De rol die het standbeeld in de openbare ruimte wél zou kunnen vervullen
Auteur: Iris van der Zee
De moord op George Floyd in Minneapolis vormde de aanleiding voor wereldwijde demonstraties tegen – en een groeiend bewustzijn van racisme, ook hier in Nederland. Een van de grote vragen is wat we anno 2020 moeten doen met standbeelden in de openbare ruimte van historische figuren, die veelal medeverantwoordelijk zijn geweest voor de handel in slavernij, overzeese uitbuiting en die vaak verbonden zijn geweest aan de V.O.C., zoals J.P. Coen en zijn beeltenis in Hoorn.
Maar hoe kijken kunstprofessionals, die in hun praktijk kritisch bezig zijn met zaken als canoniseren, het idee van monumenten, het vertellen van verzwegen geschiedenissen en het bevragen van heldendom, tegen deze kwestie aan? Wat moet er gebeuren met deze beelden? Ik besloot in gesprek te gaan met curator Rob Perrée, kunstenaars Natasja Kensmil, Silvia Martes, Willem de Haan en Rosa Sijben en kunstonderzoeker Tracian Meikle. Het resultaat is een verzameling van gedachten over de urgentie van het herevalueren van historische standbeelden. Ze schetsen het belang van een completer beeld van de Nederlandse geschiedenis en dragen alternatieve ideeën aan voor de rol die het standbeeld in de openbare ruimte wél zou kunnen vervullen.
Wat moet er gebeuren met deze beelden?
Uit elk van de zes gesprekken begreep ik van de geïnterviewde dat voornamelijk kennis de sleutel is tot verandering. Individueel hebben ze allen een eigen visie op de manier waarop die kennis vervolgens moet worden toegepast op vraagstukken rondom bepaalde historische standbeelden. Over één ding lijken ze het eens te zijn: zonder een compleet beeld van het koloniale verleden van Nederland kan ons land niet groeien tot een inclusieve samenleving.
Volgens kunstenaar en Rijksakademie resident Silvia Martes speelt vooral onderwijs een belangrijke rol in het kweken van collectief bewustzijn over het koloniale verleden dat Nederland zo welvarend heeft gemaakt. ‘’De kolonist schrijft de geschiedenis’’ zegt zij, ”wat als gevolg heeft dat het koloniale verleden op grote schaal gewist dan wel geromantiseerd is. Het gebrek aan kennis over het koloniale verleden blijkt wel in de discussie over Zwarte Piet. Een completer beeld van de geschiedenis heeft een breder bewustzijn als gevolg, wat discussies zoals deze een stuk makkelijker zouden maken.”
Zonder een compleet beeld van het koloniale verleden van Nederland kan ons land niet groeien tot een inclusieve samenleving.
Activist en kunstenaar Rosa Sijben zet zich al jaren in voor gelijke mensenrechten en toch leerde zij pas onlangs, op 31-jarige leeftijd, dankzij een artikel van De Correspondent, dat de VOC in het Oosten nog meer mensen tot slaaf heeft gemaakt dan de WIC in het Westen. Zij verbaast zich erover dat er in schoolboeken relatief weinig te vinden is over de wandaden die de VOC begaan heeft, maar wanneer een standbeeld van een VOC-vaarder weggehaald dreigt te worden, mensen roepen dat het moet blijven staan met een informatiebordje ernaast ‘zodat we ervan kunnen leren.’ Volgens Rosa hoort onderwijs thuis op school of in een museum, niet op een sokkel in de openbare ruimte. ‘’Het standbeeld van J.P. Coen staat nota bene naast het Westfries Museum (museum over de zeventiende eeuw, red.). Het is een kwestie van 100 meter verplaatsen.’’
Onderzoeker naar kunst in de openbare ruimte en mede-oprichter van Amsterdam Black Women Collective Tracian Meikle vindt het belangrijk dat we naar de standbeelden kijken vanuit de vraag waarom ze in eerste instantie zijn geplaatst. ”In de V.S. vind je veel standbeelden van oorlogshelden, in Europa en specifiek ook in Nederland vind je vanuit een vergelijkbaar idee veel beelden van kolonisten. Oorlog wordt gevoerd voor de natie, een oorlogsheld is een winnaar. Hetzelfde geldt voor kolonisten: wanneer een land succesvol gekoloniseerd werd, betekende dat meer rijkdom voor het land van de kolonist, in dit geval Nederland. De kolonist kwam als winnaar uit de strijd. Maar de tijden zijn veranderd, waar vroeger de focus lag op de winnaar, zien we nu ook de keerzijde van de medaille. Waar een winnaar is, is ook een verliezer en die verliezer maakt even goed deel uit van natie, zien we nu. Wanneer we leren begrijpen dat dit is waar onze standbeelden in geworteld zijn, kunnen we ons gaan afvragen of dit echt is wat we willen vieren in ons land.”
Wie beslist er of een standbeeld moet blijven of niet en zo niet, wat er mee moet gebeuren? Over het algemeen spreekt er uit de gesprekken dat keuzes als deze uiteindelijk gemaakt moeten worden door historici en wetenschappers, mits zij een groep vormen waarin verschillende culturele achtergronden vertegenwoordigd worden. Hoewel we bevoorrecht zijn om in een democratie te leven, is het in gevallen zoals deze belangrijk om mensen met relevante kennis van het onderwerp te laten kiezen over wat ‘goed’ is en wat niet, in plaats van de keuze over te laten aan het volk, waarin de ene stem beter wordt gehoord dan de andere. Rosa Sijben: ‘’Als je aan honderd mensen vraagt of er iemand gemarteld moet worden en de meerderheid stemt ‘ja’, betekent dat nog niet dat een marteling daardoor een goed idee is.’’
Wie beslist er of een standbeeld moet blijven of niet en zo niet, wat er mee moet gebeuren?
Wat Tracian Meikle betreft, zou de vraag niet zozeer moeten zijn wie er beslist over wat er moet gebeuren met de standbeelden, maar moet de focus liggen op wie de persoon is die wordt afgebeeld op de sokkel. ‘’Was deze persoon in het verleden betrokken bij activiteiten die we nu als verwerpelijk beschouwen? Was hij verantwoordelijk voor – of medeplichtig aan de onderdrukking van een groep mensen? Als het antwoord op die vragen ‘ja’ is, moet je als land besluiten om die persoon van zijn sokkel te halen. Het is geen kwestie van keuzes maken op basis van een persoonlijke mening, maar van historisch onderbouwde feiten.’’
Kunstenaar Natasja Kensmil: ’’De centrale vraag is welke perspectieven standbeelden ons bieden in de publieke ruimte. Welk verhaal wordt er verteld als er een persoon wordt vereerd en welke aspecten van geschiedschrijving blijven in de schaduw en verdienen meer aandacht.’’ Volgens Natasja zijn mensen altijd op zoek naar de wortels van onze identiteit als land. Daardoor zullen mensen altijd op zoek zijn naar rolmodellen die een gezamenlijke identiteit spiegelen.’’ Tracian Meikle: ‘’Als land vinden we nu onze democratie en het idee van een vrije natie heel belangrijk. Laten we dan ook mensen vieren die zich daar hard voor maken, in plaats van kolonisten te vereren die eeuwen geleden het tegenovergestelde bewerkstelligden.”
Curator Rob Perrée houdt überhaupt niet van standbeelden die mensen vereren, omdat een sokkel afstand vergroot tussen mensen en de menselijke figuur die wordt verheerlijkt. Hij zal de omvergeworpen beelden dan ook zeker niet missen, hoewel hij van mening is dat symbolische acties van omverwerping niet veel meer bieden dan een kort gevoel van opluchting. ‘’Het vergroot de afstand tot de personen die je wil overtuigen van je standpunt.” De wereldwijde demonstraties van vooral jongeren, zwart en wit, wekken volgens hem vanwege het vreedzame en oprechte karakter wél sympathie en hebben dus veel meer effect op het kweken van bewustzijn over systematisch racisme.
Ook Silvia Martes is geen voorstander van standbeelden, volgens haar is het idee van mensen op een sokkel plaatsen achterhaald. Mensen die strijden voor gelijke rechten verdienen volgens haar wel degelijk een spotlight, maar zij ziet dat liever voor zich in de fluïde vorm van projecties in de openbare ruimte, met inspirerende teksten van denkers, wetenschappers, schrijvers, filosofen en kunstenaars, voornamelijk van vrouwen van kleur.
Natasja Kensmil daarentegen, voelt zich wat esthetiek betreft wel aangetrokken tot historische standbeelden: ’’Standbeelden in Nederland zijn historische monumenten. Ze vertellen iets over het geheugen van een stad of land, ze vertellen het verhaal van hoe men vroeger omging met vaderlandse helden.’’ Maar ook: ”Dat ze iets over vroeger vertellen vind ik waardevol, maar normen en waarden veranderen door de eeuwen heen. Een held van toen kunnen we nu als een schurk zien. Die dualiteit is heel interessant, maar het is belangrijk dat die ook zichtbaar wordt gemaakt.’’
Curator Rob Perrée houdt überhaupt niet van standbeelden die mensen vereren
Geen van de kunstkenners die ik spreek is van mening dat een standbeeld, van iemand die medeverantwoordelijk is geweest voor koloniale wandaden, moet blijven staan in de huidige vorm. De sokkels met daarop de natuurstenen mannen moeten worden aangepast of verplaatst, maar niet worden vernietigd. Hoe afschuwelijk de keerzijde van de medaille ook is, de beelden maken deel uit van onze gezamenlijke geschiedenis en die moet verteld worden. Geschiedenis moet niet worden gecensureerd, maar de context is in het geval van deze standbeelden bepalend voor hoe die geschiedenis verteld wordt.
Kunstenaar Willem de Haan is van mening dat het weghalen van foute standbeelden een vorm van weglopen van het probleem is. Hij kijkt liever naar vormen die de bestaande beelden van een nieuwe betekenis voorzien. Als voorbeeld noemt hij het standbeeld van slavenhandelaar Edward Colston, dat door Black Lives Matter demonstranten in de haven van Bristol werd gegooid en nu ook volgens Google Maps van locatie is veranderd. Geen slecht idee, volgens Willem. “We zouden in Nederland ook beelden van kolonisten in het water kunnen gooien om, zodra er genoeg liggen, informatieve ‘schurken-duiktours’ te organiseren. De nieuwe context waarin de beelden zich dan bevinden zal invloed hebben op de betekenis die we er aan geven.” Een andere optie zou volgens hem zijn om verder te werken aan de standbeelden die er al staan, door er bijvoorbeeld een nieuw standbeeld omheen te bouwen of tegenover te zetten. ‘’Het is belangrijk dat het verhaal niet stopt, maar dat we aan een nieuw hoofdstuk beginnen.’’
Door mensen als een held op een sokkel te plaatsen, wordt een persoon verheerlijkt en dus mooier afgebeeld dan hij in werkelijkheid vaak is. ‘’Als je je onderwerp waardeert, en dus ook serieus neemt, moet het eerbetoon dezelfde eigenschappen hebben als het onderwerp. Is een onderwerp verwarrend, onhandig of eng, maak dan ook een eerbetoon dat verwarrend, onhandig of eng is.’’ Een mooi voorbeeld van een verhaal doorzetten in plaats van afkappen ziet Willem in de acties rondom het kunstpodium FKA Witte de With in Rotterdam, waar de groep ‘Helden van Nooit’ met rode verf handafdrukken op de gevel aanbracht. Dit kunstpodium bevindt zich sinds 2017 in een proces van naamsverandering aangezien de instelling is vernoemd naar deze problematische, omstreden zeevaarder. De directie van het kunstpodium wilde de rode handen van de actievoerders graag laten zitten, maar deze werden vanwege een misverstand toch deels schoongemaakt door de gemeente. Op dit moment zijn de rode vegen nog zichtbaar op de gevel van het kunstpodium. “Super! Een visuele toevoeging aan de publieke ruimte die symbool staat voor een nieuw hoofdstuk in het Nederlandse geschiedenisverhaal, waarin we de keerzijde van onze geschiedenis erkennen om verder te kunnen groeien.”
Door mensen als een held op een sokkel te plaatsen, wordt een persoon verheerlijkt en dus mooier afgebeeld dan hij in werkelijkheid vaak is.
Volgens Rob Perrée missen we zwarte representatie in het straatbeeld. ‘’Zwarte standbeelden en straatnamen zijn schaars. Alleen van grote helden als King en Mandela vind je ze overal. Daardoor worden ze tot excuus gemaakt voor het ontbreken van anderen.’’ Rosa Sijben vindt het niet alleen belangrijk dat er bepaald wordt voor wie er een standbeeld wordt gemaakt, maar ook wie het standbeeld mag maken: ”Als je het mij vraagt moet je de plek waar nu nog het beeld van J.P. Coen staat overlaten aan een of meerdere kunstenaars uit de Molukse diaspora, om er een herdenkingsmonument te plaatsen. Als je genocide wil herinneren, maak je een monument voor de slachtoffers, niet voor de daders.’’
——————————————————————————————————
De foto’s in dit artikel zijn genomen tijdens de totstandkoming van het project Demo van kunstenaar Rosa Sijben. Het project bestond uit zeven grote bouwborden die in het kantoorlandschap van de Amsterdamse Zuidas stonden en werden elke maand in een andere kleurschakering geschilderd. De zeven tinten bruin werden in samenwerking met mede-oprichter Tracian Meikle geschilderd door leden van Amsterdam Black Women Collective. ‘’Door de borden in onze eigen huidskleur te schilderen, claimden wij als vrouwen van kleur een plek in het stadsbeeld. Het voelde heel krachtig om door middel van mijn eigen huidskleur op zo’n groot bord te schilderen, fysieke ruimte in te nemen in de stad.’’