De situatie is nog precies hetzelfde
In gesprek met Ad van Denderen
Ver voordat het begrip ‘vluchtelingencrisis’ dagelijks gehoord werd, trok Ad van Denderen al met zijn fotocamera langs de grenzen van Europa. Hij legt het leven vast van hen die een beter bestaan zoeken in het rijke, welvarende westen. De fotograaf verblijft vanaf 1985 tot 2002 geregeld in armzalige motels in Istanbul, woont verkenningsrondes bij van de politie op de grens van Turkije en Griekenland en ziet tientallen mensen uit rubberboten stappen aan de kust van Spanje. De veelgeprezen serie Go No Go is het resultaat. De mensen die Van Denderen vastlegt hebben de collectieve droom om te leven in vrijheid, veiligheid en welvaart en laten alles achter om die utopie te verwezenlijken. Deze drang en noodzaak naar vooruitgang is in het westen volledig uitgeput, maar is dit gegeven ook het argument voor Van Denderen om immigranten vast te leggen? Heeft de kunst de reis naar voorspoed nodig om relevant te kunnen zijn? Enerzijds kenmerken zijn foto’s zich door hoop en vooruitzicht, anderzijds door een bittere realiteit en waanzin. Een tegenstelling die dertig jaar later nog steeds de hedendaagse immigratiekwestie omvat.
Welke positie neem je in als kunstenaar zodra je naar een gebied trekt waar mensen in slechtere omstandigheden leven dan jijzelf? Je maakt bij wijze van spreken een foto en gaat daarna weer naar huis.
Ad van Denderen: ‘Ik heb mij nooit zo verantwoordelijk gevoeld. Ik ben altijd helder en duidelijk geweest in mijn beweegredenen, maar ik moet zeggen dat mijn houding en uitgangspunten nu wel veranderd zijn. Ik fotografeerde destijds de ellende elders en had het gevoel een soort missie te hebben om dat te laten zien in het westen. Ik trok bijvoorbeeld tijdens de apartheid naar Afrika om daar de rotzooi te fotograferen en dat liet ik hier zien, maar het werk kwam nooit terug naar Afrika. Niemand zag daar wat ik fotografeerde. Dat was eigenlijk bezopen en ongelijkwaardig. Ik werk nu al heel lang niet meer op die manier en probeer nu een genuanceerder beeld te geven. Zo ga ik terug met de foto’s die ik in Afrika maakte en combineer die beelden met foto’s uit familiealbums van mensen die leefden in die tijd in dat gebied. Daarin zie je dat ze prachtige, onschuldige familieplaatjes schoten. Die beelden representeren een andere werkelijkheid waar ik in geïnteresseerd ben, en maken mijn verhaal genuanceerder.
Zijn voor jou roerige gebieden, tijden en de mensen die daar veelal (over)leven nodig om relevante foto’s te kunnen maken? Oftewel, klopt het idee dat wanneer er geen gebrek is, we ook slechte kunst maken?
‘Niet per definitie, maar een plek waar meer gebeurt is interessanter voor een kunstenaar. Het is niet voor niets dat zoveel kunstenaars met immigratie bezig zijn. Daarnaast vind ik zelf dat Nederland wel heel erg ‘af’ is. Twee weken geleden zat ik in een restaurant in Noordwijk. De hoeveelheid honden viel me direct op en later bleek dat er vijf honden menu’s waren in het restaurant. Toen dacht ik wel; ‘My god, waar zijn we mee bezig.’
Vorig jaar ging cultuurfilosoof Maarten Doorman in de Balie Amsterdam het debat aan met kunstenaar Jonas Staal, wiens werk hij in zijn boek De Navel van Daphne bekritiseert omdat het meer op politiek lijkt dan op kunst.
Kunst moet volgens Doorman haar buitenstaanderspositie en haar ambiguïteit benutten om écht maatschappijkritisch te kunnen zijn. Anders is het geen kunst, maar politiek met andere middelen. Staal had een duidelijk antwoord klaar; ‘Ik ben niet geïnteresseerd in het redden van de kunst, als de rest van de wereld naar de tering gaat.’
Is voor jou een dergelijk onderscheid tussen politiek en kunst relevant?
‘Ik denk dat je in sommige gevallen bijna niet om het onderscheid heen kunt. Neem bijvoorbeeld een land als Israël, daar is bijna alles politiek, dus ook de kunst die daar gemaakt wordt. Maar deze vraag is voor mij minder relevant omdat wanneer ik over mijn eigen werk praat, ik eigenlijk nooit het woord ‘kunst’ in mijn mond neem. Ik beschouw mijzelf niet als kunstenaar, maar als fotograaf en wil iets doen met beeld waarin politieke structuren zichtbaar worden.’
Staal lijkt hier te impliceren dat hij het belangrijker vindt de wereld tot een betere of kritischere plek te maken middels zijn kunst, dan het tot stand brengen van een aanzienlijk kunstwerk. Waar gaat het bij jou om, de goede foto of het redden van de wereld?
‘Vroeger ging het mij om de goede foto, maar nu vind ik dat minder interessant en stel ik de vraag wat het geheel doet. Welke impact hebben de projecten en series die ik maak? Het keerpunt kwam toen ik aan de serie Go, no Go werkte. Ik moest van mijzelf in dat boek nog andere beelden gebruiken tussen mijn eigen geschoten foto’s en dacht na over hoe vrij de wereld was. Iedereen wordt geboren en krijgt een paspoort mee, maar hoe vrij kan men zich bewegen? Ik besloot tussen de foto’s van immigranten, afbeeldingen van vakantieresorts te plaatsen uit reclamefolders gemaakt in dezelfde gebieden als waar men op de vlucht was. Op die manier had ik daarvoor nooit gewerkt. De tegenstelling tussen vluchten en uitgenodigd worden om te reizen is zo groot dat ik deze wrijving vanaf dat moment vaker in mijn werk op wilde zoeken.
Waarom zijn er zoveel mensen op de vlucht?
‘Er bestaat geen afstand meer en daardoor worden de mogelijkheden groter. Je moet niet vergeten dat tot circa 1985 men niet vluchtte op de huidige manier. Ze vluchtte wel, maar gingen de grens over en bleven daar zitten wachten tot het weer beter werd, dat duurde soms jaren. De eerste keer dat ik daarmee geconfronteerd werd was in 1985 aan de grens van Oost-Turkije. Ik was daar een verhaal aan het maken over Koerden voor een krant en verbleef vaker in dat gebied. De kleine hotels in die streek stonden altijd leeg, maar toen ik daar was in 1985 zat alles barstensvol met Iraniërs. Voor het eerst hoorde ik dat ze helemaal niet in Oost-Turkije wilde blijven, maar naar Frankrijk of Amerika wilden. Toen besefte ik mij dat dit nog weleens een heel groot issue zou kunnen worden in onze toekomst en besloot ik de serie Go No Go te maken.’
Baart dat je zorgen?
‘Ja ik vind het wel een dilemma. Het is niet alleen dat het westen hier een probleem mee heeft, maar mensen die vluchten zijn initiatiefrijke mensen en als die een gebied ontvluchten, raakt een land zijn potentie aan kennis kwijt. Ik heb het hier dan over economische vluchtelingen.
Als fotograaf doe je al jaren onderzoek naar mensen die op de vlucht zijn en de plekken waar ze leven. Is de hedendaagse situatie voor deze groep volgens jou verandert ten opzichte van een paar jaar geleden? En zo ja, zegt dit iets over onze huidige tijdsgeest?
‘De situatie is nog precies hetzelfde, misschien dat de aantallen verschillen. In 2003 werd ik uitgenodigd op gesprek in Brussel door het Europees parlement omtrent de opkomende vluchtelingenstromen en we hadden het over dezelfde kwesties die nu allemaal gaande zijn. Het probleem is dat iedere keer wanneer politici er mee bezig zijn, ze helemaal opnieuw beginnen en daardoor valt de discussie in herhaling. Ik hoor zoveel onzin op de radio. Iedereen is bijvoorbeeld zielig, maar daar schiet je niets mee op. Daar moeten we mee ophouden. In de periode van Go No Go denk ik dat, als ik het laag uitdruk, 60 % economisch vluchteling was. Dat is nog steeds zo en er is geen oplossing voor. Kijk, er zitten ook vreselijke toestanden tussen. Je zou maar uit Syrië komen of in Noord-Nigeria wonen, die mensen moet je gewoon hierheen halen. Maar laat hen dan met een vliegtuig komen, die moeten niet over zee komen. In dat opzicht zijn wij helemaal geen Europese gemeenschap en denkt ieder land, ‘als ik nou maar gewoon heel streng ben, dan krijg ik er zo min mogelijk.’ Maar zo werkt het niet, dat deden landen in de jaren ’80 en ’90 ook al en er is nog steeds geen oplossing.
Zijn er dromen bijgebleven van mensen die je hebt ontmoet tijdens een van je reizen met de camera?
‘Ik verbleef drie weken in een pension in Istanbul. Op dat moment verbleven er ook 25 boerenzonen uit Oost-Pakistan die onderweg waren naar Amsterdam. Die jongens waren al generaties niet vooruitgekomen en op een gegeven moment hadden ze in Pakistan de film Amsterdamned van Dick Maas gezien. Dat was dé grote leidraad om te immigreren. Ze wilden naar het land waar je met een grote Americano over de grachten kon scheuren: dat was hun droom. Ze waren al een half jaar onderweg en ik weet niet of ze ooit een voet op Nederlandse bodem hebben gezet.’
Gaat de situatie voor eenieder die op dit moment op de vlucht is de komende jaren verbeteren? Is er hoop op een betere toekomst?
‘Nee, dan moet er wel heel veel veranderen. Als corruptie zou verdwijnen, groepen vrede kunnen sluiten, die stomme religie in belang afneemt, mensen minder egoïstisch hun eigen zakken vullen en alles humaner gaat worden, dan zou het misschien kunnen gebeuren. Kijk bijvoorbeeld naar Zuid-Afrika, het is mogelijk. Het is echter te treurig voor woorden hoeveel er moest gebeuren voordat daar vrijheid en welvaart een vanzelfsprekendheid werden. Maar misschien moet al die ellende de revue passeren voordat een situatie echt kan veranderen.’