De kunstenaar en zijn tatoeages – Wicher Hupkes
De vader van beeldend kunstenaar en docent Wicher Hupkes is een fan van Klaas Gubbels zijn werk. Veel van zijn schilderijen heeft hij gekocht en hij blijft gefascineerd door de beroemde koffiekannen.
Een tijd geleden vroeg de vader of Hupkes een schilderij van Klaas Gubbels op zijn arm wilde tatoeëren. Hupkes vond dit nergens op slaan en weigerde. Niet dat de kunstenaar iets tegen het werk van Gubbels heeft of tegen tatoeëren, in tegendeel zelfs, maar hij vindt dat je het werk van een kunstenaar niet kunt gaan natekenen. Als zijn vader een koffiekan op zijn arm wilde hebben, moest hij Klaas Gubbels maar opbellen.
Als ik op een zonnige woensdag middag aanbel bij het huis van Wicher Hupkes doet er een brede aardige man met getatoeëerde armen open. De muur van de steile trap hangt vol met tekeningen. Wanneer we gaan zitten aan de keukentafel valt het op dat zijn bovenarm rood gloeit. ‘Je komt op het juiste moment hier, gisterenavond is er namelijk nog een kunstenaar geweest die een tattoo heeft gezet op mijn arm’.
Het gesprek met zijn vader over de tattoo van Klaas Gubbels is het ontstaan geweest van een concept waar Wicher Hupkes nog steeds veel mee bezig is. Hij laat kunstenaars tatoeëren op zijn lichaam. Hij kiest makers uit die hij waardeert en waarvan hij uiteraard het werk goed vindt. Ze hebben meestal nooit ervaring met tatoeëren, dit maakt dat ze zonder ooit lijn te hebben gezet op een huid, beginnen met tekenen op de arm van Hupkes. ‘Ik wil kunstenaars een nieuwe ondergrond bieden, vaak hebben ze gebruik gemaakt van papier, linnen etc. , maar nooit van een lichaam.’ Dat de uiteindelijke tattoos veelal niet ‘goed’ zijn getatoeëerd; onregelmatige lijnen, inktvlekken of onafgemaakte figuren, maakt dat de tekeningen vreemd zijn. ‘Er spreekt een bepaalde onkunde uit de gemaakte tattoos en daar hou ik van.’
Kan een tattoo op deze manier dan wel mislukken? ‘Nee, hij kan niet mislukken’, direct na zijn antwoord begint Hupkes te twijfelen. Hij is altijd kritisch, maar tegelijkertijd bemoeit hij zich niet met de kunstenaar wanneer de tattoo wordt gezet. Tijdens het tatoeëren weet hij niet wat er gebeurt op zijn arm. Er worden van te voren wel enkele schetsen gemaakt, maar vaak wijkt het uiteindelijk werk hier sterk van af. Op het moment van tatoeëren, is er een totale concentratie. De kunstenaars zijn nerveus omdat de lijnen die ze zetten niet gewist kunnen worden. De maker die gisteren is langsgekomen was totaal gesloopt na anderhalf uur tatoeëren. Er wordt een spanning opgebouwd en daar komt een enorme adrenaline bij vrij. ‘Oja om terug te komen op de vraag, een tattoo kan toch wel mislukken; zodra ik het gevoel heb dat het werk dat is gemaakt niet meer van de kunstenaar is. Er moet authenticiteit in zitten, als ik iemand iets laat zetten en ik kan zien dat het van hem of haar is, dan is het gelukt’.
Naast dat hij zijn linkerarm aanbiedt als nieuwe ondergrond voor kunstenaars heeft Hupkes ook nog andere ‘tattooprojecten’. Zijn rechterarm staat vol met eigen tekeningen. Het is een grote schets waar iedere keer weer nieuwe lijnen en figuren aan worden toegevoegd. Hij laat zijn neef de tattoos zetten; een jongen die het tatoeëren ook heeft geleerd aan de keukentafel. Zo heeft hij twee kindertekeningen van zijn dochters getatoeëerd van toen ze vier waren. ‘ Hun artistieke kwaliteiten bereikten toen het hoogtepunt, daarna hebben ze die kwaliteit nooit meer behaald’ grinnikt Hupkes. Op zijn onderarm heeft hij een werk van Roy Lichtenstein laten zetten. Hier lijkt hij zichzelf tegen te spreken, hij heeft een kunstwerk niet door de desbetreffende kunstenaar laten tatoeëren. Dit is volgens Hupkes een uitzondering omdat het absoluut niet mogelijk was om deze te laten zetten door Lichtenstein zelf. Dit is de enige tattoo op zijn lichaam die een professionele tatoeëerder heeft gemaakt, om het originele kunstwerk zo min mogelijk aan te tasten. ‘Mensen denken dat het een vaatdoek is of een speklap, maar het is brushstroke. Lichtenstein reageert hiermee op het abstract expressionisme van die tijd, hij schilderde dat na. Het is precies het tegenovergestelde van wat de abstract expressionisten zijn, dat vind ik er zo goed aan. Ik mocht dit van mijzelf tatoeëren omdat het echt aankomt op het idee van Lichtenstein en minder op de voorstelling.’
Alles wat Hupkes doet, of het nou lesgeven is, werk maken of zijn lichaam gebruiken als schilderdoek, is een statement. Zo gaf hij zijn leerlingen de opdracht een plank te maken, omdat ‘ieder mens recht heeft op een plank’ en omdat ‘men tegenwoordig met een plank tegen het hoofd rondloopt’. ‘Ik vind dat mensen niet meer kijken, daarom geef ik leerlingen de opdracht een plank te maken, vraag ik kunstenaars die nooit hebben getatoeëerd, te tatoeëren en zet ik een brushstroke van Lichtenstein op mijn onderarm. Alles wat het is, is het niet. Natuurlijk is de plank niet alleen maar een plank, Lichtenstein was geen abstract expressionist en de tattoos die ik zet zijn eerder schilderingen dan tattoos. Maar als ik in een zwembad loop tussen andere getatoeëerde mensen, ziet niemand het verschil. Ik ben dan ook de ordinaire gast, de aso met al die tattoos.’ Hupkes is zijn eigen experiment, zijn huid is een doek met lijnen die niet gewist kunnen worden. Kunstenaars bepalen een deel van zijn uiterlijk dat voor altijd zal blijven zitten. Het hele concept draagt een bepaalde loyaliteit. Hupkes zegt eigenlijk dat hij de kunst vertrouwt. Dat de kunstwerken op zijn lichaam de moeite waard zijn om er heel leven mee rond te lopen.