De staat van het Manifest
‘Wanneer een feit nodig is, dan is de oude kunst niet geschikt, deze misvormt het feit, grijpt het feit met nieuwe methoden. Als er opwinding, agitatie nodig is, monteer dan met de nodige berekening opwindend materiaal. Maar houd één ding goed in het oog – agit, die loslaat van het konkrete doel waarop de agitatie is gericht, agit die verandert in agit zonder meer, in iets om het op je zenuwen van te krijgen, in opwinding ter wille van de opwinding, is agitatie-esthetica, een sociaal narcoticum, een schadelijk verdovend middel.’
Zo luiden de woorden van het collectief LEF (Linkse Front der Kunsten) in hun manifest Waarvoor LEF Strijdt uit 1923. LEF ontstond ten tijde van het Russische Futurisme. Rusland bevond zich middenin radicale veranderingen. Het land werd meegenomen door de algemene Europese ontwikkelingsstroom, maar deze verliep zeer ongelijkmatig. De spanning tussen oud en nieuw en tussen de patriarchale en moderne levensstijl was sterk voelbaar. De leden van LEF kozen voor een rationele attitude en wilden kunst en productie samenbrengen. Centraal stond het idee van ‘productiekunst’ dat stelde dat kunst direct vorm moest geven aan het leven.
Slechts enkele manifesten binnen de Russische avant-garde richten zich op een zuiver artistiek uitgangspunt zoals die van Kandinsky en Malevich, echter de meeste manifesten streven naar een volledige versmelting van het artistieke met het sociaal-politieke. De manifesten uit het begin van de 20e eeuw zijn even grondig en resoluut in de afwijzing van het verleden als in de verbeelding van de toekomst. Het Manifesto for an Independent Revolutionary Art eindigt met de woorden: ‘Our aims: The independence of art – for the revolution. The revolution – for the complete liberation of art!’ en werd ondertekend door kunstenaars Andre Breton en Diego Riviera (en hoogstwaarschijnlijk mede tot stand gebracht door de marxistische, sovjet-politicus Leon Trotsky).
Als we nu de 20e eeuwse kunstmanifesten lezen, is de toon en de vormtaal opvallend. Het steevast gebruik van het woord ‘we’, het straffe taalgebruik (‘Down with…!’ ‘Long live….!’ ‘We declare…’ ‘We fight…’) en de vele uitroeptekens. Wij kinderen van het postmodernisme ervaren al snel een ongemak bij het lezen van het taalgebruik waaruit zelfvertrouwen en geloof in de toekomst spreekt. Het postmodernistische principe dat er altijd meer dan één waarheid bestaat, heeft van ons mensen doorgewinterde twijfelaars gemaakt. We zijn zo doordrongen van het idee dat de waarheid vanuit ieder perspectief verschillend is – afhankelijk van culturele afkomst, gender en generatie – dat we het woord ‘we’ niet meer zo snel in de mond nemen. Kunstenaars zijn zo experts geworden in het betrekken van hun eigen subjectieve positie waardoor de biografische ego-kunst, of positiever gezegd documentair werk, hoogtijdagen viert.
Wellicht dat dit dan ook de reden is dat er in onze tijd veel minder manifesten worden geschreven. Niet zo veel mensen durven, in een tijd waarin tegenstrijdige informatie aan alle kanten beschikbaar is en vecht om onze aandacht, nog een eenduidige positie in te nemen. De erfenis van de kunst uit de jaren ’70 waarin kunstenaars nog dachten toeschouwers te kunnen verheffen door de ‘juiste idealen’ te vertegenwoordigen, heeft ook niet geholpen. Niemand wil beschuldigd worden van de geheven vinger. We zijn wars van paternalisme en moralisme, de toeschouwer moet vooral de ruimte krijgen zijn eigen waarheid te vormen.
Een artistiek-filosofisch manifest dat verscheen in 2011, is het metamodernist manifesto, geschreven door de Amerikaanse kunstenaar Luke Turner gebaseerd op de essays van Timotheus Vermeulen en Robin van den Akker. Deze constateren dat, net zoals er in de jaren ’60 een verschuiving ontstond van het modernisme naar het postmodernisme, de jaren 2000 getekend worden door een verschuiving van het postmodernisme naar het metamodernisme. In het metamodernisme zijn idealen weer toegestaan, maar zonder de dogma’s van het modernisme in de 20e eeuw. Het zoekt een waarheid waarvan het weet dat het nooit gevonden zal worden. Metamodernisme wordt ook wel beschreven als geïnformeerde naïviteit, of als pragmatisch realisme. Als metafoor gebruiken Vermeulen en den Akker de ezel en de wortel: omdat de wortel aan een stok voor de ezel gehangen wordt, zal deze nooit bereikt worden hoe hard de ezel ook rent. Metamodernisme blijft bewust achter de wortel rennen met de wetenschap dat deze altijd onbereikbaar zal blijven. De poging an sich is waar het omgaat, ondanks het onherroepelijk falen.
Waar de 20e eeuwse manifesten polariseren, oproepen tot revolutie en de grens tussen kunst en leven op willen heffen, blijven metamodernisten bewust steken in het grijze gebied tussen poëzie en werkelijkheid. De achtste regel van Luk Turner’s metamodernist manifeso luidt dan ook:
‘We propose a pragmatic romanticism unhindered by ideological anchorage. Thus, metamodernism shall be defined as the mercurial condition between and beyond irony and sincerity, naivety and knowingness, relativism and truth, optimism and doubt, in pursuit of a plurality of disparate and elusive horizons. We must go forth and oscillate!’
Waarheden waaraan getwijfeld wordt, ernst die altijd omgeven wordt door ironie; de tweestrijd in de zoektocht naar politieke identiteit van hedendaagse kunstenaars heeft soms iets omslachtigs. Politieke gedachtes kunnen alleen nog vanuit een hyper subjectief perspectief geformuleerd worden, woede mag alleen met humor gepaard gaan en kennis moet altijd voorzien worden van zintuigelijke prikkels. Alles om maar niet van eenduidigheid beschuldigd te kunnen worden.
Het vooruitgangsgeloof in de manifesten uit de 20e eeuw was misschien naïef, maar het zorgde er wel voor dat er positie werd bepaald. Er spreekt een geloof uit in het eigen handelen en in de mogelijkheid de wereld te kunnen beïnvloeden. Het huidige gevoel van machteloosheid van veel kunstenaars heeft soms nogal een verpletterende werking. In het theater, waar ik vandaan kom, worden momenteel veel voorstellingen gemaakt vanuit de vraag ‘wat te doen?’ ‘Wat kan ik doen om de wereld gelijkwaardiger, rechtvaardiger en duurzamer te maken?’ De dramaturgie lijkt steevast in een anti-climax te eindigen. Omdat het de makers zelden lukt tot een concreet antwoord te komen. Het metamodernistische standpunt dat de poging ondanks het falen al genoeg is, werkt vaak niet erg bevredigend. In plaats van aan te zetten tot mobilisatie, lijken we te kristalliseren in onze passiviteit.
Zoals LEF al stelde, ‘agit die loslaat van een konkreet doel (…), is een schadelijk verdovend middel’. Hedendaagse politieke kunstprojecten die niet verbonden zijn met een concrete maatschappelijke realiteit, maken van engagement al gauw iets salonfähigs. Alleen werken die voorbij de white cube of de black box kunnen reiken en buiten de muren van kunstinstituten ook betekenis hebben, kunnen het verschil maken.
Het creëren van duurzame samenwerkingen met maatschappelijke organisaties kan een strategie zijn. Inspirerende voorbeelden zijn de langdurige samenwerking tussen beeldend kunstenaar Matthijs de Bruijne en de schoonmakersbond, en theatermaker Marjolijn van Heemstra met beleidmakers rondom integratie in de voorstelling Zohre, een Afghaans Nederlandse Soap. Alleen als de kunst in relatie staat tot mensen die met beide benen in de realiteit staan, heeft de kunst de mogelijkheid de wereld te hervormen, net als de manifesten uit de 20e eeuw zo hartstochtelijk propageerden.
Schrijfster en filosofe Rebecca Solnit eindigt haar boek Hope in the Dark met de volgende woorden:
‘How do we get back to the struggle over the future? I think you have to hope, and hope in this sense is not a prize or a gift, but something you earn through study, through resisting the ease of despair, and through digging tunnels, cutting windows, opening doors, or finding people who do these things.’
Dat zou een mooi 21eeuws manifest vormen: ‘Het manifest van de hoop’ omdat het de enige weg is.
Lara Staal is freelance curator, programma- maker en dramaturg in de podiumkunsten. Ze werkt o.a. bij Frascati Theater in Amsterdam en DAS Theatre aan de Amsterdamse hogeschool voor de kunsten.
Naast haar werk als curator en programmamaker schrijft ze voor vakbladen als Rekto:verso, TM en Etcetera. Tot slot is Staal lid van het Transitiebureau, een collectief van artistieke denkers die projecten initiëren op het snijvlak van kunst en samenleving.
Dit artikel is voortgekomen uit het programma Revolte van ArtEZ Studium Generale .