De grens tussen moeder en maker is flinterdun – over slaapliedjes als dragers van duisternis
‘Sleep, you […] sleep, you.‘ Tijdens haar periode in Kunsthuis SYB onderzocht kunstenaar Sanne Kabalt met haar vijf maanden oude dochter de werking van slaapliedjes, die niet zelden een duistere of bezwerende ondertoon kennen. Ze schreef er een poëtisch essay over. ‘Wie moeder wordt kan nauwelijks om een zekere verwevenheid heen, tussen het dagelijkse, het zorgende, en het makerschap. In het onderzoek naar lullabies vervaagt de – toch al flinterdunne – grens tussen moeder en maker die ik in eerste instantie nog poogde te bewaken. Ik weet nu echt niet meer wanneer ik het één ben en wanneer het ander.’
you there in my lap
I am showing you how to be 1
sleep, you
[…] sleep, you 2
you, lying in the cradle,
for whom I have no porridge
and no milk either 3
Deze winter woonde en werkte ik in Kunsthuis SYB in Beetsterzwaag. Ruim van tevoren schreef ik in een voorstel dat ik daar wilde experimenteren met mijn zingende stem als onderdeel van mijn werk, waarin fotografie en tekst de hoofdrollen vervullen.
Zang doet iets wonderlijks in een beeldend kunstwerk. Als fotograaf hecht ik aan de emotionele zeggingskracht van het beeld, maar een stem die zomaar, zonder begeleiding, een melodie begint… Dat doet iets met gevoelens waar het beeld niet bij kan.
Toen het moment waarop ik het oude huis middenin het Friese dorpje mocht betrekken daar was, was ik niet meer alleen. Ik nam mijn vijf maanden oude dochter mee. Vanwege haar aanwezigheid besloot ik me te concentreren op wiegenliedjes, ‘widjeszankjes’ op z’n Fries, maar het mooiste woord is toch het Engelse ‘lullaby’, waarin kalmeren (to lull), nabijheid (by) en afscheid (bye) samenkomen.
Friese wiegenliedjes dragen de sfeer van de streek, het land, het water – ‘t kealtsje leit yn ‘e groppe; een kalf ligt in de greppel, en heit is dêrbûten, vader is buiten, op zee. De Friese schrijfster Jant van der Weg benoemt widjeszankjes tot de eerste literatuur en een manier om een minderheidstaal levend te houden. Het zet me aan het denken over de woorden die eindeloos voor je gezongen zijn in je eerste maanden; in hoeverre vormen ze je, blijven ze je bij?
sleep, hasten to my son!
settle your hand upon his sparkling eyes –
as for his murmuring tongue 4
I give him to the black wolf
[…] I give him to the white wolf 5
or else the old grey wolf will come 6
Wanneer ik op dreef raak met verzamelen en categoriseren beland ik al gauw ver voorbij provincie- en landsgrenzen. Het eerste dat me opvalt is hoe veel er gedreigd wordt: als je niet slaapt, dan… Talloze monsters en kwade geesten worden losgelaten op de toegezongen wakkerblijvers. Vogels zullen je ogen uitpikken. Een wolf zal je uit bed grissen en achterlaten onder de wortels van de wilg. Je zult worden verslonden, raw and alive, without bread or butter.
Jant van der Weg wijst op de agressie die een moeder jegens haar kind kan voelen, die er volgens sociale normen niet mag zijn. Zo’n gevoel kan de vorm aannemen van iets anders, iets boosaardigs, wiens scherpe tanden geheime gevoelens van de moeder vertolken. In het Duits is er een prachtige term voor: ‘drohgestalten’, vrij vertaald: dreig-gedaantes. Maar het verhullende, heimelijke gebruik van een dreig-gedaante wordt lang niet altijd nodig geacht. Er zijn ook vele liedjes vanuit de moeder als ik-persoon die met een rauwe eerlijkheid van haar realiteit getuigen. Ik ben eenzaam, ik ben arm, ik houd niet van je vader, ik kan niet meer, ik heb nergens tijd voor.
how oft have I caressed you! 7
I am tired too 8
Het zingen van lullabies is een traditie van intimiteit. Er is één ‘gever’, één ‘ontvanger’. Een vader, grootouder of oppas zingt ook wel eens, maar meestal gaat het om een moeder en haar kind. Vaak zijn ze thuis, alleen, in een halfduistere kinderkamer. De een zoekt rust, de ander zoekt slaap.
De luisteraar kent nog geen taal. Het kindje herkent de moederstem en kalmeert vanwege de melodie vol melancholie en een vertrouwd ritme; de driekwartsmaat van een lopend lijf. Het sentiment komt binnen, de woorden niet.
Zij die zingt kan putten uit overlevering; iets dat ooit voor haar is gezongen en al generaties in deze streek sussend wordt geneuried. En om het doel, de slaap, te bereiken moet ze blijven zingen. Slaapliedjes wachten in hoekjes van het geheugen. Flarden van teksten, halfvergeten melodielijnen. Waar herinnering stopt, begint improvisatie.
sleep my little one
it’s not worth waking up 9
oh, that we’d never got you!
this was not my choosing
this is not of my making 7
Wie denkt dat ik me met een zoet onderwerp bezighoud, heeft niet geluisterd. Het adembenemende is de samenkomst van het zingen, het ritme, de melodie, die echt helpt – talloze onderzoeken tonen aan hoe hartslag en stressniveau van zowel moeder als kind verlaagd worden door het zingen van wiegenliedjes – en de gitzwarte, rauw-realistische thema’s die onvermoed hun weg vinden in de teksten. Vanwege de taalloosheid van de luisteraar en het unieke een-op-een karakter is de lullaby een vrijplaats voor wat de moeder bezighoudt: ze kan zeggen wat ze nergens anders kan of durft.
Lullabies spoken rond en verspreiden zich over mijn muren, in mijn atelier, in mijn slaapkamer en in mijn hoofd. Zoekend tussen schermen en papieren, enthousiast onderstrepend en copy-pastend, voel ik waardering. ‘Wat goed!’, jubel ik dan, ‘dat vrouwen dit durven te zingen, dat ze er een plek voor vinden.’ Sommige woorden krijg ik zelf echter niet over mijn lippen. ‘Slaap maar, het is het niet waard om wakker te worden’, zo gaat een Braziliaans liedje. ‘Hadden we je maar nooit gekregen’, wordt in een Turks liedje verzucht. Zo’n zin gaat zó sterk tegen mijn moedergevoelens in dat het pijn doet.
Terwijl ik mijn dochter in slaap poog te zingen met een steeds rijker en steeds duisterder repertoire, groeit mijn verwarring. Er zijn ook fragmenten die ik smullend uitspreek. Hè, hè, eindelijk mag het. Het strenge toespreken uit een Aboriginal liedje: you there, in my lap, het herhalende sleep, you, sleep, you uit een Noors liedje, en simpelweg I have things to do dat ik liet rijmen met het oh zo herkenbare zinnetje: I am tired too.
Ik vind vooral studies over liedjes die in een bepaalde streek of door een bepaalde bevolkingsgroep gezongen worden. De lullabies van de Joden in Iraq, bijvoorbeeld, of die van kindermeisjes in Japan. In een van de artikelen die me het meest fascineert beschrijft Elisabeth Mackinlay hoe Yanyuwa Aboriginals in het noorden van Australië hun lullabies in verschillende categorieën indelen. Zo zijn er liedjes die alleen door vrouwen of juist alleen door mannen gezongen worden, liedjes voor publieke momenten en liedjes die geheim zijn, en de allersterkste lullabies worden bewaard voor kinderen die ziek zijn of bijzonder moeilijk in slaap kunnen komen. Deze zijn zo krachtig dat het kind niet sterk genoeg is om ze te weerstaan: ‘The child is knocked on the head’.
De meeste auteurs lijken ervan uit te gaan dat lullabies lieve liedjes zijn, waarop alleen die ene specifieke context de uitzondering is, waar de teksten naargeestig of zelfs gruwelijk zijn. ‘These voices […] accompany the child in waking and sleeping. And what he hears is an acute voice, a lamentful melody, expression of the tragedy of life in southern Italy, of its poverty, of its sexual mores, source of dissatisfaction and bitterness’, schrijft Luisa del Giudice. ‘Spain uses its very saddest melodies and most melancholy texts to darken the first sleep of her children’, vertelt Frederico Garcia Lorca. ‘In Japan lullabies might better be defined as an occasion to say the socially unsayable, in order for them to release their desire and discontent’ aldus Erick Eiichi Masuyama. Zonder enige terughoudendheid kan ik inmiddels stellen dat het uiten van negatieve gevoelens zoals angst, eenzaamheid en teleurstelling middels lullabies een universeel fenomeen is.
I’m lying in my cradle now
sometimes crying, sometimes laughing
my mother has me in her care
travail, unrest and struggle 2
why does it become night, mother?
[…] the sky is so large, mother
[…] now, the sun is dead, mother
[…] do you think that there are boys, mother
who look down on me?
[…] do you think that they have beds, mother? 10
Soms stuit ik op lullabies waarin niet de moeder, maar juist de baby de verteller is. Ook hier tref ik geen zoetigheid, maar angst en ongemakkelijke vragen. De moeder zingt vóór de baby vanuit de baby, die vroegwijs opmerkt dat al dat zorgen een worsteling is. Wellicht is deze perspectiefwisseling een manier voor de zingende moeder om haar schuldgevoel in toom te houden. Ze hoeft zelf niet te zeggen dat het pittig is, de baby zegt het al. De zwaarte van de moeder is in de mond van de baby gelegd.
Het viel me op dat mijn dochter, zo in het begin van haar leventje, ook visueel getroost kan worden. Een pasgeborene ziet vooral contrasten, en ik zag haar rustig worden van het kijken naar taferelen zoals een tak in het tegenlicht van een raam.
Schaduwen verblijden haar. Ze bezitten een eenvoudige, primaire schoonheid. Tegelijkertijd zijn ze een alomtegenwoordig symbool voor dat wat angstaanjagend, gevaarlijk of duister is en tevens ongezien; het ding zelf zien we, de schaduw ontgaat ons. In het werk dat ik over lullabies aan het maken ben gaat het juist om de schaduw, zowel in tekst als beeld.
Een moeder die een lullaby zingt zit zelden stil. Ze begeleidt zichzelf met herhalende handelingen – aaien, wiegen, ijsberen. Dat proces belichtte, filmde en fotografeerde ik tijdens mijn periode in Kunsthuis SYB. In onze schaduw versmelten mijn dochter en ik, komen even los van elkaar, en versmelten weer. We zijn onszelf, we zijn een ander wezen. Herkenbaar, onherkenbaar, veilig, onveilig, en weer terug.
Die beelden, zowel bewegende als stilstaande, ben ik gaan combineren met gesproken liedteksten van een grote hoeveelheid lullabies uit allerlei windstreken, die ik, vertaald naar voertaal Engels, tot een nieuw geheel ben gaan samenbrengen. Ik vond bijvoorbeeld poëzie in de herhaling van de afwezige vaderfiguur. Zo ben ik een tekst gaan componeren uit oude teksten, waarin thematische raakvlakken evenals minder grijpbare echo’s de teksten op elkaar aan doen laten sluiten.
winter night
and the husband is absent 11
your papa isn’t here 12
your daddy’s on the mountain 13
your daddy’s digging coal 14
your daddy’s gone to stay 15
father is out there 16
father’s gone a-wandering 17
your stupid father snoring 7
your thankless father taking flight 17
In Kunsthuis SYB presenteerde ik dit onderzoek in een eerste, ruwe, versie. Een performance, waarbij ik met de beamer in mijn armen de oude wanden van het pand aftastte met een projectie van de ijsberende schaduw van moeder en kind, terwijl ik live mijn nieuwe tekst bestaande uit oude lullaby-teksten sprak en tussendoor, in de oorspronkelijke taal, fragmenten van lullabies zong. Sinds mijn tijd in SYB ben ik dit werk aan het doorontwikkelen, en ik hoop het in een volgende versie tentoon te stellen in andere contexten. Ik zie zowel een ruimtelijke installatie als een boekvorm voor me.
Veel meer dan ik van tevoren voor mogelijk had gehouden voel ik me versmolten met mijn dochter. We waren één lichaam en het is alsof we daar niet mee op kunnen houden. Zij is van mij gemaakt. Er zijn dagen dat ik me een (ondergeschikt) verlengstuk van haar voel, puur een instrument dat haar dient. In ‘Linea Nigra’, een essay over zwangerschap en aardbevingen, schrijft Jazmina Barrera: ‘Even after the birth, when life has already been given, as she’s nursing the child, the woman goes on giving life from her own life – from her time, her arms, her breasts, and her strength – to someone else.’ Zo is het, en dat dit zwaar is mag gezegd – of gezongen – worden.
Mijn eigen zorgen hebben altijd hun weg gevonden naar wat ik maakte. Ik verloor mijn vader; rouw werd een thema in mijn kunst. Ik worstelde, wankelde; geestesziekte werd mijn onderzoeksgebied. Wie moeder wordt kan nauwelijks om een zekere verwevenheid heen, tussen het dagelijkse, het zorgende, en het makerschap. In het onderzoek naar lullabies vervaagt de – toch al flinterdunne – grens tussen moeder en maker die ik in eerste instantie nog poogde te bewaken. Ik weet nu echt niet meer wanneer ik het één ben en wanneer het ander.
the cradle rocks
no sound I hear
[…] your skin
as running water clear 17
I never found my baby, oh 18
send a soul! 17
Wat me opviel toen ik zelf de woorden en melodieën van mijn verzameling lullabies in de mond nam, proefde en zong, is in hoeverre het als een bezwering ging werken. Als je van het moeilijke, het donkere, het kwade, spreekt en zingt, misschien komt het dan niet?
Van de eerste, oeroude Babylonische lullabies wordt gedacht dat er bewust doemscenario’s in verwerkt werden om het tegenovergestelde te bereiken. Juist grimmige beelden – een baby die opgegeten wordt, bijvoorbeeld – waren effectief als spreuk om kwade geesten te weren. In oude Ierse lullabies speelt de dreiging van ontvoering door het feeënvolk een grote rol. Daar hoor je zinnen als ‘gabh amach a bhóbabha’, wat neerkomt op: ‘scheer je weg, fee!’. De feeën worden al zingend verbannen en dit, zo schrijft Breandán Ó Madagáin, is zo’n directe poging tot communicatie met een bovennatuurlijke wereld dat we kunnen spreken van toverspreuken.
Het blijft een wonderlijk contrast. Het donkere in het lichte. Het boze in het lieve. Het onveilige in het veilige. En toch, hoe meer lullabies ik zing, hoe meer ik begrijp dat juist deze liedjes de dragers van duisternis zijn geworden. Federico Garcia Lorca zei het als volgt: ‘In melody, as in sweet things, history’s emotion finds refuge.’
Bezweringen zijn het, toverspreuken. Ook vandaag, hier, nu. De vertolker van een lullaby gelooft immers dat zij in zekere zin controle heeft over de handelingen van de ontvanger van het lied, zoals een tovenaar een spreuk uitspreekt en een gedragsverandering afdwingt. Zingen als toverkunst. De moeder zingt haar zorgen. Ze zingt een schaduw. Ze zingt de slaap.
Bronvermelding
1. Untitled, Aboriginal, Yanyuwa, Borroloola, Australië
2. Gjendines Bådnlåt, Noorwegen
3. Dormite, Mi Niño, Venezuela
4. Usa šanu Usa šanu, Lullaby for a Son of Šulgi, Sumer
5. Ninna Nanna, Ninna oh, Italië
6. Bayu Bayushki Bayu, Rusland
7. Incili Bebek Ninnisi, Turkije
8. Up the Wooden Hill, Engeland
9. Acalanto, Brazilië
10. Solen er Så Rød, Mor, Denenmarken
11. Untitled, Iraq
12. Dodo Titit, Hawaï
13. Untitled (Orense), Spanje
14. Untitled (Burgos), Spanje
15. Didn’t Leave Nobody but the Baby, V.S.
16. Widzesang fan ‘t sémanswiif, Friesland, Nederland
17. The Stone Baby, Turkije
18. Highland Fairy Lullaby, Schotland
Overige bronnen
- Jant van der Weg, “Slaap kindje slaap en Suze nane poppe. Het wiegelied als eerste literatuur” in Literatuur Zonder Leeftijd, Jaargang 9 (1995)
- Elizabeth Mackinlay, “Music for Dreaming: Aboriginal Lullabies in the Yanyuwa Community at Borroloola, Northern Territory” in British Journal of Ethnomusicology, Vol. 8. (1999)
- Luisa Del Giudice, “Ninna-nanna-nonsense? Fears, Dreams, and Falling in the Italian Lullaby” in Oral Tradition, 3/3 (1988)
- Federico García Lorca “On Lullabies (Las nanas infantiles)”, lezing, www.poetryintranslation.com/PITBR/Spanish/Lullabies.php (1928)
- Erick Eiichi Masuyama, “Desire and Discontent in Japanese Lullabies”, Western Folklore, Vol. 48, No. 2 (1989)
- Jazmina Barrera, Linea Nigra (Two Lines Press, 2022)
- Walter Farber, “Magic at the Cradle. Babylonian and Assyrian Lullabies” in Anthropos Bd. 85, H. 1./3. (1990)
- Breandán Ó Madagáin, “Functions of Irish Song in the Nineteenth Century” in Béaloideas, Iml. 53 (1985)