De rijkdom van Lewitt’s werk schuilt in het ontastbare – met bezoekers in gesprek in het Joods Museum
Het werk van Sol LeWitt werk roept vragen op die nog altijd actueel zijn. Over wat nou eigenlijk het werk is, wie de maker is, en hoeveel waarde we aan kunst toekennen. Sifra Coulet bezocht de overzichtstentoonstelling van de grondlegger van de conceptuele kunst in het Joods Museum en ging met bezoekers in gesprek.
Successful art changes our understanding of the conventions by altering our perceptions.
Er zijn mensen van wie je je pas achteraf realiseert wat hun invloed is geweest op de persoon die je nu bent. Ik had al lang niet meer gedacht aan Bas Medik, een docent in mijn eerste jaar op de kunstacademie. Hij toonde een haast ernstige aandacht voor mijn ideeën, die aanstekelijk werkte. Ik begon ze zelf serieus te nemen, of in ieder geval serieus genoeg om ze uit te voeren. Als ik zie dat in het Joods Museum in Amsterdam een tentoonstelling met het werk van Sol LeWitt (1928-2007) te zien is, herinnert me dat aan Bas. Hij gaf destijds LeWitt’s Sentences on conceptual art als literatuur op en daar was ik van onder de indruk. Ik begrijp weer waarom, als ik een reproductie van de tekst lees, die op een muur in het museum hangt.
Dat ik verder maar weinig weet van het werk van LeWitt is de reden dat ik besluit de tentoonstelling te bezoeken. De geometrische vormen die terugkomen in zijn sculpturen en tekeningen, verrassen me niet. Basaal en specifiek, net als de zinnen die hij formuleert om conceptuele kunst te beschrijven.
6 — If the artist changes his mind midway through the execution of the piece he compromises the result and repeats past results.
Speelsheid is niet waar ik het werk van LeWitt mee associeer, bedenk ik als ik voor één van de felgekleurde wall drawings sta. Er zijn specifieke instructies voor de wijze waarop deze werken door anderen geschilderd moeten worden. Of beter misschien; de werken zijn specifieke instructies voor hoe een muur beschilderd dient te worden. De afmetingen, kleuren, LeWitt heeft het precies vastgelegd. Ook zijn zelfgemaakte tekeningen op papier en zijn structures (sculpturen) hebben iets planmatigs; hij lijkt zijn eigen opdrachten minutieus uit te voeren. Ik moet denken aan wiskundige formules; LeWitt toont bepaalde variabelen en uitkomsten. Zoals in Lines & Lines, Arcs & Arcs (1972), waarin hij verschillende manieren om lijnen te zetten in een matrix tekent. Ook de sculptuur 6 Part Piece for Martin & Mia Visser (1967-1968) toont mogelijke variaties, dit keer van een ruimtelijk figuur. Ik vind het prettig om naar te kijken. Er zit transparantie in hoe de werken zijn ontwikkeld, dat kalmeert me.
24 — Perception is subjective.
Het tegenovergestelde geldt voor de wall drawings. Mijn waardering voor deze werken, zit in het idee dat louter de instructie over hoe iets in de wereld te zetten, kunst kan zijn. Ik heb echter maar weinig met de felgekleurde, muurvullende afbeeldingen. Ik kom iemand tegen die de wall drawings wel degelijk als werken kan waarderen. Wieger is 37 jaar en werkt op de finance afdeling van een mediabedrijf. Hij bezoekt regelmatig musea en heeft eerder werk van LeWitt gezien in het Stedelijk Museum in Amsterdam; Wall Drawing #1084 (2003 en 2012).
Wieger vertelt het kleurrijke fijn te vinden en de precisie waarmee er geschilderd moet worden. De wall drawings in de tentoonstelling zijn onder leiding van twee experts gemaakt door studenten van de HKU. Op de gang na de eerste zaal is een registratie van het maakproces te zien. Een studente geeft aan hoe nauw het luistert; ‘Als je aan de rand één of twee millimeter afwijkt, zit je een paar meter verderop flink uit het lood en moet je opnieuw beginnen.’
27 — The concept of a work of art may involve the matter of the piece or the process in which it is made.
Wieger waardeert het arbeidsintensieve van de wall drawings; hoe nauwkeurig er op zo’n grote schaal gewerkt moet worden. Dit ziet hij ook terug in de synagoge die LeWitt ontwierp in de Amerikaanse stad Chester. De speciale kastdeuren waarachter de Thora bewaard wordt, zijn naar Lewitt’s ontwerp beschilderd in een kleurig sterpatroon. Twee nauwelijks zichtbare blauwgekleurde holtes in het midden van de ster, fungeren als handopeningen om de deuren te kunnen schuiven. Wieger wijst me op de slijtageplekken in het blauw. Hij vindt het mooi dat het zowel een kunstwerk als een functioneel en zelfs heilig object is.
Het vervolg van de tentoonstelling is wat verstopt, je moet er de trap in de gang voor af en door het museumcafé heen. Van een andere bezoekster hoor ik dat ze het deel per ongeluk heeft overgeslagen. Zonde, want er is nog behoorlijk wat te zien; registraties van werken, maquettes en interviews rondom de belangrijke band die LeWitt met Nederland had. Ik blijf even staan bij een van de certificaten die in een vitrine ligt. Het is een certificaat van authenticiteit van een wall drawing. “This certification is the signature for the wall drawing and must accompany the wall drawing if it is sold or otherwise transferred.” Even overvalt me een gevoel van afkeer, ik kan het niet direct plaatsen.
10 — Ideas alone can be works of art; they are in a chain of development that may eventually find some form. All ideas need not be made physical.
Wieger snapt het wel, zo’n bewijs van echtheid. Hoe weet je anders dat het een werk van Lewitt is? Ik denk aan de studenten en andere uitvoerenden. Maar is het concept niet juist dat Lewitt het makerschap loslaat, vraag ik. Wieger denkt even na. Dan maakt hij een vergelijking met Beethoven. Er bestaan uiteraard geen opnamen van zijn eigen spel, wel van de vele anderen die zijn composities hebben uitgevoerd. Dat blijven allemaal uitvoeringen van het werk van Beethoven, we weten immers dat hij het gemaakt heeft.
Daar zit wel iets in, vind ik. LeWitt laat dan misschien het makerschap los door anderen de mogelijkheid te geven het werk te doen; hij behoudt zelf het auteurschap. Als dat zou worden opgegeven, ontstaat er onzekerheid over de authenticiteit. In theorie zou dan iedereen zo’n wall drawing kunnen verzinnen en claimen dat die van LeWitt is. Is dat dan erg, vraag ik me weer af, ditmaal in stilte. De waarde van het idee blijft toch immers onveranderlijk?
Ik moet denken aan de langlopende discussies rondom AI en beeldende kunst. Veel designers en kunstenaars maken zich zorgen maken om de imiterende functie die AI kan hebben. Die zorgen zijn vaak te herleiden tot het auteurschap. Naast dat (registraties van) het beeldende werk ongevraagd het algoritme voeden, zijn er middels AI beelden te genereren die eng geloofwaardig de stijl van een bepaalde designer of kunstenaar imiteren. Dit brengt onzekerheid over de authenticiteit van een werk met zich mee; is het nou gemaakt door die bepaalde kunstenaar of niet? En misschien nog wel zorgwekkender; betekent die vraag dat deze kunstenaar dus zomaar digitaal te vervangen is?
LeWitt’s werk roept vragen op die nog altijd actueel zijn. Naast de vraag wat nou eigenlijk het werk is, interesseert het toekennen van waarde aan kunst me nog het meest. Ik kan een licht gevoel van teleurstelling niet van me kan afschudden over die de certificaten van authenticiteit. Misschien omdat het zo duidelijk economisch gemotiveerd is; het werk als verhandelbaar product.
De rijkdom van Lewitt’s werk schuilt wat mij betreft niet in alles wat ik had kunnen aanraken, had kunnen kopen in de tentoonstelling. Het zit juist in het ontastbare; zijn concepten en ideeën die slechts gereflecteerd worden in de tekeningen, schilderijen en structuren. Ik realiseer me na het zien van de tentoonstelling pas hoeveel impact de zinnen die ik ruim zeven jaar geleden las, op mijn ontwikkeling als kunstenaar hebben gehad. En ik ben het nog steeds hartgrondig oneens met waar LeWitt mee afsluit:
35 — These sentences comment on art, but are not art.