De verbeelding werd aangezet – op atelierbezoek bij Rudolf Valster
Rudolf Valster laat in zijn werk zien dat de verfbehandeling en opbouw van een schilderij in de zeventiende eeuw niet veel anders was dan in de fundamentele schilderkunst die hij als modern kunstenaar onderzoekt. Vanuit die onderzoekende houding heeft Rudolf Valster een eigenzinnige en veelzijdige schilderpraktijk ontwikkeld waarin hij fotografische en digitale technieken in experimentele zin toepast. Alex de Vries bezocht Rudolfs atelier.
Rudolf Valster (Hendrik-Ido-Ambacht, 1963) is een schilder. In die discipline zou je hem een autodidact kunnen noemen, hoewel hij een tweedegraads opleiding tot docent tekenen en handvaardigheid heeft gevolgd die hij niet afrondde. In de tweede helft van de jaren tachtig toen hij een twintiger was, vond hij aansluiting bij postmodernistische manieren van werken waarbij iconische werken uit de kunstgeschiedenis werden hernomen en naar de hand van de eigentijdse kunst werden gezet. Valster nam voor zijn dualistische werk bekende schilderijen van Rubens – De Drie Gratiën, de Kruisafname – als uitgangspunt die hij op zijn manier in olieverf naschilderde en combineerde met pendantschilderijen in monochrome abstractie met cow-acryl, een Zwitsers huisschildermerk.
Hij liet zien dat de verfbehandeling en de opbouw van een schilderij in de zeventiende eeuw niet veel anders was dan in de fundamentele schilderkunst die hij als modern kunstenaar onderzocht. Vanuit die onderzoekende houding heeft Rudolf Valster een eigenzinnige en veelzijdige schilderpraktijk ontwikkeld waarin hij fotografische en digitale technieken in experimentele zin toepast.
Van 20 juli tot 1 september 2024 laat Rudolf Valster in een pop up galerie Bhamd,aan de Grote Houtstraat 116 in Haarlem recent werk zien in de presentatie ‘Onkruid die vooral bestaat uit cyanotypes en scanografieën’.
Hij toont grote, vaak uit meerdere onderdelen bestaande lichtdrukken van waarnemingen in de natuur van bomen, een uitgegroeide distel, een zonnebloem en licht- en schaduwwerkingen tussen takken en stammen. De blauwdrukken die de techniek van de cyanotypie als resultaat geeft heeft hij, als waren het omgedraaide elementen van een memoryspel, in een uit elkaar getrokken puzzel van belichte natuurfenomenen gepresenteerd. Het gevolg daarvan is dat deze fotografische schilderingen een ‘omvamende’ indruk maken. De diepte in het werk slaat het beeld als het ware om je heen, zeker bij de boompartijen waar je, al je ernaar kijkt, tussen lijkt te staan. Maar ook de samengestelde werken die in hun gefragmenteerde opbouw een samenhang vinden lijken de kijker te omsluiten. De vraag is waarom de schilder pur sang die Rudolf Valster is voor deze werkwijze kiest en wat hij ermee beoogt.
‘Als schilder is de techniek van de cyanotypie mij op het lijf geschreven, want je maakt er altijd een eenmalig beeld mee, al is het een lichtdruk. Ik breng met kwasten de emulsie van rood bloedloogzout en ammoniumzuurijzercitraat op het papier aan. Daarop leg ik of direct gevonden organische vormen uit de natuur – bloemen, takjes, platgereden kikkers – of ik werk met negatieven. Die belicht ik kort in zonlicht en dan wordt het beeld onder water ontwikkeld waarbij het beeld gedurende het droogproces steeds nadrukkelijker gedaante aanneemt. John Herschel geldt als de uitvinder van de cyanotypie in het midden van de negentiende eeuw en biologe Anna Atkins maakte er naam mee met haar boeken waarin ze varens en algen op die manier reproduceerde. Het is geen afstandelijke techniek, maar heel handzaam en direct en je kunt steeds maar één beeld maken, wat ik nog eens benadruk door er soms met aquarelverf iets aan toe te voegen om de diepte ervan te accentueren.’
Rudolf Valster werkt in een atelier aan de Overtoom in Amsterdam van de stichting Tovertoom, met het aangrenzende Vondelpark als zijn buitenterrein waar hij in de beplanting van bomen en struiken zijn materiaal vindt. Zijn bestaan als kunstenaar is volstrekt vanzelfsprekend en de combinatie van het maken van zijn eigen werk, het verzorgen van lessen en cursussen en het organiseren van kunstzinnige activiteiten in samenwerking met andere kunstenaars, musici en theatermakers combineert hij met een levendig gezin.
‘Vanaf 1989 maakte ik een tijd deel uit van de bekende galerie van Rob Jurka en ik heb sinds die tijd mijn werk redelijk goed verkocht. Hoewel ik mijn docentenopleiding aan de Vrije Leergangen van de Vrije Universiteit (VL-VU) niet heb afgemaakt geef ik vanuit mijn schilderpraktijk veel les aan volwassen en kinderen. Projectmatig heb ik lesgegeven op een gymnasium in modules klassiek schilderen die na schooltijd werden gegeven. Ik ben daarnaast actief als docent voor WG Kunst en de Amsterdamse Vereniging De Zondagsschilders aan de Rozenstsraat. Ook zat ik in het bestuur van de Hollandse Aquarellistenkring en ik richt tentoonstellingen in voor Stichting Kunsttraject.’
Als zoon van een bankier en een muzikale moeder was de beeldende kunst in het gezin Valster niet iets vanzelfsprekend of een carrièrekeuze die op veel bijval kon rekenen. Toch was Rudolf al jong met kleuren en klanken bezig. Hij was eigenlijk de enige die de piano van zijn moeder bespeelde en hij tekende de tankers en schepen die in het havengebied van Rotterdam te zien waren.
‘Ik herinner me dat ik een tekening met balpen van een tanker had gemaakt en dat ik die begon in te kleuren met waterverf. Toen gebeurde er iets anders in die tekening. Mijn verbeelding werd aangezet.’ Dat vermogen om een bestaand beeld een andere gedaante te geven is voor hem nog steeds de leidraad bij het maken van zijn werk. Hij behandelt het beschikbare materiaal voortdurend op een andere manier om tot een nieuw beeld te komen. Dat geldt sterk voor zijn scanografieën. Die maakt hij door op een digitale scanner rechtstreeks op de glasplaat in een laagje water natuurlijke materialen te leggen die hij dan scant. Zo ontstaan sterk belichte afbeeldingen van bloemen en planten die transparant zwevend op het afdrukpapier verschijnen.
‘Ik kan de klep van de scanner niet sluiten, dus het licht van de scanner gaat dwars door het beeld heen. Soms dek ik alles wel af met een laken om andere effecten te krijgen. Ik heb in mijn werk altijd veel uitgeprobeerd. Ik kreeg eens uit een erfenis van een amateurschilder een partij verf die niet al te best bleek. Daar ben ik achtergronden mee gaan schilderen waardoor de melancholie in mijn werk sloop. De eindigheid der dingen, de vergankelijkheid, wat een traditioneel thema in de kunst is kreeg daardoor persoonlijk voor mij steeds meer inhoudelijke betekenis. Ik herinner me dat ik de foto’s zag van Andres Serrano die hij in mortuaria had gemaakt waarvan een nabeeld in mijn hoofd ontstond. Daaruit ontstond een schilderij waarbij ik de kop van Jan Cremer zo heb gepositioneerd als op een foto van Serrano. Ik maakte figuratieve schilderijen gebaseerd op Reis naar het einde van de nacht van Louis-Ferdinand Céline en een portret van mezelf naast de dood.’
Als schilder maakt Rudolf Valster graag gebruik van procédés waarvan hij de uitkomst niet volledig in de hand heeft. Hij maakte een kunstenaarsboek met werken die hij opbouwde als de partituur van een muziekstuk waarvan de uitvoering steeds anders kan zijn. Voor een project over klankkleur maakt hij gebruik van Friesch groen, een giftig pigment op basis van anorganische koperverbindingen dat reageert op cadmium en aan de pigmenten blijft trekken zodat voortdurend kleurverschillen blijven ontstaan en gele partijen zwart kunnen worden en andersom afhankelijk van de vochtigheidsgraad. In zijn werk gebeurt voortdurend iets wat hij niet inde hand heeft en dat doet hij met voorbedachten rade. Zijn schilderijen bestaan uit levende materie en hebben een gevoelsmatig uitgangspunt.
Waar Rudolf Valster in zijn vroege werk vooral een symbiose tot stand bracht tussen traditionele en eigentijdse kunstzinnige stijlen en vormen waarin hij schilderkunstige citaten combineerde met persoonlijke interpretaties, heeft hij zich gestaag ontwikkeld tot een kunstenaar met een herkenbare eigen beeldtaal. De manier waarop hij de eerste fotografische experimenten uit de negentiende eeuw in zijn praktijk als schilder incorporeert is verrassend en inzichtelijk. Het toepassen van een gewaagde scantechniek -wie gooit er nu water op zijn digitale apparaten versterkt zijn verstandhouding met het onomwonden tonen van de kwetsbaarheid en kracht van natuurlijke schoonheid. Zijn werkwijze is zo direct dat observaties in de werkelijkheid weliswaar rechtstreeks worden vastgelegd, maar door schildertechnische ingrepen meteen dusdanig worden bewerkt dat er een ander vermogen van de menselijke waarneming wordt aangesproken: die van de imaginaire verschijning van beelden in de schaduw van het bestaan. Rudolf Valster richt zijn hoofd op om boven de rand van Plato’s grot te kunnen kijken. Hij ziet geen projecties op de wand, maar brengt ze tot stand.
Rudolf Valster is als schilder een magister die vanuit de traditie van zijn discipline geen enkele benadering uitsluit en zich dagelijks oefent in de verbeelding. ‘Ik kreeg zestig A-vijf paneeltjes die ik heb gebruikt door dagelijks een schilderijtje te maken van een citroen, kweepeer of granaatappel in mijn atelier in allerlei stadia als een dynamisch onderzoek naar de mogelijkheden van het stilleven waarbij ik weer teruggrijp op de zeventiende-eeuwse schilderkunst.’
Het uitproberen van de mogelijkheden van verf leidde ertoe dat hij die zelfs sculpturaal toepast in zijn beelden van haaien die menselijke gedaanten aannemen – alsof de pulpfilm Sharknado als een tornado door de beeldende kunst dendert.
In samenwerking met theatergroep Impromptu maakte hij tijdens voorstellingen performatieve schilderijen waarbij hij kleur aan het spel geeft. Bij hem komt het beeld uit zijn arm voort die hij als een seismograaf over het doek beweegt waarbij de kwast een verlengstuk is van zijn ledematen. Hoe onvoorspelbaar zijn werk ook is, het wordt uiterst geconcentreerd gemaakt. ‘Mijn schilderijen doen zich voor en komen uit mijn handen. Dan begint het pas. Schijnbaar ontstaat er iets buiten mezelf om, maar ik ben het wel die lading geeft aan het werk.‘