De sculptuur in het lijf
Kunstenaars die in hun werk de organische kwetsbaarheid van het menselijk lichaam aan de orde stellen, krijgen in de beschouwing ervan vaak te maken met beschrijvingen en oordelen die de esthetische executie van hun beelden als onevenredig confronterend ervaren.
De onomwonden verbeelding van het binnenste van het menselijk lichaam wordt op zijn zachtst gezegd meestal als onprettig ervaren. De verleiding om de blik ervan af te wenden is groot. Dat is in tegenspraak met de publieke fascinatie voor de pathologische anatomie als onderdeel van strafrechtelijk of medisch onderzoek. De belangstelling voor een toenemend aantal televisieseries en bioscoopfilms die secties op het lichaam met een aan voyeurisme grenzend genoegen tot in detail tonen is opmerkelijk. De zogenaamd ‘klinische’ benadering van deze lichamelijke onderzoeken rechtvaardigt dat je er met je neus bovenop wilt zitten. In de kunst wordt dat weerspiegeld door de waardering voor werken die secties op lijken als thema hebben zoals het schilderij ‘De anatomische les van Dr. Deijman’ door Rembrandt van Rijn uit 1656 gemaakt voor het Amsterdams chirurgijnsgilde, waarin we Deijman en acht meesterchirurgijns gebogen zien over de blootgelegde hersenen van het opengesneden lichaam waaruit de ingewanden reeds verwijderd zijn van Joris Fonteijn, alias Zwarte Jan, een misdadiger die ter dood was gebracht. Dit genre van de lichamelijke ontleding kent een aantal opmerkelijke varianten zoals de sectie op een kinderlijkje in de ‘Anatomische les van Dr. Frederik Ruysch’ geschilderd door Jan van Neck in 1683 of deze plastische weergave van een sterilisatie onder plaatselijke verdoving in ‘Operation’ uit 1929 door Christian Schad, een representant van de nieuwe zakelijkheid. Vanzelfsprekend is het niet zo dat de gemiddelde kunstliefhebber dergelijke schilderijen of zelfs maar reproducties ervan vrolijk in de huiskamer ophangt, maar het zijn toch werken die in de canon van de kunst onomstreden zijn.
Van de kunstenaar die in zijn verbeelding het binnenste van het lichaam onderzoekt in relatie tot onderlinge menselijke verhoudingen, seksuele ongelijkheid, particuliere intimiteit, erotische belangstelling, dierlijke lust, maatschappelijke vooroordelen ten aanzien van het naakt als zodanig en lichamelijke functies in het bijzonder kun je dat niet zomaar zeggen. Op het moment dat de kunstenaar het lichaam binnenstebuiten keert en de menselijke buitenkant de verrassende aanblik biedt van een geslacht beest, als dat van de geslachte os in ‘Le Boeuf’ uit 1925 van Chaïm Soutine, wordt er in termen over de aard van het werk gesproken die vooral de ziekelijkheid ervan benadrukken in plaats van de oprechtheid van de inhoudelijke intenties. Er ontstaat al snel een gekoesterde aversie van fysieke aard voor het werk dat wordt opgevat in termen van walging, afzichtelijkheid en verwerpelijke aberraties.
Het is opvallend dat het werk van de kunstenaar regelmatig met enige graagte wordt getypeerd als uitingen van een ziekelijk en gestoord mens. Dat geldt, zoals in het geval van de tentoonstelling ‘Under the Skin’ niet alleen voor de onderwerpskeuze, maar ook voor een specifieke werkwijze. Al snel ontaardt de typering van de manier van werken in diagnoses van het gedrag van een psychiatrische patiënt: geconcentreerd werken wordt dan ‘obsessief’, volharding vindt een equivalent in ‘maniakaal’, zelfbeschouwing is ‘narcisme’, particulariteit is een vorm van ‘autisme’ en gedrevenheid wordt gezien als ‘fanatische bezetenheid’. Als de kunstenaar belangstelling voor de dood en de vergankelijkheid aan de dag legt dan wordt die als ‘morbide’ gekenschetst, en wie dan ook nog eens heel dik is, lijdt aan ‘morbide obesitas’, maar dat is een ander verhaal.
Het is in iedere geval een benadering die de kunstenaar als een in feite krankzinnig genie wil typeren die met rollende ogen en het schuim op de mond in eindeloze seances buiten zichzelf treedt om een meesterwerk te creëren, waar het doorgaans simpelweg gaat om een serieuze, hardwerkende professional die niet geneigd is met het eerste het beste resultaat genoegen te nemen.
Als we deze gekende benadering laten varen, zoals de tentoonstelling ‘Under the Skin’ dat doet, en we zonder die pathologische psychiatrie naar het werk van de kunstenaars in het Textielmuseum in Tilburg kijken, komen er andere, meer doeltreffende overwegingen aan bod om het nader te duiden. Hier volgen 24 korte persoonlijke typeringen van de deelnemende kunstenaars waarbij de hierboven beschreven metaforen zoveel mogelijk worden uitgesloten.
Karin Arink brengt in haar sculpturen een vrouwelijke lichamelijkheid teweeg die intimiderend is in de natuurlijke ongenadigheid ervan die op eigen voorwaarden wordt gesteld. Zij trekt het lichaam aan. In feite is de fysieke gedaante van deze sculpturale verbeelding haar gedachtegoed.
Madeleine Berkhemer omspant het lichaam met strelingen. Er trekt een rilling door haar werk. Als een Danaïde ziet ze zich voor een situatie gesteld die haar enkel het uiterste van de consequentie biedt. Ze wijst die rigoureus af of gaat er volledig in op.
Clarina Bezzola zit overal met haar handen aan. Het lichaam is een uitbreiding van haar manier van denken, van haar gevoel en haar intuïtie. Ze reikt naar de dingen om haar heen die op hun beurt hun ledematen naar haar uitstrekken. Ze transformeert in wat ze aanraakt of waar ze door aangeraakt wordt.
Sara Bomans ontdekt de vervolmaking in de onvolmaaktheid. Op het lichaam valt veel af te dingen wat je niet in de hand hebt, hoe je ook aan je lijf plukt en trekt. Iedere ongerechtigheid draagt bij aan de schoonheid van het geheel, hoezeer die in die spiegel ook een kwetsbare ziel laat zien.
Célio Braga geeft aan de lichamelijke wisselwerking tussen mensen een stoffelijke uitdrukking die uiterst precies en delicaat is. Hoe hij zich verstaat met anderen rafelt hij uiteen in een vlechtwerk van verbanden. Ze hebben de complexiteit van de gelijktijdigheid in de overbrugging van afstandelijkheid en overgave. Ze overwinnen de applicatie.
Berlinde De Bruyckere maakt beelden waarbij de lichamelijkheid ervan een doorschijnende gestalte heeft. Ze toont ombuigingen waarbij binnen- en buitenkant van lijfelijkheid gelijkwaardig worden. Ze laat ons door het lichaam heenkijken en wikkelt onze blik er omheen. Zo worden we in het beeld opgenomen. Wij zijn dat lichaam. We bevinden ons erin.
Birgit Dieker pelt het lichaam uiteen als een vrucht in schillen, parten en pitten. Ze ontdekt innerlijke patronen en materialen die een verborgen karakter hebben dat ze vloei- en kneedbaar maakt. Daarmee brengt ze een nog ongekende lichamelijkheid tot stand die ons onbekommerd en onoverkomelijk tegemoet treedt.
Didier Faustino brengt lichamen tot stand die uit het niets te voorschijn komen en zich in de ruimte verheffen om die te verkennen. Ze hebben extensies die de drager in staat stellen anders dan hij is gewend te observeren en invloeden van buitenaf te ondergaan om er uiteindelijk deel van te worden. Je neem deel aan een dansduet met een onzichtbare partner.
Esther de Groot laat in haar werk de veranderlijkheid van het lichaam zien en hoe we die gebruiken om ons tot andere mensen te verhouden. Hoezeer we ook moreel verplicht zijn niet op iemands uiterlijk af te gaan, we doen het toch. Je kunt je afvragen in hoeverre het een keuze is hoe we eruit zien. Er zijn dingen waar je niet onderuit kunt, totdat je inziet dat je je ook daar achter kunt verschuilen.
Rebecca Horn laat in haar werk mythische wezens zien die met de energie van de geschiedenis zijn geladen. Ze hebben een zelfstandige aanwezigheid en door hun magnetische krachtveld beïnvloeden ze de plaats die ze in het bestaan innemen. De invloeden die ze hebben ondergaan, zijn geïncorporeerd in hun sculpturale tegenwoordigheid.
Nick Knight brengt het lichaam eerbetoon in zijn theatrale vermogen. Als drager krijgt het een karakter dat voorbij gaat aan de fysieke beperking. Hij breidt de mogelijkheden van de lijfelijkheid dusdanig uit dat iedere toevoeging er een veelzeggend commentaar op is en als statement kan worden opgevat.
LucyandBart zitten met hun lichamelijke uitspraken achter de mode, de kunst en de architectuur aan. Ze gaan eraan voorbij om tijdens het omkijken snel te overzien wat ze hebben aangericht. Het is een verleidelijk slagveld waarop ze uitkijken, want ze voeren niet zozeer oorlog, maar zijn op een nietsontziende vredesmissie met de witte vlag van de overgave.
Maartje Korstanje komt voort uit een ondergrond waarin niets onbegraven blijft. Ze brengt het aan de oppervlakte en trekt het tevoorschijn. Wat ze aantreft is verweerd, gelooid en uitgebeend. Ze prepareert haar beelden in opstellingen die verwantschappen blootleggen waardoor je een vermoeden krijgt hoe je je hier zelf toe verhoudt. Je afkomst staart je met holle ogen aan.
Tomoko Mukaiyama is in haar kunstenaarschap iemand die buiten zichzelf treedt. Ze heeft zich niet teruggetrokken in een territorium waarvan ze alle in- en uitgangen kent, maar betreedt daardoor voortdurend een ander terrein. Haar werk nu is waarlijk een outer body experience, een buitenlichamelijke gewaarwording. Ze vindt in alles een contrast.
Anne van de Pals deconstrueert haar sculpturen uit één samengenhangende stoffelijkheid. Ze laat zien dat het lichaam een aaneenschakeling is van onderdelen die los van elkaar een eigen esthetiek vertonen. Als je die onderdelen met elkaar verbindt vormen ze in feite een samenhangende eenheid die met netten en vliezen bijeen wordt gehouden. Door ze afzonderlijk van elkaar te tonen ontstaan beelden die zich naar elkaar uitstrekken.
Grayson Perry is een kunstenaar die duidelijk maakt dat we vooral gelijk zijn in onze ongelijkheid. We behoren tot de menselijke soort en daarbinnen is iedereen op zoek naar verbijzondering, zelfs als we als misfit worden bestempeld. Grayson Perry pleit voor een zelfbewuste positie in het leven, als een vanzelfsprekende presentie van wie je bent en waar je voor staat
Alet Pilon verbergt het lichaam in een extra omhulsel dat het een typerende identiteit verleent. Ze presenteert de mens niet als zijn naakte zelf, maar in een hoedanigheid die aan het lichaam een extra dimensie geeft. Het zijn portretten zonder gelaat die hun gezicht tonen in een bedekking.
Chrystl Rijkeboer brengt een rudimentair gegeven van het menselijk lichaam naar voren als een onontkoombaar dilemma: we zijn harige wezens. We worden weliswaar steeds kaler, juist ook als we de natuur op zijn beloop laten, maar waar ons haar zit of juist niet laat ons niet koud. Hoe meer haar, hoe minder koud, zou je denken. We krijgen het warm van Chrystl Rijkeboer.
Marian Schoettle verbindt het lichaam en de kleding waarin het zich hult met de natuurlijke omgeving waarin we ons bevinden. Er is een ideaalbeeld dat door weloverwogen redenering tot stand komt en waaraan via materiaal, vorm en spaarzaam kleurgebruik uitdrukking wordt gegeven waardoor een gevoelsmatige vanzelfsprekendheid ontstaat tussen lichaam, kleding, beweging en ruimte.
Hinke Schreuders zet in haar werk een denkpatroon uiteen dat ze met de hand uitvoert. De ambachtelijkheid van haar kunstzinnige vaardigheid stelt ze in dienst van het idee dat haar belang inboezemt. Het vrouwelijke lichaam in alle deugdzaamheid en schaamteloosheid verweeft ze in beelden die verontrustend rolbevestigend lijken, maar ze beroeren ons gemoed.
Misato Unno benadert menselijk organen als innerlijke sieraden die je als juwelen kunt dragen. Het is alsof je hart een broche in je binnenste is. Ze maakt het aanraakbaar en zichtbaar in suggestieve sculpturale vormen die je innerlijke sensitiviteit een uitgesproken hoedanigheid verlenen.
Levi van Veluw is in zijn werk een camouflagemeester, in de wetenschap dat juist zijn camouflage scherper dan wat ook aantoont wie hij werkelijk is. Hij gaat in iedere situatie op. Hij is er de verpersoonlijking ervan. Hij vereenzelvigt zich ermee. Hij maakt onderdeel uit van het geheel. Juist door zich er aan uit te leveren, onderscheidt hij zich ervan.
Lie van der Werff hanteert het lichaam als een herinneringsbeeld. De kleren waarin ze het hult, bevestigen de verlangens waar het geheugen naar hunkert. De persoonlijke betekenis van een kledingstuk slaat de lijfelijke energie op van degene die het draagt. Als we kleding van een ander afdragen, wordt die energie aan ons overgedragen. Zo is haar werk een generator van wat onzichtbaar achter blijft in stof en textiel.
Erwin Wurm heeft het lichaam naar voren geschoven als de uiteindelijke sculpturale drager. Iedere toevoeging aan het lichaam maakt ons tot een beeld. We zijn de sokkel voor de sculptuur die we vormen. Zet een glas aan je lippen en je bent slachtoffer van de verbeelding van degene die je waarneem: man met glas aan zijn lippen.
Ray Zijlstra bedankt ons dat wij de kunst zijn. In al onze lichamelijke onbeholpenheid, en in de hobbezakken waarin we ons doorgaans kleden: wij zijn met ons allen toch steeds opnieuw de kunst. We moeten alleen als zodanig worden opgemerkt. Over die vaardigheid nu beschikt de kunstenaar. Ga heen in de kleren die u draagt en wees de kunst.