De hyperrealistische sculpturen van Patricia Piccinini ontlokken walging en verwondering – met Alara Adilow naar Kunsthal Rotterdam
Voor deze editie van De Ontmoeting bezoekt Fabienne Rachmadiev met dichter en schrijver Alara Adilow de solotentoonstelling Metamorphosis van Patricia Piccinini in Kunsthal Rotterdam. Ze stappen een een universum binnen van machines en cyborgs, van imaginaire geslachten zonder sekse, van dier-mensen en mens-dieren, van harigheid, gladheid, geribbeldheid, hardheid en zachtheid. ‘De monsterlijkheid van de sculpturen wordt gecontrasteerd met kenmerken die we als positief ervaren: babyfaces, zachte haartjes, een rustende of blije blik, een verzorgende houding. Die tegenstelling werpt meteen vragen op over genderverhoudingen.’
‘Je kunt er misschien ook bezorgdheid of zachtheid in zien,’ zegt Alara, met wie ik naar een aantal mens-vogel figuren sta te kijken. De figuren zijn kleiner dan mensen, met gezichten die doen denken aan mannelijke Verlichtingsfilosofen, met strogeel haar en puntige neuzen. Ieder hebben ze een soort broedruimte vol eieren bij wijze van romp. Het tafereel is uncanny, de figuren hebben iets monsterlijks, misschien juist doordat ze toch nog zo goed als mens te herkennen zijn. Ze zijn zo groot als een forse roofvogel en zitten gedrieën op een sokkel. Hun klauwen lopen over in cowboylaarzen van roze huid, met ornamenten die doen denken aan gestileerde baarmoeders. Om hen heen hangen rijen vol glimmende hybride vleermuis-paddestoelen.
We vinden ze sprookjesachtig, lelijk, liefdevol: de siliconen, hyperrealistische sculpturen van Patricia Piccinini ontlokken directe emoties, van walging tot verwondering. De Australische kunstenares maakt sinds begin deze eeuw werk dat de grenzen tussen mens, natuur en technologie bevraagt — en laat zien dat het niet per se de mens is die over deze twee domeinen regeert, eerder dat de mens er een onderdeel van is, en vaak in het duister tast over wat de rol van de mens is ten opzichte van deze immense werelden. Het resultaat is een universum van machines en cyborgs, van imaginaire geslachten zonder sekse, van dier-mensen en mens-dieren, van harigheid, gladheid, geribbeldheid, hardheid en zachtheid.
‘Het werkt wringt, het zijn geen plezante emoties.’
Ik ben met Alara op de solotentoonstelling van Piccinini in de Kunsthal te Rotterdam. De titel is Metamorphosis, een thema dat ook aanwezig is in het werk van Alara Adilow, dichter en schrijver van korte verhalen. De tweede sectie van haar zeer goed ontvangen dichtbundel Mythen en Stoplichten (2022) draagt ook de titel Metamorfose. Haar werk zit vol met mythen, tragiek, het abjecte, maar heeft ook veel humor. Het verbindt schrijnende sociopolitieke omstandigheden met mystieke, mythische en sprookjesachtige figuren en elementen.
‘Metamorfose hoeft niet altijd tot iets hogers te leiden,’ zegt Alara. ‘Het kan ook een verslechtering betekenen. Ik was voor mijn bundel met de sociale omstandigheden van een metamorfose bezig, en zo’n verandering kan ook tot gevangenschap leiden. Dat je gevangen zit in de transformatie die je hebt ondergaan. Ik moet denken aan het verhaal van een vrouw die verandert in een krankzinnige als ze door haar zoon verlaten wordt (uit het boek De diepst verborgen herinnering van de mens van Mohamed Mbougar Sarr). Dat is een metamorfose die een negatieve verandering teweegbrengt, zoals woede je vaak tot iets negatiefs kan transformeren, of een gebroken hart je onmenselijk koud kan maken.’
Over Mark Rutte schrijft ze bijvoorbeeld in het gedicht Schenk mij een taal waarin ik genderloze verhoudingen kan aangaan met de wereld: ‘je gedaanteveranderingen op het nieuws zijn fabelachtig.’
Voor mij geeft dat aan dat een transformatie niet alleen een verlossing kan zijn, maar ook glibberig, duister en zelfs kwaadaardig. Dat dubbele zit ook in de beelden van Piccinini, die ergens aandoenlijk zijn, maar vooral griezelig.
Het volgende beeld waar we bij stil blijven staan heet Big Mother en is een mensaapachtig wezen dat een baby vasthoudt. Het gezicht lijkt op dat van een baviaan, de rechtopstaande houding op die van een mens, de ruggenwervels zijn geopend en eronder is een groengele ‘onderhuid’ zichtbaar. Onderaan de ruggenwervel een korte staart, een anus en een futuristische geslachtsopening.
In eerste instantie denken Alara en ik dat het, net als bij de vogels, een mannelijk wezen in de stereotype vrouwelijk gecodeerde moederrol is. Maar waar baseren we dat op? Op de gespierde armen?
Het werk doet me denken aan de film Gräns van Ali Abbasi (2018), een aangrijpend horrorsprookje over een soort trollen die in een koude Scandinavische omgeving door mensen tot tweederangs burgers zijn gemaakt. Tina, die mens probeert te zijn, ontdekt in de film haar onderdrukking, de bron van haar zelfhaat en dat ze eigenlijk een mythisch wezen is, met bovendien een uitschuifbare penis die pas tevoorschijn komt nadat ze is awakened door een andere trol. Het is te kort door de bocht om de film als louter aanklacht tegen de verstikkende heteronormatieve, patriarchale en wit-suprematistische kapitalistische maatschappij te zien, maar het is ook een prachtig vreemde wereld op zich, over wat het betekent als je jezelf kunt zien voor wie je bent, nadat je die liefdevolle erkenning van een ander hebt gekregen.
‘Het is vervreemdend om over mannelijkheid en vrouwelijkheid te spreken. Continu kun je je daarbij afvragen, is dat wel zo?’
Zo-even hadden we het ook over het speculatieve en sciencefiction-achtige van de werken in deze tentoonstelling. Dat de andersoortige biologische organismes die Piccinini heeft verbeeld de kijker confronteren met het toeval: net zo goed hadden we er zo of zo uit kunnen zien.
‘Binnen het feminisme heb je ook een heel essentialistische beweging, over de biologie van de vrouw.’
Ik vul aan dat ik dat een zeer benauwend idee vind, om als vrouw vast te zitten aan zoiets als een baarmoeder, refererend aan de veelvuldige baarmoedersymboliek in de tentoonstelling. Waarom zou een baarmoeder, het woord alleen al, vast moeten zitten aan ‘vrouwelijkheid’. De baarmoeder zou voor een ieder toegankelijk moeten zijn, waarbij we uitkomen op het xeno-feminisme, met denkers als Helen Hester en Sophie Lewis, dat een toekomst wil bewerkstelligen waarin reproductie losgekoppeld is van het seksuele en het lichamelijke, met onder andere kunstmatige baarmoeders. Een toekomst die ik zeer zie zitten.
‘Het is vreemd hoe zoveel kennis helemaal niets met feiten van doen heeft maar zegt: ik zie dit en dit is wat ik ervan maak. Het is meer verbeelding dan feit [terugverwijzend naar de essentialistische kijk op wat een ‘biologische vrouw’ zou zijn].
Tegelijkertijd zijn er ook zoveel mooie mythes over de baarmoeder en de navelstreng, over de geboorte. Zoals een Senegalees volksverhaal dat ik onlangs las, waarin met al die elementen een ritueel rondom de geboorte wordt gemaakt, over het sacrale van zwangerschap en vruchtbaarheid. In contrast met hoe denigrerend er in een moderne maatschappij wordt gedaan over zwangerschap. Je wordt gediscrimineerd als je zwanger bent, je wordt gehinderd in je carrière. Het is mooi om dan die verhalen te lezen, over hoe er in Afrikaanse landen totaal anders werd gedacht over zorg voor kinderen.’
Er is een scherp debat tussen de meer liberale feministen die toegang tot anticonceptie en abortus als grote verworvenheden zien, wat ze ook zijn, en de zogeheten ‘radical feminists’ die zwangerschap als de ‘natuur’ van de vrouw zien, die gerespecteerd moet worden. En die totaal tegen dit soort cyborgs zijn.’
Het zou mooi zijn als we als maatschappij ruimte zouden hebben voor de kennis uit zulke verhalen, maar zonder dat het gekaapt wordt voor een reducerend debat over de ‘oervrouw’.
De vraag is of mijn transitie de geboorte van een vrouw is
of de productie van een voorwerp, geschapen door een mannelijke fantasie.
(uit het gedicht De taal waarin gender en identiteit is gegrond beweert en vervormt voortdurend)
‘Ik vind dit niet cute,’ zegt Alara nadat ik heb geopperd dat de zogende mens-hond waar we voor zijn gaan staan toch ook iets schattigs heeft, in de verte.‘Ik vind dit moeilijk om naar te kijken.’
Het beeld, getiteld The Young Family, uit 2002-2003, heeft een abjecte kwetsbaarheid. Een wezen met menselijke ledematen en hondenoren ligt op de zij en zoogt hybride babies met dezelfde oren. Wat zou een hond ervan vinden ineens menselijke ledematen te hebben?
‘In hoeverre kijkt de kunstenares positief naar haar creaties? Zou ze ze als monsters zien of als iets dierbaars?’
De monsterlijkheid van de sculpturen wordt gecontrasteerd met kenmerken die we als positief ervaren: babyfaces, zachte haartjes, een rustende of blije blik, een verzorgende houding. Die tegenstelling werpt meteen vragen op over genderverhoudingen.
‘Gender lijkt wel centraal te staan.’
Wat classificeren we als vrouwelijk (zoals de broedende vogel-filosofen) en wat als mannelijk (de gestalte van Big Mother)? We komen terug op de figuur van de cyborg, die als een dystopisch schrikbeeld fungeert voor de heersende heteronormativiteit. Ergens zijn we allang allemaal cyborgs, zoals filosofe Donna Haraway beweert, bijvoorbeeld door onze afhankelijkheid van machines, maar ook door de hoeveelheid plastic die we in ons hebben, de protheses, de medische ingrepen, de toxische stoffen die we inademen en door onze versmelting met alomaanwezige technologie, zoals de smartphone.
‘Maar hoeveel van wat we technologisch aan ons lichaam willen veranderen is ingegeven door consumentisme,’ vraagt Alara zich af.
‘Neem fur fetishism, mensen die zich als dieren verkleden, bijvoorbeeld als kat, en daar seksueel genot uit halen. Ik vraag me af of zij zich definitief tot kat zouden laten veranderen als ze daar de technologische mogelijkheden toe hebben.’
Waarom niet, zou je denken, maar het wringt daar waar technologie, ondanks haar utopische emanciperende belofte, functioneert als middel van macht en controle in een kapitalistische maatschappij.
‘Waar komt verlangen vandaan en moet je zonder dat verlangen te kunnen doorgronden, alles kunnen kopen om dat verlangen te verwezenlijken? Wat betekent dat?,’ vraagt Alara zich af.
Verlangen is altijd sociaal-historisch bepaald, vul ik aan.
‘En economisch. Verlangen en consumptiegedrag zijn verstrengeld. Zolang dat verlangen gekoppeld is aan commercie, moeten we voorzichtig zijn en die verlangens onderzoeken.’
Ze zeggen: niemand weet wat een vrouw echt is, en niemand heeft ooit een echte vrouw gezien
(uit het gedicht Knipwerken)
‘Ons concept van gender is gebaseerd op de aanname van de vastigheid van bepaalde lichamelijke kenmerken, die veel meer vervangbaar zijn dan waar we nu vanuit gaan,’ zegt Alara.
Medische technologie heeft ook veranderingen gebracht ten opzichte van ziektes die bepalend waren voor ons leven en lichaam.
‘Zoals SOA’s. De toegang tot medicatie tegen HIV en AIDS, en hoe die toegang alsnog economisch [en geografisch FR] is gedistribueerd. Syfilis was vroeger een fataal lot. Dan werd je als lelijk bestempeld, van God verwijderd. Daar is zoveel cultureel symbolisme omheen gebouwd.’
Nu kom je nooit meer in die positie, in zo’n lichaam. Ik voeg er grappend aan toe dat ik allergisch ben voor penicilline, vooralsnog het enige antibioticum dat werkt tegen syfilis, dus ik kan het absoluut niet oplopen.
‘Dit moet je opschrijven!’ zegt Alara.
Als laatste lopen we door een veld wuivende beeldjes. Het zijn 3000 vruchtbaarheids ‘venus’ figuren gecombineerd met bloemachtige tentakels, transgene bloemen die Piccinini algoritmisch heeft laten muteren.
‘Een prachtig mooi concept,’ zegt Alara. ‘Ik vind beeldhouwwerk geweldig, de ervaring is voor mij intenser dan bijvoorbeeld een schilderij. Het roept meer emoties bij me op. En ik vind het bijzonder materiaal, de levensechte siliconen huiden, het gladde plastic.’
Ook al staat het niet expliciet in de zaaltekst, doen ook deze beelden ons denken aan de vorm van een baarmoeder.
‘Waarom zoveel vastheid, waarom inderdaad niet de baarmoeder koppelen aan de biologie van een bloem.’
‘Iedereen is wel wit.’
De figuren van Piccinini hebben inderdaad allemaal dezelfde lichtgele en -roze witte mensen huid. We vragen ons af wat de reden hiervoor is.
‘Gaat ze er vanuit dat de wereld wit is? Er is bijvoorbeeld geen Zwart perspectief. En in hoeverre heeft ze rekening gehouden met perspectieven die anders zijn?’
Misschien wilde ze mensen van kleur, tot proefkonijn en tot object gemaakt door wit-suprematisme, niet nog eens in een rol afbeelden die ze sinds de Verlichting met geweld hebben ondergaan? Desalniettemin blijft de vraag wat een toekomst als cyborg voor de mens van kleur zou behelzen.
We komen terug bij het concept van de metamorfose.
‘Het lijkt erop dat de mogelijkheid een metamorfose tot stand te brengen vroeger aan goden was voorbehouden en nu van de mensen is. Ze zeggen dat wat als goddelijke eigenschappen werd gezien, bijvoorbeeld veranderen in de wind, eigenschappen van de menselijke psyche zijn. Onze psyche is een metamorfose ondergaan door de moderniteit, niet alleen ons lichaam is en kan veranderd worden door technologie.
Soms zit er ook prachtige symboliek in een metamorfose, bijvoorbeeld in de mythe van Diana, die een jager die haar naakt heeft gezien in een hert verandert. Het hert wordt vervolgens verslonden door jachthonden. Ze gebruikt de metamorfose om de jager een gelijkwaardige pijn aan te doen.’
Ik zeg dat ik me soms afvraag hoe je bewustzijn en de wereld ervaart zonder taligheid, dat er langer mensen op aarde zijn geweest die niet opschreven wat ze ervoeren dan wel.
De taal heeft ons al tot cyborg gemaakt, besluiten we.