige zwemmers, we mogen genieten van haar water en golven, maar slechts aan de randjes. Wie wel eens met een golf mee is gesleurd naar de bodem van de zee en totaal gedesoriënteerd weer met z’n hoofd boven kwam, weet meteen dat met de zee niet te spotten valt. Overmoed komt je duur te staan. In Oostende is nu een grote tentoonstelling over De zee.
Jan Hoet was voor de stad Oostende de gedroomde curator voor deze expositie over de zee maar hij overleed op 27 april 2014 en er werd besloten verder te gaan met de tentoonstelling als een hommage aan Jan Hoet.
Hoet gaf in het eerste gesprek aan dat hij het schilderij ‘La Vague’ (1869) van Gustave Courbet als startpunt voor de expositie zag, een werk waarin de zee woest tegen een rots aanbeukt, er zelfs overheen vliegt. Op zaal hangt het nu naast ‘Mer Montée’ (2011) van Thierry de Cordier, een kunstenaar die het duister en de peilloze diepte van de zee als geen ander weet te pakken op zijn schilderij met een hoge horizon en schuimkoppen op de golven. ‘L’homme est un manque, de mens is onvolmaakt, maar hij streeft naar volmaaktheid’, zo formuleerde de Cordier de kern van zijn werk. De grijze wolken en het inkt zwarte water maken het werk bijna tot een monochroom, maar wel een waarvoor je huivert, ongetwijfeld vallen de lichamen van ongelukkige drenkelingen langzaam uiteen op de bodem. ‘De Cordiers work appers as intense and strange as the revelation that occur only upon surfacing from deeply personal explorations.’ Ja, zo beschreef Pablo Neruda de zee ook in zijn gedicht dat als leidraad diende voor de expositie:
I need the sea because it teaches me,
I don’t know if I learn music or awareness,
If it’s a single wave or its vast existence,
Or only its harsh voice or its shining
Suggestion of fishes and ships.
The fact is that until I fall asleep
In some magnetic way I move in
the university of the waves (…)
In sommige werken zie je deze intentie terug. Zoals in de serie foto’s ‘In Search for the Miraculous’ waarin Bas Jan Ader met een zaklantaarn door Los Angeles loopt, op zoek naar het wonder, en eindigt met een foto waar hij in het donker over de zee uitkijkt, gelijk de ‘Monnik aan zee’ van Casper David Friedrich. Als vervolg op deze nachtelijke tocht zou Ader in zijn eentje van Cape Cod in Amerika naar Falmouth in Engeland zeilen. Hij zag het zeilen als een hoogste vorm van pelgrimage, de zee als de laatste vrije plaats op deze aarde. Zijn boot heette Ocean Wave. Na drie weken werd het radiocontact verbroken, hij stierf tijdens het maken van dit werk.
Bas Jan Ader was een van de mensen die de zee ten onrecht vertrouwde toen hij de oceaan in zijn zeilboot wilde oversteken. Zijn boot werd gevonden, maar nog altijd is het verdwijnen van de kunstenaar met mythes omgeven. De zee geeft haar geheimen niet prijs. Bas Jan Ader zette vaker zijn leven op het spel voor de kunst, hij liet zich van een tak naar beneden vallen, reed met zijn fiets de gracht in en liet zich van het dak van zijn huis naar beneden rollen. Of zijn verdwijning in zee een bewust offer was zullen we nooit weten.
Thomas Schutte laat zijn portret van Alain de Colas zien, een grote sculptuur van piepschuim en klei waarbij ijzerdraadjes het beeld overeind houden en bloederig rood als een sjaal rond zijn nek hangt. Het gezicht is getekend door uitputting en angst. De Colas vertrok ook in zijn eentje met zijn schip om als deelnemer aan een wedstrijd de Atlantische oceaan te bevaren en ook hij verdronk. Tijdens het zeilen hield De Colas hield dagboeken bij en we zijn bij hem in zijn laatste eenzame momenten: ‘Ik ben alleen in het oog van de cycloon. Er is niets anders dan de lucht, alles is amalgaam. Er zijn enkel bergen van water rondom mij.’
Deze helden waren bereid om zich op het oneindige water te begeven, de golven te trotseren, en ze offerden zich op voor hun kunst, voor hun droom.
‘Often when I consider the desolation of the sea, I imagine it as a place unchanged by the passage of time, a rare prehistoric world where human being can truly be lost. And often when I imagine the sea like this i think about the desert.’ De zee heeft Tacita Dean in haar ban en drukt voortdurend op in haar oeuvre. Ze verfilmde de verlaten en afgeragde boot van Donald Crowhurst die is achtergebleven op een strook zand naast het water.
Zonder enige ervaring schreef Crowhurst zich in 1986 in voor de Golden Globe race waarbij hij, net als zijn mededingers, solo om de wereld zou zeilen. Tijdens zijn reis daagde het beseft dat hij de tocht nooit zou overleven en hij begon zijn verslag te vervalsen, sommigen zeggen dat er sprake was van ‘time madness’ die mensen op zee kan overvallen. Evengoed verloor hij zijn leven tijdens de overmoedige tocht. Tacita Dean kwam in de lokale krant van Teignmouth het volgende bericht tegen: Despite the sad end, the voyage has brought more publicity than the committee has managed in fifty years. We have had this extremely chaeply, and I hope the town appreciates it. Het leven van een mens uitgezet tegen de opbrengsten die het de stad aan zee opleverde. Zijn verlaten boot. De Teignmouth Electron. Te klein voor welke oceaan dan ook. De projector ratelt terwijl de film een klein vlak doet oplichten met warrige hoeken. Daar ligt de aangespoelde trimaran waar de plantjes alweer uit kieren en gaten omhoog kruipen.
Het is onmogelijk om het geluid van de golven te beschrijven. Even onmogelijk lijkt het om de ongekende gevoel van het onder water zijn te beschrijven. Bil Viola maakte een werk dat sensaties van de zee evenaart, een man wordt met een harde plons onderwater getrokken, ondersteboven hangt hij zwevend tussen leven en dood in, de kleding zakt langzaam naar beneden en het beeld zoomt in op de bubbels van het water, dan zien we een vrouw die als een engel tussen hemel en aarde lijkt te zweven, het water doet haar kleden zacht heen en weer bewegen en al die plooien doen denken aan een klassieke sculptuur. In het donkere water lijkt adem geen rol te spelen, de eeuwigheid is even aanwezig. The Arc of Ascent.
Deze werken roepen van een groots gevoel op, waarin je verdrinkt, dat is wat kunst kan en vermag, maar de tentoonstelling De Zee is een beetje een allegaartje van werken. Een donkerblauwe zee op de achtergrond van een werk van Maurice Denis met als titel ‘La Gardiniere des vaches’ is voldoende om het werk in de expositie over de zee op te nemen. Een foto van Rodney Graham van een vuurtorenwachter, portretten van matrozen. En een prachtig werk van Paul Thek, geleend van het Haags Gemeentemuseum, waar wel kersen op te zien zijn, maar dat niets met de zee van doen heeft. Is het erg, ja als tentoonstellingsmaker heb ik wel wat aan te merken op de expositie met al die grote namen en die bar slecht is ingericht. Maar mijn vriendin die niet in het vak zit, maar wel veel liefde voor de kunst heeft, geniet volop van de prachtige werken die bij elkaar zijn gebracht. ‘De Zee’ heeft zijn centrum in het MUZEE maar er zijn ook werken in de stad waar een wandelgidsje doorheen voert. Lopen door de stad is altijd een genot, wetend dat Charlotte Mutsaers misschien nu ook wel langs de vloedlijn slentert. Een stad vol lelijke gebouwen waar parels uit het verleden extra de aandacht trekken. Het licht is zo helder dat je het kraakt als een plastic zakje.
We houden van Oostende met zijn Ensor-achtige taferelen. Op een terras kijk ik mijn ogen uit terwijl we gulzige slokken van ons Orval biertje. ‘Wie zich verveelt kijkt niet goed’, zei K.Schippers al. We vervelen ons geen moment. Hier wordt je aandacht heen en weer geslingerd, tussen gerimpelde gezichten met poeder. In Oostende leven de kreeften in zielige bakjes in restaurants, te wachten tot een tang hun lot bezegeld. Naast ons dineert een oudere vrouw met haar dochter en zo’n pruthondje dat steeds op z’n pootjes gaat staan om te bedelen, eerst bij zijn baasjes dan, o kijken we onze ogen uit. Gruwel, bij ons. Oostende is een stad van hondjes, gelijnd lopen ze mee door de straten, ze mogen mee aan tafel en rennen langs de zee. Oostende koningin der badplaatsen.
De tentoonstelling De Zee is nog tot en met 19 april te zien in Oostende
Mu.zee en andere locaties verspreid in de stad.
Aanbevolen literatuur: Zeepijn van Charlotte Mutsaers, , het verhaal begint bij de schelpenwinkel in oostende en eindigt bij een graf van graniet. Op het graf ligt een dennenappel van zeepijn.