De schemerruimte tussen symbool en representatie in W139
In een uithoek van de tentoonstellingsruimte in W139 liggen tussen de sculpturen en de video-installaties twee kleine, onopvallende kunstwerkjes op de grond, Birds (I) en in een andere hoek Birds (II) van Freek Wambacq. Birds (I) bestaat uit twee paar handschoenen bovenop een vel cellofaan, netjes op een doos gelegd. Waar je naar kijkt, is een geluid. Of beter gezegd; de instrumenten voor het geluid van vliegende vogels zoals we dat kennen uit films.
Het werk van kunstenaar Freek Wambacq is een verwijzing naar ‘Foley’, de praktijk waarin geluiden in een studio worden nagebootst om de uiteindelijke audio van het filmmateriaal te verbeteren. De geluiden worden achteraf aan de beelden toegevoegd, iets wat je als toeschouwer als het goed is niet in de gaten hebt. Het gaat veelal om subtiele achtergrondgeluiden zoals voetstappen of een krakende deur, te verkrijgen door op een tegel te stampen en door een roestig scharnier te laten bewegen. Maar voor wie zich ooit heeft afgevraagd hoe bijvoorbeeld het geluid van een brekende schedel gemaakt wordt; dat is een truc waar een microfoon en een krop bevroren romaine-sla aan te pas komt.
Het is algemeen bekend dat representaties in films en ander media onze blik in zekere zin vormen, en deels verantwoordelijk zijn voor hoe we de wereld interpreteren en wat onze opvattingen zijn van concepten, plaatsen, en dingen. Of het nou gaat om clichés of stijlfiguren zoals het ‘boy meets girl’-verhaal of het filmische idee van hoe een sprookjeskasteel of een ruimteschip er uit ziet; we zijn er meestal van op de hoogte dat de werkelijkheid anders ligt dan ons wordt voorgeschoteld en dat er, om een bepaald effect te sorteren, flink gesleuteld wordt aan veel van wat we zien. Trucage is de norm.
Een goed Foley-geluid gaat onopgemerkt aan de kijker voorbij. Het moet ‘echter dan echt’ klinken en wordt mede daarom in een studio opgenomen, zonder de ruis van omgevingsgeluid zoals de wind en het verkeer. Je merkt het alleen als het ontbreekt; dan komt een scène unheimisch en onnatuurlijk over, omdat er opeens geen bonk te horen is als er een koffiekopje wordt neergezet, of een zoefgeluid als twee mensen dicht langs elkaar lopen. We zijn, tegenstrijdig genoeg, zo gewend aan geënsceneerde omstandigheden dat we het realistische niet meer geloofwaardig vinden.
De symboliek die aan vogels kleeft lijkt onuitputtelijk; de adelaar staat voor macht en overwinning, de duif voor verzoening en de kraai voor de dood, om maar een paar voorbeelden aan te halen. Al die vogelsoorten hebben verschillende soorten vleugels met verschillende spanwijdtes, waarvoor vast en zeker voor elk Foley-geluid een andere set handschoenen bestaat om het precieze geluid te bereiken. Misschien is het in het werkveld wel algemeen bekend dat het onheilspellend geflapper van een groep raven in een executiescéne het beste bereikt kan worden met een specifiek soort golfhandschoen met luchtgaatjes.
Het werk van Wambacq is klein en eenvoudig, maar draagt het geluid van een dier met een uitgebreide symboliek in zich. Het kunstwerk is poëtisch in een visuele taal, een metafoor zonder opsmuk die ook nog eens veelzijdig is. De objecten zijn een representatie voor het geluid van vogels, en daardoor wordt de symboliek van onbevattelijke thema’s zoals de dood, vrijheid of vrede gevat in iets dat op het eerste gezicht lijkt op een onbeduidende assemblage van gebruiksvoorwerpen.
Naast de symbolische lading die de vogel met zich mee draagt, roept het werk ook vragen op rondom de tegenstelling tussen de vertegenwoordiging van iets en de realiteit daarvan. Als je naar Birds (I) kijkt, is het onvermijdelijk dat je als toeschouwer ergens van binnen het geluid van een vliegende vogel hoort. Maar waar is dat geluid op gebaseerd, wetende dat veel van wat gehoord hebben voortbrengsels zijn van een werkveld dat er een studie van heeft gemaakt om die geluiden na te bootsen? De kans is groot dat onze voorstelling van zoiets ‘natuurlijks’ als een vliegende vogel een schijnwerkelijkheid is, die ergens in het midden ligt tussen illusies, misleidingen en ervaringen van eerste hand. Het is schemerachtig in de ruimte tussen het symbool en de realiteit.