De kunst van het luisteren
Na de overweldigende indrukken van nieuwigheid, blijft Cécile Verwaaijen met een dubbel gevoel achter na haar bezoek aan het recent heropende Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. ‘Dolend door een labyrint van de pas geverfde zalen vol oude meesters, werd ik overvallen door een enorme teleurstelling. Waar waren de vrouwelijke kunstenaars in dit enorme museum?’
Onlangs bezocht ik het gerenoveerde Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen dat na meer dan 11 jaar zijn deuren weer opende. Met een budget van 107 miljoen euro is het museum gestript, volledig gerestaureerd en een gloednieuw museumdeel rijker. Het gebouw onderging de meest spectaculaire renovatie in zijn geschiedenis: een gerenoveerd dak met lichtstraat en zonnewering, splinternieuwe technische installaties en groots opgefriste zalen. De bezoekers verdrongen elkaar om zich aan al dat moois te vergapen. Het was zo druk dat de zichtlijnen in de zalen waren verdwenen en bij aankomst stond er buiten al een bord met de mededeling dat tickets voor die middag waren uitverkocht.
Maar na een tijdje, toen de overweldigende indruk van het nieuwe was verdwenen, kreeg ik weer aandacht voor de kunstwerken zelf. Dolend door een labyrint van de pas geverfde zalen vol oude meesters, werd ik overvallen door een enorme teleurstelling. Waar waren de vrouwelijke kunstenaars in dit enorme museum? Ik zag ze niet op zaal bij de oude meesters maar ook niet bij de moderne meesters, waarvoor met de renovatie maar liefst 40 % meer exporuimte is gecreëerd. Op de één of andere manier ging ik ervan uit dat een museum dat zo zijn best doet om een toekomstbestendig gebouw neer te zetten, zich ook zou inspannen voor een dito collectie. Hadden ze gedurende die 11 jaar niet ook wat aandacht kunnen besteden aan het vullen van de hiaten in de kunstgeschiedenis? Bij navraag blijkt echter dat het museum toch enkele werken van vrouwen heeft aangekocht en in bruikleen heeft genomen. Van de 614 werken die nu op zaal worden getoond zijn er om precies te zijn 9 door een vrouw vervaardigd en 605 door een man. Het geeft te denken hoeveel tijd het kost om het aantal getoonde werken van vrouwen significant te verhogen. Ik kan inmiddels niet meer onbekommerd genieten van een Quinten Massijs, Dieric Bouts of een James Ensor en ervaar het als problematisch om deze meesters te bewonderen terwijl ze de plekken bezet blijven houden van de vrouwelijke meesters.
Het is makkelijk om te denken dat niemand iets aan de scheve verhouding kan doen omdat het systeem vroeger ‘gewoon’ zo was, maar inmiddels weten we beter en mogen we niet accepteren dat het oude systeem in deze eeuw precies zo wordt voortgezet. Het moet gezegd dat gewone burgers in voorgaande eeuwen niet zo veel ruimte tot protest hadden, maar zelfs in mijn begintijd als jonge kunstenaar – eind 20e eeuw – stonden er geen mannelijke kunstenaars op om zich uit te spreken tegen de disbalans tussen man en vrouw. Inmiddels weten we dat vrijwel alle beroemde mannelijke kunstenaars ook vrouwelijke kunstenaars in hun vriendenkring hadden, maar ze, als het erop aankwam, geen ruimte voor hen hebben gemaakt. Heeft niet iedereen altijd de verantwoordelijkheid om ondanks het heersende systeem zelf kritisch te kijken naar hoe de zaken worden verdeeld en naar het eigen aandeel daarin? Door het systeem aan te wijzen als de boosdoener, worden alle mannen die in dit patriarchale systeem floreerden en geld verdienden, ontheven van hun eigen verantwoordelijkheid. En precies daarom is het ook zo lastig om als gemarginaliseerde groep in verzet te komen, want naar wie ga je met je teleurstelling of boosheid? Er is geen route, geen aanspreekpunt, geen rugdekking en dus hebben wij, vrouwelijke kunstenaars, geleerd weg te kijken en te zwijgen.
Het gaat niet om een procentje meer of minder, noch om de exacte verdeling van meters muur in de museumzaal, het gaat erom dat we gezien en gehoord worden, allemaal!
De overzichtstentoonstellingen van de Biënnale van Venetië in 2022 vormden een overtuigend voorbeeld waarbinnen de verhoudingen gekeerd werden ten gunste van vrouwen. Eindelijk stond er een curator op – Cecilia Alemani – die de boel 180 graden omdraaide: er exposeerden 25 mannen tussen 188 vrouwen. Het was voor het eerst dat ik me zo oeverloos en onbegrensd kon overgeven aan het kijken naar kunst van vrijwel louter vrouwen. Het gaf me een sensatie die nog het beste te vergelijken is met een heel persoonlijke en intieme ervaring: de allereerste beweging van het kind in mijn buik. In mijn geval leek het op het fladderen van een vogeltje dat een weg naar buiten zocht. Het was een beweging die ik tot dat moment niet kon kennen, maar toch herkende: stevig, geloofwaardig, echt. Zo voelde het ook toen ik verzonken in het kijken naar kunst van vrouwen dat opwindende besef kreeg van deze radicale gender-shift! Ik vond het een verademing me te kunnen laven aan de innerlijke werelden van mijn eigen sekse. Deze oase van vrouwelijke perspectieven gaf hoop en inspiratie. En dat werd tijd!
Eigenlijk zijn we pas een jaar of 50 geleden gestart met het herdefiniëren van wie er tot de canon van de beeldende kunst behoort en krijgen we sindsdien meer oog voor mensen die er onterecht buiten vielen. Maar pas vanaf het begin van de 21e eeuw zien we ook daadwerkelijk een omwenteling. Al die tijd daarvoor keken we naar een eenzijdige uitstalling van witte westerse mannenkunst. Het negeren, ontkennen of klein maken van vrouwen zit diep verankerd in het hele systeem. Een situatie die zo al lang scheef is (geweest), kan niet anders dan een lange nasleep hebben.
Echter, wanneer we de verhouding in de musea herstellen is het werk nog niet gedaan. Het is te makkelijk om te concluderen dat hiermee de kwestie is opgelost en het dekt bij lange na niet de lading van de offers die vrouwen brachten. Naast de extra ruimte die er in zalen wordt vrijgemaakt, hebben we meer nodig. We willen naast het feit dat ons werk te zien is ook zelf gezien en gehoord worden. We eisen ook vierkante meters op in de informele ruimte om te praten over onze ervaringen: tijdens gesprekken over kunst, op feestjes, openingen, borrels. Dat zijn de plekken en momenten waar we samenkomen en waar we het verschil kunnen maken tussen begrip of geen begrip, liefdeloos of liefdevol. We moeten gaan vertellen hoe het voelde om continu en consequent minder kans te maken op een plek in een expositie, het winnen van een prijs of aangekocht te worden. We moeten stoppen te doen alsof het allemaal wel meevalt. Het viel helemaal niet mee: van elke groepstentoonstelling in de 20e eeuw waren er 2 vrouwen te zien tussen 20 mannen. Wat is daar oké aan? Niets! De kunstgeschiedenis is een liefdeloze tijdlijn waarin vrouwelijke kunstenaars niet of nauwelijks een plek hebben.
Als gevolg hiervan is er iets anders ontstaan: een pijnlijke en onvertelde geschiedenis van vrouwen die niet gelijkwaardig deel konden nemen. We kennen de cijfers inmiddels, maar nog niet de verhalen. Ik denk dat we onderschatten hoe belangrijk en noodzakelijk het is om deze te delen, zowel op individueel als op gemeenschappelijk niveau. We kunnen dit niet overslaan. We kennen allemaal de neiging om het probleem eerst te ontkennen, er vervolgens met een grote boog omheen te lopen en dan zo snel mogelijk een oplossing te zoeken. Het liefst slaan we de fase van het daadwerkelijke aangaan over. Moeilijke kwesties lossen zich niet zomaar op: die moet je in de ogen durven kijken. Voor de ene persoon is het verhaal al verteld, voor de ander duurt het nog even voor het inzicht komt of de moed is gevonden.
Uiteindelijk kan alleen liefde onze plek veiligstellen: pas wanneer mensen elkaar vanuit hun hart toelaten, zal het systeem van binnenuit veranderen. Zonder dit zullen de extra vierkante meters in de museumzalen ons niet werkelijk sterker maken.
Waar ik aan de kant van de mannen de indruk krijg dat ze wel klaar zijn met dit onderwerp en vinden dat alles nu wel is gezegd, zijn we wat mij betreft nog nauwelijks begonnen. En ja, het onderwerp zal van de tafel worden geschoven, we zullen overschreeuwd worden en we zullen worden weggezet als aanstellers of zeikwijven die niet in staat zijn goed van geniaal te onderscheiden. Maar er is geen plaats meer voor arrogant en blasé gedrag. Systematische uitsluiting heeft ons eeuwenlang negatief beïnvloed. In het beste geval werd je een beetje zichtbaar door extra hard te werken, je kinderwens uit te stellen – of te schrappen – en het gedrag van mannen zoveel mogelijk te kopiëren. In het slechtste geval brachten die offers je helemaal niets. Een klein beetje succes ging vaak ten koste van andere, meer zachte zaken die nooit meer ongedaan kunnen worden gemaakt zoals tijd voor vriendschappen, ouders, kinderen. Er zijn generaties vrouwen geweest die moesten kiezen tussen kunst of kinderen, terwijl mannelijke kunstenaars deze onmogelijke keuze nooit hoefden te maken.
Met de keuze om ons aan te passen aan de mannelijke cultuur liepen we het risico om vervreemd te raken van onze vrouwelijkheid. Hebben we wel echt het werk gemaakt dat we wilden maken of hebben we ons aangepast aan de mannelijke norm? Hebben we hier ooit eerlijk over nagedacht? Zo zijn er meer zaken waar we nog veel te weinig over hebben gesproken en is er nog veel werk te doen om dit proces van heling te bewerkstelligen. Door dit openlijk, actief en gezamenlijk te doen is de kans groter dat onze plek in de museumzaal geborgd blijft en niet na de eerste de beste politieke of maatschappelijke storm weer wordt weggegeven. Uiteindelijk kan alleen liefde onze plek veiligstellen: pas wanneer mensen elkaar vanuit hun hart toelaten, zal het systeem van binnenuit veranderen. Zonder dit zullen de extra vierkante meters in de museumzalen ons niet werkelijk sterker maken.
Verwacht niet dat we in een paar jaar deze klus geklaard hebben. We gaan dit belangrijke werk niet afraffelen. Het schrijven van deze tekst is daar een goed voorbeeld van. Ik heb al eerder over dit onderwerp geschreven, maar ik schrijf het nog een keer. Maakt dat van mij een drammer? Nee, want het is noodzakelijk om er steeds weer over te beginnen omdat er kracht zit in het hardop uitspreken van je persoonlijke waarheid. Bovendien kan je perspectief op die waarheid verruimen naarmate je bijval krijgt en groeit in je proces. Deze gedeelde reflectie zal laten zien hoe vrouwen in de afgelopen eeuwen op allerlei manieren om systeembeperkingen heen worstelden om toch maar gezien te worden. Het minste dat we nu kunnen doen, is luisteren naar elkaar. Wanneer dappere vrouwen zullen opstaan om zich hierover uit te spreken hoop ik dat evenzo dappere mannen en vrouwen hen zullen steunen en solidair zijn. Eeuwen van verdrukking staan niet gelijk aan 20 jaar het voordeel van de twijfel krijgen en een groter stuk van de museumzaal toebedeeld krijgen. Dat kan pas wanneer we ons hart hebben uitgestort, onze ziel hebben blootgegeven en manieren hebben bedacht om alsnog te rebelleren, want ook dat hebben we niet genoeg gedaan. We zijn er nog niet. We gaan door totdat al onze perspectieven gezien zijn, inclusief de tranen, de boosheid en totdat we alle shit die het heeft veroorzaakt in de ogen hebben gekeken.
Het is net als in een liefdesrelatie: wanneer je werkelijk om de ander geeft, ben je bereid om verhalen meer dan één keer aan te horen. Omwille van de persoonlijke groei van de ander zet je jezelf opzij en zeg je: ‘liefste, je hebt het me al eens verteld, maar blijkbaar heb je de behoefte om het opnieuw te vertellen, vertel het me nog maar eens!’ We hebben alle mensen in de kunst nodig om duurzame gendergelijkheid mogelijk te maken! Dus luister niet één keer, maar nog een keer en nog eens. Want telkens zullen de woorden anders zijn, de emoties verschillen, perspectieven variëren, en daarmee zal het hele verhaal van deze geschiedenis completer worden. Het gaat niet om een procentje meer of minder, noch om de exacte verdeling van meters muur in de museumzaal, het gaat erom dat we gezien en gehoord worden, allemaal!