De wereld op een sokkel zetten – in gesprek met Zoro Feigl
Jackson Pollock past in het plaatje van de stoere, eigengereide kunstenaar die in het Amerika van na de oorlog een geheel nieuwe schilderstijl ontwikkelde samen met de andere grote meester Willem de Kooning. James Turrell biedt met zijn werk een sublieme ervaring die te vergelijken valt met effect dat Olafur Eliasson creëert in zijn eigen werk. De ontwerpen van Gerrit Rietveld en de schilderijen van Mondriaan hebben een overduidelijke verbinding met elkaar.
Iedereen die linken probeert te maken in de beeldende kunst krijgt deze algemeenheden voorgeschoteld. Interpretaties van kunstwerken ooit gemaakt door kunsthistorici en critici, maar die nu de context vormen waar een kunstenaar en zijn werk in worden geplaatst. Maar wat nou als de kunstenaar zijn eigen werk op een hele andere manier interpreteert? Misschien keek Pollock wel veel meer naar de wijze waarop zandsculpturen op het platteland van Amerika werd gemaakt dan naar het werk van de Kooning en ontstond juist daaruit het idee voor zijn drippings? Misschien bezocht Turrell ooit een gotische kathedraal in Frankrijk en vormde dit zijn grootste inspiratie? Rietveld en Mondriaan blijken elkaar nooit ontmoet te hebben en misschien moesten ze wel heel weinig van elkaar weten?
Het werk van Zoro Feigl wordt ook door anderen geïnterpreteerd. De vergelijking tussen hem en Tinguely is snel gemaakt, terwijl dit niet per se zijn grootste inspiratiebron is. Daar is uiteraard niets mis mee, als kunstenaar gooi je iets de wereld in en daar mag op worden gereageerd. ‘’Maar als iedereen je in een context plaatst, waarom zou je dan niet een keer zelf die context creëren?’’
Deze vraag vormt de basis voor de tentoonstelling Another Dimension in Nest. Het is een expositie waarin Zoro Feigl werd uitgenodigd om diverse kunstenaars bij elkaar te brengen die raken aan de thematiek, de werkwijze of het onderzoek waar hij zelf ook mee bezig is: De werken verwijzen naar het uitvergroten van simpele elementen uit ons dagelijks leven om daar vervolgens een onalledaags universum omheen te creëren. Hij koos kunstenaars die schuren aan het onzichtbare, het buitenaardse om te achterhalen hoe de wereld van de materie functioneert. Ik spreek met Feigl over deze tentoonstelling, om zo zijn eigen oeuvre te kunnen interpreteren. Een oeuvre dat in de vorm van een solotentoonstelling parallel te zien is in de Elektriciteitsfabriek, een grote energiecentrale gelegen naast Nest.
Lieneke Hulshof: Wat is het dan voor een context waar jij jezelf in plaatst?
Zoro Feigl: ‘’In eerste instantie dacht ik dat ik meer driedimensionaal en kinetisch werk zou kiezen. Nu blijkt er toch veel andersoortig werk tussen te zitten en dat komt omdat ik voor de selectie heb gekeken naar mijn eigen uitgangspunten en ideeën, meer dan naar mijn medium. Het zijn uiteindelijk kunstenaars geworden die allemaal een liefde hebben voor materiaal en voor de manier waarop dingen werken.’’
LH: Kun je een paar kunstenaars toelichten?
ZF: ‘’In de schilderijen van Frank Ammerlaan gaat het bijvoorbeeld heel erg over materialiteit. Het maken en het materiaal zijn belangrijke kernwaarden in zijn werk. Zo noteert hij bij ieder schilderij welke materialen hij heeft gebruikt, welke verhoudingen en hoe hij te werk is gegaan. Als een ware wetenschapper ontleedt hij materie en vanuit daar ontstaat er een kunstwerk. Maar tegelijkertijd ontstijgt het uiteindelijke werk die materialiteit volkomen en lijkt er iets magisch te ontstaan.
Het werk van Keisuke Matsuura vind ik raken aan dat wat Ammerlaan doet. Vorig jaar zag ik zijn werk voor het eerst in Denemarken en was totaal onder de indruk. Hij had over een grote ruimte 60 linten gespannen, het leken wel snaren op een klankkast. Ze wapperden en er kwam een geluid uit dat kunstwerk, terwijl het feitelijk niet meer was dan een tiental lange linten. Toen ik nader onderzoek deed voor deze tentoonstelling bleek dat hij ook veel schilderijen maakt. Daarin onderzoekt hij teken- en schilderprincipes en werkt hij veel met magnetische stoffen. In Nest toont hij roest dat wordt aangetrokken door magneten. Dit bepaalt de compositie. Toen ik dat zag begon er een parallel te ontstaan tussen zijn werk en dat van Ammerlaan.
Gabey Tjon a Tham maakt eigenlijk een grafische tekening van licht waarbij ook geluid aanwezig is. Het is een soort visuele compositie. Ik heb vaak het idee dat muziek iets heel visueels is, dat komt misschien omdat ik zelf denk dat ik ritme beter kan zien dan kan horen. Voor een visuele compositie wordt niet voor niets hetzelfde woord gebruikt als voor een geluidscompositie. Gabriel Lester laat ook een werk zien waarbij het voor de toeschouwer heel helder is wat er gebeurt. Hij toont twee werken; een werk op basis van een lopende band en in een werk worden luchtstromingen zichtbaar in glazen kasten.’’
LH: Nu je zo over de selectie vertelt, zijn het volgens mij allemaal werken die heel direct tot de toeschouwer komen? Rookkasten, grafische licht tekeningen en magnetische schilderijen?
ZF: ‘’Het zijn inderdaad voornamelijk werken die heel direct zijn: Kijken is genoeg, al is er wel een uitgebreide zaaltekst geschreven bij deze expositie. Ik heb vaak het idee dat er over veel kunst een boel geouwehoerd wordt, maar een goed werk heeft niet zoveel uitleg nodig. Tuurlijk kan een theorie of tekst iets toevoegen aan een werk, maar een kunstwerk moet wel overeind blijven staan als de toeschouwer het boek niet gelezen heeft.’’
LH: Je hebt het veel over principes die de kunstenaars uit de tentoonstelling onderzoeken. Zoals Ammerlaan die de materie als fenomeen onderzoekt. Maar welke fenomenen zijn belangrijk voor je eigen werk?
ZF: ‘’Als je naar dat werk aan de muur kijkt.’’
Feigl wijst naar twee grote, hangende lopende banden die aan de muur zijn gemonteerd waar vloeistof vanaf druipt en weer opnieuw rondgedraaid wordt. Een bewegend schilderij waarbij de verf nooit stolt of op dezelfde plek blijft zitten.
‘’Dat werkt gaat over de vraag hoe vloeistof ergens vanaf loopt. Dat is een heel praktisch en feitelijk gegeven. Ik wil een dergelijk gegeven gebruiken, uitpluizen en het vertalen naar iets wat dat praktische ontstijgt. Een heleboel van mijn werken zijn banale zaken die ik uitvergroot en vervolgens eigen probeer te maken.’’
LH: De vergelijking tussen jou en de uitvinder is snel gemaakt.
ZF: ‘’Ik denk dat ik eerder een observator ben. Ik zie iets, ik vind het tof, ik pak het uit de wereld en zet het als ware op een sokkel. Daarom heeft mijn werk misschien weinig uitleg nodig, omdat het direct uit de wereld gegrepen is. Tegelijkertijd vraagt iedereen wel altijd: hoe werkt het? Het is opmerkelijk dat mensen dat vragen want als ze een waterval zien, vraagt niemand zich af hoe het werkt.’’
LH: In het werk waarin je vloeistof over een lopende band laat lopen, maar ook in je andere werken waar enorme linten in de lucht dansen, een stuk stof als een jurk uit elkaar klapt en touwen krioelen over de grond, lijkt het te gaan over oneindigheid. Je werkt eindigt of begint niet, maar gaat altijd door. Heeft dit idee ook verwantschap met de tentoonstelling Another Dimension?
ZF: ”In mijn eigen werk gaat het altijd over oneindigheid, mijn werken stoppen pas als de stekker eruit gaat en tegelijkertijd heeft dat wat geen einde en begin kent alles te maken met tijd. Juist omdat tijd afwezig lijkt te zijn. Het overkoepelende idee van de tentoonstelling Another Dimension gaat over Space, daarmee bedoel ik ook wel de kosmos of de ruimte buiten onze eigen wereld. Die ruimte is ook oneindig en is tegelijkertijd beperkt/gerelateerd aan onze begrippen van tijd.”
LH: Je legt uit dat je kleine observaties uit de wereld uitvergroot. Waar moet een dergelijk observatie aan voldoen?
ZF: ”Aan iets wat ik spannend vind.”
LH: En wat vind je dan spannend?
ZF: ”De ‘waarom’ vraag. Waarom valt het water bij een waterval naar beneden? Er is een verschil in de vraag hoe dingen werken en de vraag waarom. Tuurlijk kun je uitleggen dat we zwaartekracht kennen en dat daarom het water in een waterval naar beneden valt. Maar als je goed nadenkt wat zwaartekracht is, weet je eigenlijk helemaal niet waarom zwaartekracht op die wijze werkt. En daar probeer ik constant achter te komen. Als ik mijn bewegende schilderijen weer even als voorbeeld neem: Hoe kan het dat die vlekken openbarsten? Waarom wil de vloeistof toch een andere kant op? Hoe kan ik die grillige golven beïnvloeden? Waar ontstaat dat? Wat zijn de factoren? Wat zijn de regels van het spel? De uiteindelijke vraag binnen zo’n observatie gaat dus veel meer over het waarom dan enkel over ‘het hoe’. Daarom vind ik het misschien vreemd dat mensen altijd vragen hoe mijn werk werkt, aangezien de praktische regels voorbij gaan aan de betekenis van het werk.”
LH: Tegelijkertijd krijg ik bij het lezen van andere interviews ook de indruk dat je het liever niet over die betekenis wil hebben.
ZF: ”Dat klopt, ik doelde zojuist ook op de wereld en dat men wat vaker naar haar processen zou mogen kijken, die vraag naar de betekenis van mijn kunstwerken is niet zo relevant. Ik wil voornamelijk dat mensen het werk ervaren. Ik omzeil de ‘waarom vraag’ dan ook eigenlijk altijd en het blijkt geen enkel probleem te zijn. Dat omzeilen doe ik door bijvoorbeeld een parallelle tentoonstelling te maken met tien andere kunstenaars waar ik in Nest de ruimte voor kreeg. Kijk maar naar hun werk, dan snap je waar dat van mij over gaat.”
Zowel de tentoonstelling Another Dimension als de solotentoonstelling van Zoro Feigl zijn nog tot en met 11 maart te zien in Den Haag. Klik hier voor meer info.