De rode Oude Kerk – een plek om in te zijn
Giorgio Andreotta Calò – Anastasis
In zijn roman ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ beschrijft Milan Kundera, wanneer de hoofdpersonages een tripje maken naar Amsterdam, het contrast tussen de Oude Kerk en de omliggende Wallen door te stellen dat tussen de wereld van God en die van de hoeren een intense pislucht hangt ‘…als een rivier die twee rijken van elkaar scheidt…’
Door een ander type toerist ruikt het er anno 2018 meer naar wiet en wafels. Toch is het verschil tussen het gewemel van mensen en de rust in de kerk nog altijd opvallend en vaak een verademing. Deze zomer is het contrast tussen het binnen en het buiten van de Oude Kerk nog extremer. Wanneer je naar binnen gaat, tref je een plek waar het niet alleen rustig is, maar die ook volledig in rood licht baadt. In het hele Red Light District is geen ruimte te vinden waar het rode licht sterker aanwezig is dan hier (of althans, daar ga ik gemakshalve maar even vanuit zonder daadwerkelijk alle ruimtes te hebben bezocht).
Kunstenaar Giorgio Andreotta Calò beplakte de ramen van de kerk met rood folie om het interieur van een gloed te geven. Het gefilterde licht valt binnen waarbij alle nuances die normaal gesproken in de kerkarchitectuur zichtbaar zijn, verdwijnen in een variatie aan rode toonwaarden. Met zijn interventie maakt Calò het interieur van de kerk tot een groot lichtkunstwerk waarin je kunt rondlopen. De ervaring van zo veel rood is overweldigend. Toch zou ik de ervaring niet spectaculair durven noemen. En ook dat is een verademing, want veel lichtkunst weet maar niet te ontsnappen aan een kermisachtig spektakel.
Lichtkunst zie je nooit over het hoofd in een tentoonstelling. Als meest felle object in een ruimte schreeuwt het om aandacht. Zeker wanneer het licht ook nog eens aan- en uit flikkert of beweegt. Dat laatste doet het werk van Studio Drift dat momenteel in het Amsterdamse Stedelijk te zien is. Neem de lichtinstallatie Flylight. De door de ruimte verspreide reageerbuisjes lichten in een golfbeweging op, waardoor het idee ontstaat van een zwerm vogels. Het is fijn om naar te kijken. Maar als ik voor dergelijk werk sta, en rustig kijk naar de beweging en het zachte licht, dan bekruipt me toch een beetje een vies gevoel wanneer ik besef dat de makers dondersgoed weten dat het kunstwerk precies dit gevoel van quasi-verwondering op de bezoeker gaat hebben. Het effect van het werk staat al vast. Wat ontbreekt is een ruimte voor interpretatie om niet alleen het spektakel te ervaren maar ook iets anders in het werk te kunnen zien.
Wie het over de voorgeprogrammeerde ervaring heeft, komt vroeg of laat uit bij de essays en boeken van criticus Clement Greenberg. Hij plaatste de uitdagende, veelal moeilijk (be)grijpbare kunst tegenover kunst als entertainment die vooral moet behagen. Voor die laatste categorie leende hij het woord Kitsch uit het Duits, waarmee vanaf dat moment het onderscheid tussen lage en hoge cultuur wordt aangeduid. Het voert te ver om lichtkunst zoals Flylight dan maar meteen af te doen als kitsch, want achter het werk zit wel degelijk het idee om een vogelvlucht na te bootsen waarmee het meer is dan louter effectbejag. En ook wil ik niet pleiten voor dat harde onderscheid tussen hoge en lage kunst, maar toch kan Greenbergs afkeer voor effectbejag helpen om te begrijpen waarom lichtkunstwerken zo vaak iets spectaculairs hebben.
Zelfs het werk van de beroemde James Turrell kent een zekere voorspelbaarheid. Betreedt het lichtkunstwerk Wedgework III (in museum De Pont) en ga op in een blauwe lichtgloed die de donkere ruimte instraalt. Nadat de ogen zijn gewend aan het donker neemt het gekleurde licht een bepaalde tastbaarheid aan, waarbij de bron van het licht niet is te plaatsen, er is geen lamp te bekennen. Plots denk je het te begrijpen, en op dat moment anticipeert Turrell. Hij weet al dat de bezoekers van zijn werk deze ervaring zullen hebben, omdat hij ze er naartoe leidt. Het effect is er niet minder om, alleen het effectbejag maakt dat het onmogelijk wordt het werk anders te bekijken.
Het werk van Calò in de Oude Kerk wijkt duidelijk af van deze tendens in de lichtkunst. Het rode folie filtert het licht en laat het slechts door. Dat maakt de sfeer meer bescheiden, minder spectaculair misschien, en in ieder geval minder schreeuwerig. Het licht schijnt op het interieur van de kerk en vraagt zelf niet om aandacht. Calò toont voornamelijk de kerk zelf. Maar niet als architectuur. Zuilen en balken worden door het rood minder herkenbaar als zijnde van steen of hout. De ruimte wordt een geheel, een plek om in te zijn.
De reden waarom het werk zo goed standhoudt, is volgens mij de afwezigheid van technologie. Een meesterzet van de kunstenaar. Elektrisch licht heeft vele mogelijkheden, maar lokt blijkbaar ook een hang naar aandacht voor het werk zelf uit die moeilijk te beteugelen is. Het zonlicht dat door de ramen valt laat de binnenruimte met elke wolk en zonnestraal veranderen, wat een minstens zo dynamisch effect geeft als kunstlicht.
Daarmee lijkt het werk voltooid. Net als enkele van zijn voorgangers (Marinus Boezem, Christian Boltanski) maakt de kunstenaar optimaal gebruik van de imposante ruimte. De langgerekte elegantie van de gotische architectuur benadrukt de verticale oriëntatie van het Godshuis; het is een spirituele plek waar de hemel dichterbij de aarde wordt gebracht. De ingreep van Calò is veel meer als horizontaal te begrijpen; deze nodigt uit om over de vlakke stenen rond te lopen waarbij de wereld buiten de muren vooral op een afstandje moet blijven.
Het is wat dat betreft jammer dat de curator en kunstenaar de verleiding niet hebben weten te weerstaan om die pure ervaring verder te willen verklaren. Die uitleg is vrij vergezocht -de kleur rood wordt op onnavolgbare wijze gekoppeld aan de beeldenstorm die ook in deze kerk woedde. Dat de ervaring van het werk veel krachtiger is dan het laagje theorie wordt komisch duidelijk in de tentoonstelling. Deze teksten met extra uitleg zijn gedrukt op roze papier in een rode letter. Door het rode licht is het contrast simpelweg te laag om door woorden te worden afgeleid.
De tentoonstelling is nog tot en met 23 september te zien in de Oude Kerk.