De keten ontrafelen – met Hebe Verstappen van het TextielLab naar Christien Meindertsma in het Cuypershuis
Met Hebe Verstappen, hoofd van het TextielLab in Tilburg, bezoekt Arent Boon de tentoonstelling Christien Meindertsma – Onder de wol in het Cuypershuis in Roermond. Meindertsma is een ontwerper die zich al lang bezig houdt met de maakprocessen en potentiële toepassingen van het materiaal wol. Hoe wordt in Roermond deze keten ontrafeld?
Op een doordeweekse ochtend sta ik voor de ingang van het Cuypershuis in Roermond. Ik wacht op Hebe Verstappen, hoofd van het TextielLab in Tilburg. Het TextielLab is de professionele werkplaats van het TextielMuseum waar kunstenaars en ontwerpers met behulp van oude en hedendaagse machines kunnen werken met textiel. Als we elkaar ontmoeten, wordt het me al snel duidelijk: Hebe is de ideale metgezel om mij deze tentoonstelling te duiden. ‘Ik heb zelf eigenlijk al van jongs af aan een grote liefde gehad voor maakprocessen en materiaal’, vertelt ze. Voordat ze in Tilburg ging werken, heeft ze les gegeven op verschillende academies en gewerkt bij weverijen en borduurfabrikanten in België en Frankrijk. Sinds Hebe in Tilburg de leiding heeft, is het TextielLab zich meer gaan richten op maakprocessen met textiel en op onderzoek, in plaats van het eindproduct. ‘Ik kan wel zeggen dat ik het TextielLab – zoals het er nu staat – heb opgebouwd.’
Het werk van Meindertsma volgt ze al jaren, decennia eigenlijk. Ze herinnert zich nog haar afstudeerproject, One Sheep Sweater, aan de Design Academy Eindhoven. ‘Toen had ze zichzelf als doel gesteld om van de wol van één schaap een trui te breien.’ Al snel na haar afstuderen kwam Meindertsma naar het TextielMuseum, waar ze sindsdien ook meerdere tentoonstellingen heeft gekregen. Hebe heeft naar eigen zeggen een diepe klik met Meindertsma’s werk, omdat in haar werk haar onderzoek naar het materiaal wol en het maakproces centraal staan. Zou dit ook in de tentoonstelling in het Cuypershuis te zien zijn?
Het Cuypershuis is het voormalige woonhuis en atelier van de negentiende-eeuwse architect en ontwerper Pierre Cuypers. Cuypers is bekend van zijn ontwerpen voor het Amsterdamse Centraal Station en het Rijksmuseum. In zijn huis is nu dus een museum gevestigd dat een overzicht biedt van zijn leven en werk, maar ook het gedachtengoed van Cuypers in een hedendaagse context probeert te plaatsen. Meindertsma’s werk sluit hier dan ook mooi bij aan: net als Cuypers is zij een innovatieve ontwerper die, door historisch gebruik van materialen en nieuwe technologieën, zich stort op urgente, maatschappelijke vraagstukken. Hebe en ik lopen door enkele kamers van zijn woning, die deels zijn ingericht zoals het in Cuypers’ tijd was, en zijn aangevuld met foto’s, beschrijvingen en digitale schermen.
Als we een trap afgaan, komen we binnen in een grote, ruime zaal, met donker geverfde wanden en spaarzame belichting. Vlak voor ons ligt een grote berg wol, die bijna piramidevormig is. Het is meteen duidelijk: het materiaal wol staat in deze ruimte centraal. ‘Ja, heel zacht. Inderdaad heel erg oer, heel erg in den beginne’, zegt Hebe als ik vraag naar wat er in haar opkomt. ‘Je ruikt de wol ook.’ Op de achtergrond speelt een film af van Roel van Tour, met in de hoofdrol een kudde schapen die door het landschap lopen. Ik zou makkelijk op een van de wollen matten plaats kunnen nemen om ‘m van begin tot eind te bekijken. Het materiaal, de geur en de film hebben op ons een rustgevend effect.
‘Als je die schaapjes op die film ziet’, zegt Hebe, ‘realiseer je je pas dat de wol hier ook gewoon wol van een schaapje is. De film dwingt je om stil te staan bij de herkomst van het materiaal.’ Daar blijft het echter niet bij. Het duurt niet lang voordat Hebe de letterlijke en figuurlijke draden die door deze ruimte lopen, begint te ontwarren. De elementen van deze zaal wijzen samen op het proces waarmee wol, als het is geschoren, kan worden bewerkt. De berg wol die voor ons ligt, bijvoorbeeld, is volgens Hebe wol die is geschoren, gereinigd en ook al gewassen. Een interessant gegeven is dat het hier om Roermondse wol gaat: elke schapenkudde produceert andere wol, afhankelijk van de weersomstandigheden op een bepaalde plek. Andere etappes uit het proces zijn bijvoorbeeld het losmaken van wolvezels in de picker, of het kaarden: het kammen van wol zodat alle haren in dezelfde richting komen te liggen. Het is een proces dat bijvoorbeeld ook in de Wollendekenfabriek in het TextielMuseum te zien is. ‘Dat is eigenlijk wat Christien laat zien: van ruw materiaal naar het voorgaren. Dan zie je hier ook de verschillende toepassingen: van wat je vervolgens met het garen kunt doen. Moet je zien hoe anders de wol er in de verschillende fases steeds uitziet.’
Het is voor mij nieuwe informatie. Ik zoek houvast bij een grote krant met toelichting, die we bij de ingang van de tentoonstelling konden meenemen. Bij het openslaan van de eerste pagina lees ik het meteen: wol is een belangrijk materiaal. Schapen worden gehouden, voor melk, vlees of om het land te grazen, en ze moeten worden geschoren. Al sinds de jaren zeventig wordt wol steeds minder voor kleding gebruikt, vanwege de populariteit van synthetische stoffen. Transport van wol naar China is sinds corona ook steeds duurder geworden. Hierdoor is er een woloverschot ontstaan. Het waardevolle en nuttige materiaal wordt te vaak verbrand, nieuwe oplossingen zijn dus nodig. ‘Iedereen die de film en Meindertsma’s werk ziet’, zegt Hebe, ‘weet na afloop hoe kostbaar en bijzonder wol is. Het typeert haar werk: ze laat met veel respect en zorgvuldigheid het materiaal in al die verschijningsvormen zien.’
Hebe en ik vinden onze weg door een (vermoedelijk) wollen gordijn en komen terecht in een ruimte waarvan de sfeer tegenovergesteld is aan die van de eerste kamer: hier is het wit, fel belicht, en er hangen veel objecten aan de muur. Van onderzoek naar onderzoek, lezen we op de wand waar de begeleidende zaaltekst te vinden is.
Een 3D-printer op een tafel in het midden van deze ruimte trekt onze aandacht, maar een geraamte bedekt met wol houdt ons op afstand. ‘Eigenlijk wil je de printer aan zien staan, hè,’ vindt Hebe. Het is even wennen: van de schapen, en het oeroud verwerkingsproces van wol, naar een bijna futuristische toepassing van dit materiaal. De opstelling van de 3D-printer wijst op een nieuwe uitvinding van Meindertsma: waar 3D-printers doorgaans alleen vloeibaar materiaal kunnen printen, kan deze printer met wol werken. Hebe, die er al van had gehoord op de Dutch Design Week, weet dat Meindertsma hiervoor in beraad is geweest met viltfabrikanten en robotfabrikanten. Onder de arm van de printer zien we een huisje liggen, dat klaarblijkelijk met deze 3D-printer is geprint. Het maakt indruk op Hebe. ‘Als je dan kijkt naar wat er hier aan mogelijkheden ligt, dan zit er een ontwikkelkracht in, dat wil je niet weten. Je ziet meubels voor je, je ziet bouwmateriaal. Het is ook heel decoratief, het is heel stevig…’
Het doet Hebe denken aan het TextielLab, waar ze dagelijks omringd is door kunstenaars en ontwerpers die voor hun eigen werk van het lab gebruik kunnen maken. Het TextielLab, gevestigd in een voormalige textielfabriek, heeft zowel machines uit de vorige eeuw als de nieuwste computergestuurde textielmachines. Naast deze machines leunt het TextielLab volgens Hebe op wat ze noemt de ‘belichaamde kennis’ van bijvoorbeeld wevers, kennis die ze, net als klompenmakers en molenaars, hun leven lang op kunnen bouwen.
Met het plaatsen van technologie in de museumzaal geeft Meindertsma, net als het voor bezoekers toegankelijke TextielLab, het maakproces een podium. Geen wonder dat Meindertsma zo’n klik met het TextielLab heeft. ‘Ik vind het mooi hoe zij zo liefdevol die hele keten ontrafelt. Dat het helemaal niet gaat om een eindproduct, maar juist over de weg daarnaartoe, het maakavontuur. Ik zie dat in het lab ook iedere dag gebeuren.’
De keten ontrafelen: dat is wat Christien Meindertsma letterlijk doet met wol, en wat Hebe en ik in een figuurlijke zin doen, als wij Meindertsma’s werk in Roermond ervaren. In de eerste zaal zijn we begonnen bij de schapen zelf. We kregen een indruk van hoe wol eruit ziet als het wordt bewerkt. In de tweede zaal maakt een 3D-printer duidelijk dat ook hypermoderne technologieën kunnen worden ingezet om wol een nieuwe bestemming te geven. Het is voor mij anders, want ik ben toch gewend om in een museum objecten aan de wand te zien, met belichting van boven en een informatiebord ernaast. Meindertsma’s werk, zoals het te zien is in Roermond, weet ook de zintuigen te prikkelen. Dankzij Hebe’s expertise besef ik dat er meer op het spel staat. Onder de wol is een momentopname van Christien Meindertsma’s constant ontwikkelende, altijd urgente ontwerppraktijk met wol als rode draad. ‘Ik houd heel erg van musea. Ik vind het mooi als iets op een sokkel staat te schitteren. Maar de weg ernaartoe is wat mij betreft vaak minstens zo interessant.’
Aan het eind van ons bezoek vraag ik Hebe of er nog een laatste object is in de tentoonstelling dat ze met mij zou willen bespreken. Ze wijst de baksteen aan die Meindertsma van wol heeft weten te produceren. Boven de baksteen hangen ontwerptekeningen van oudere bakstenen, misschien wel uit de tijd van Cuypers. ‘Zou je met deze baksteen een huis kunnen bouwen?’, vraag ik Hebe, misschien wat bijdehand. ‘Of gaat het er hier meer om dat baksteen uit wol zou kunnen ontstaan?’ Voor Hebe is er geen twijfel aan: Meindertsma doet het niet voor de bühne. ‘Ik weet het zeker: dit is de opening naar een meerjarig onderzoek. Ik denk dat als we over een jaar of vijf een tentoonstelling van Christien gaan zien, we dan ook te zien krijgen hoe deze wollen bakstenen zijn toegepast. Er zijn legio opdrachtgevers die deze op de ‘markt’ zouden kunnen brengen.’ De opties die Hebe ziet, zijn talrijk: je zou met deze baksteen buiten kunnen bouwen, het materiaal is ook vuilafstotend, het houdt warmte binnen, maar het ziet er ook aantrekkelijk uit. ‘Dit heeft een belofte en een ontwikkelkracht waarvan ik zeg: wauw!’
—
De tentoonstelling Christien Meindertsma – Onder de wol is nog te zien tot en met 24 maart 2024 in het Cuypershuis in Roermond.