‘De dood is een surrealistische gelegenheid’ – Ik ben mijn lichaam niet in Museum Tot Zover
De kunstinstellingen in ons land zijn gesloten voor publiek. Mister Motley is vastberaden een aantal van deze noodgedwongen verborgen schatten zichtbaar te maken, en dus spreken we een aantal kunstenaars over hun aan het zicht onttrokken werk. Vandaag een interview van schrijver Nadia de Vries met filmmaker Vanesa Abajo Pérez en dichter Maud Vanhauwaert over hun tentoonstelling in Museum Tot Zover.
Halverwege december opende een bijzondere tentoonstelling in Museum Tot Zover, het nationale uitvaartmuseum naast begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Ik ben mijn lichaam niet is de titel van de samenwerking tussen filmmaker Vanesa Abajo Pérez en dichter Maud Vanhauwaert, een project dat de vorm neemt van een documentaire, een object-installatie en een digitale dichtbundel. In de tentoonstelling staan de persoonlijke spullen van overleden mensen centraal. Rondom deze spullen, die in de tentoonstelling ook te zien zijn als onderdeel van de object-installatie, hebben Abajo Pérez en Vanhauwaert beelden en teksten gemaakt. Met het project bevragen de twee kunstenaars de materiële voorwaarden van het menselijk bestaan. Besta je nog wanneer je geen lichaam meer hebt? Kan een overleden persoon voortleven via overgebleven bezittingen, zoals kledingstukken, meubels of persoonlijke objecten?
Een eerdere documentaire van Abajo Pérez vormde de katalysator voor het Ik ben mijn lichaam niet-project. Toen haar tante ongeneeslijk ziek werd, besloot Abajo Pérez een korte film over haar te maken, La casa de piedra. Ze was zich bewust van de kwetsbaarheid van haar onderwerp, en wilde voorzichtig zijn met hoe ze haar tante in beeld bracht. Abajo Pérez koos er daarom voor om haar tante uitsluitend op indirecte wijze aan de kijker te tonen, wat tot een abstracte en poëtische film leidde.
Nadat Abajo Pérez veel positieve reacties op het materiaal kreeg, waaronder op verscheidene filmfestivals, ontstond de ambitie om een langer werk te maken met eenzelfde invalshoek: de vereeuwiging van de sporen die mensen in hun leven achterlaten. Het resulterende project is een tweeluik waarin de dood enerzijds als verdwijning, en anderzijds als overblijfsel van de mens wordt verkend. Het eerste deel van het project is nu bij Tot Zover te zien; het tweede deel wordt deze herfst in de vorm van een digitale dichtbundel gepresenteerd. Ook van dit tweede deel is nu al een klein voorproefje te zien in het museum. Vanhauwaert verzorgde de begeleidende teksten voor beide delen.
Via de toepasselijk immateriële route van Zoom ging ik in gesprek met Abajo Pérez en Vanhauwaert over hun gezamenlijke project, waarin ze de dood op een troostrijke en zingevende manier in beeld brengen.
Jullie samenwerking heeft een bijzondere vorm: een combinatie van bewegend beeld en poëzie. In de documentaire Ik ben mijn lichaam niet dient de tekst niet als een aanvulling op het beeld, zoals we gewend zijn van bijvoorbeeld ondertiteling of een voice-over, maar als een integraal onderdeel van het narratief. Hoe hebben jullie de keuze voor deze vertelvorm gemaakt?
Vanesa Abajo Pérez: Er zijn veel ongeschreven regels voor het maken van films. Zo heb je allerlei formules voor de opbouw van een cinematisch verhaal. Voor dit project wilde ik graag buiten de lijnen van de gebruikelijke werkmethoden denken. Aanvankelijk werkte ik nog met een script, net als bij een fictiefilm. Maar tijdens mijn research, waarvoor ik veel ernstig zieke mensen sprak die een oncologische behandeling ondergingen, ontmoette ik een terminaal-zieke vrouw die me op mijn werkwijze aansprak. ‘Je bent nu wel met een fictief verhaal bezig, maar ondertussen heb je nu iemand voor je die werkelijk aan het sterven is,’ zei ze tegen me. Haar opmerking was voor mij een aanleiding om de fictie achterwege te laten.
Na ons gesprek gaf de vrouw mij toestemming om haar te filmen. Het begon als een soort test, een pilot voor de film die ik voor ogen had. Ik ging regelmatig bij haar langs, maar voor ik er erg in had, was er een heel jaar verstreken. Toen de vrouw plotseling kwam te overlijden, realiseerde ik me dat de filmopnames die ik had gemaakt van haar alledaagse leven het materiaal was waaruit ik de documentaire kon monteren. Zo zijn de beelden van Ik ben mijn lichaam niet tot stand gekomen.
Maud Vanhauwaert: Ik vind het altijd heel interessant om samen te werken met kunstenaars uit andere disciplines, omdat er dan vaak synergie ontstaat. Mijn eigen poëzie is vaak heel beeldend van aard. Voor mij was de hoofdopgave bij dit project: hoe kan mijn poëzie de beelden van Vanesa versterken, zonder zichzelf daarbij te sterk op te dringen? En hoe blijf ik hierin trouw aan mijn eigen stijl?
Het gedicht dat ik voor de documentaire heb geschreven wordt ingezet om het lichaam van het personage te laten ‘spreken,’ zonder dat dat lichaam daarbij direct in beeld wordt gebracht.
Het personage dat wordt geportretteerd in Ik ben mijn lichaam niet is dus niet fictief; ze is een vrouw die daadwerkelijk ongeneeslijk ziek was en die aan haar ziekte is gestorven. Hoe was het voor jullie, als kunstenaars, om met zo’n persoon als ‘materiaal’ te werken?
VAP: Zelf voelde ik al snel dat ik het een kwetsbaar persoon niet kon aandoen om haar een camera in het gezicht te duwen. Hier was ik dus voorzichtig mee. Tegelijkertijd probeerde ik een bepaalde authenticiteit te vangen. Voor de documentaire was ik op zoek naar persoonlijke details die je aan de alledaagsheid—en daarmee de aanwezigheid—van een persoon kunt relateren. Dat iemand ineens een liedje zingt, bijvoorbeeld, of een banale opmerking maakt. Door op deze kleine dingen in te zoomen kon ik het personage in beeld brengen als een levend iemand, en niet als iemand die buiten haar sterfproces om al niet meer bestaat.
MV: Als kijker ben je nieuwsgierig naar datgeen dat je niet kunt zien. Vanesa had die vrouw prima met gezicht en al in beeld kunnen brengen, maar het feit dat je haar wel hoort maar niet ziet en alleen kleine deeltjes van haar opvangt, maakt het beeld heel intrigerend. Het zet je verbeelding aan het werk. Net als met poëzie. Door de afwezigheid die wordt gecreëerd, wordt de kijker gevraagd om zelf de ruimte in te vullen.
In de westerse cultuur wordt de dood vaak als iets angstaanjagends gezien. Het is een onderwerp waarmee we in ons dagelijkse leven niet graag geconfronteerd worden. In Ik ben mijn lichaam niet wordt de alledaagsheid van het sterfproces juist benadrukt. Is jullie project een poging om het taboe op de dood te doorbreken?
VAP: Tijdens mijn onderzoek voor het project ging ik rondkijken wat er qua documentaires al was op het gebied van dood en rouwverwerking. Dan kom je al gauw terecht bij televisieprogramma’s die op een heel lineaire wijze over de dood spreken: ‘je leeft en dan ga je dood.’ Ik vond dit een weinig respectvolle manier om met de dood om te gaan, omdat de makers van zulke programma’s de stervende lichamen van anderen in een heel beperkt narratief plaatsen. Met mijn documentaire wilde ik de tendens om de dood als een dramatische gebeurtenis neer te zetten uit de weg gaan en een alternatieve, minder sensationele benadering laten zien. De zieke mensen die ik sprak voor het project gaven zelf ook aan dat ze het fijn vonden om vanuit een ‘normaler’ standpunt over hun leven te mogen vertellen.
MV: De vrouw in de documentaire vertelt over een begrafenis die ze bezocht terwijl ze met haar palliatieve traject bezig was. Daar keken de andere aanwezigen naar haar met een vrij meelijdende blik: ‘zij zal wel de volgende zijn.’ Een schrijnend moment. Het laat de frictie zien tussen de wereld van de levenden en de wereld van de doden. Maar stervende mensen kunnen nog een grote levenskracht hebben, en daarom is het belangrijk dat we terminaal-zieken niet bij voorbaat al doorschuiven naar het stadium van de dood. In deze zin stelt Ik ben mijn lichaam niet ook grote levensvragen over bestaansrecht en identiteit, zonder daarbij moraliserend te worden of kijkers in een bepaalde richting te duwen.
De volledige titel van het project luidt Ik ben mijn lichaam niet: De verdwijning van de mens. De ondertitel lijkt een soort knipoog naar de boventitel te zijn, wat hem bijna ironisch maakt: ‘Ik ben mijn lichaam niet, en dus verdwijnt de mens.’ Fungeert de titel als een conceptuele vraagstelling, of is het eerder een kritiek op hoe we het menselijke bestaan beleven?
VAP: Als je de dood als een abstract gegeven ziet, is het een verdwijning. De ondertitel is deels een verwijzing naar deze poëtische abstractie, maar daarnaast verwijst het ook naar de groeiende invloed van digitale cultuur. Als gevolg van deze invloed lijken onze lichamen letterlijk te ‘verdwijnen’: het wordt steeds normaler om een virtuele aanwezigheid te zijn.
Tegelijkertijd is de titel ook een manier om de mens te decentraliseren. In de huidige ‘selfie-society,’ zoals ik het zelf noem, zijn we erg gewend om onszelf als protagonist te zien. Voor deze documentaire vond ik het belangrijk om aan te kaarten dat je als individueel mens geen centrale rol speelt in het leven, maar dat je slechts een klein deeltje bent van een groter geheel. Als mens ben je een bijfiguur; de wereld om je heen, díe is de protagonist.
MV: De boventitel komt uit een van de sleutelstrofen die ik voor de documentaire heb geschreven. Ik vind het een intrigerende uitspraak, omdat de ‘Ik ben’ aangeeft dat iemand zichzelf gaat definiëren. Dat schept een zekere verwachting. Maar vervolgens wordt die verwachting onderuit gehaald door ‘mijn lichaam niet,’ een ontkenning. Als lezer stel je dan de vraag: wat ben je dan wél?
De titel brengt je ook automatisch bij de gedachte ‘ik ben mijn lichaam niet meer’. Men zegt vaak dat, als je eenmaal sterft, je ziel uit je lichaam ontsnapt. Het lichaam zelf begint te ontbinden. En er is niet alleen het ontbindingsproces van het lichaam, maar het lijkt ook alsof de dode zelf uiteenvalt in alles wat hij achterliet, zowel de materiële zaken, maar bovenal de herinneringen. Ik denk dat dit een gedachte is die troost biedt: het lichaam vergaat—en in die zin zijn we inderdaad ons lichaam niet—maar via de emotionele sporen die we achterlaten maakt ons leven een verschil.
In die zin laat de dood je een keuze maken in het materiële. Ik denk dat de dood op die manier het lichaam een stem geeft.
Een van de zinnen die het ‘lichaam’ in de documentaire uitspreekt is: Geef mij een stem. Is de dood een manier om het lichaam een stem te geven?
MV: Het is waar dat wanneer het lichaam begint te haperen, de dood van zich laat horen. De mens is zo kwetsbaar en net dat maakt hem tot zo’n ontroerend wezen. Op de momenten dat we gelukkig zijn, worden we ons een seconde later meteen bewust dat dat geluk eindig is. Dat geldt ook voor het leven en de dood: in het leven is de dood nooit veraf, en in het aanschijn van de dood voelen wij ons soms heel levenskrachtig. In die zin zijn het leven en de dood ook geen tegenpolen van elkaar, maar onderdeel van dezelfde circulaire beweging.
VAP: Eigenlijk is de dood een surrealistische gelegenheid. Iemand is er, en dan ineens niet meer. Dat is een van de meest onwerkelijke gevoelens die je kunt ervaren. Het doet je bijna twijfelen aan de echtheid van het menselijk bestaan. Toen mijn tante overleed en als het ware ‘verdween’, hoorde ik mezelf dan ook de vraag stellen: hoe wil ik nu verder met mijn eigen bestaan? Hoe wil ik, nu ik nog de kans heb, ‘aanwezig’ zijn? In die zin laat de dood je een keuze maken in het materiële. Ik denk dat de dood op die manier het lichaam een stem geeft.
De musea blijven helaas nog een poosje dicht vanwege de coronacrisis. Op welke manier kunnen lezers toch in aanraking komen met jullie project?
VAP: De tentoonstelling blijft nog wel even staan, dus hopelijk kunnen mensen hem bezoeken zodra de musea weer open mogen. In de tussentijd zijn we druk bezig met aanvullende onderdelen voor de tentoonstelling. Zoals bijvoorbeeld de stoelen van overleden mensen die hun nabestaanden aan ons project hebben gedoneerd. Deze stoelen hebben we gebruikt om in het museum een kleine bioscoopzaal te creëren, tezamen met de stoel van de vrouw die ik voor de documentaire heb gefilmd, die op deze manier alsnog bij de vertoningen van de film aanwezig is. Van elke stoel maken we een klein portret, met een verhaal over de voormalige eigenaar erbij. Deze videofragmenten zullen de komende tijd via social media worden gedeeld. Ook andere, soortgelijke uitingen zullen wij publiceren, om het publiek gelinkt te houden en nieuwsgierig te maken naar het project.
MV: En dan is er nog de digitale dichtbundel, die naar verwachting eind september van dit jaar uitkomt. Ik ben benieuwd hoe de bundel zal worden ontvangen door lezers en kijkers. We zijn het nog erg gewend om film en poëzie als twee losstaande media te zien, en bij het woord ‘poëziebundel’ denken we nog steeds aan een tastbaar object. Voor onze digitale dichtbundel willen we beeld en tekst juist op een organische wijze samenbrengen, net zoals we voor de documentaire hebben gedaan. Wellicht is deze vorm nu nog experimenteel, maar ik geloof dat die nieuwe multimediale vormen bijzonder veel nieuwe mogelijkheden bieden aan de literatuur.
Ik ben mijn lichaam niet is tot 28 maart 2021 te zien in Museum Tot Zover in Amsterdam. Bezoek de website van het museum of www.ikbenmijnlichaamniet.nl voor actuele details.
In april start een crowdfundingsactie om de digitale dichtbundel, het tweede deel van dit project, mogelijk te maken. Wil je onderdeel worden van dit maakproces? Klik dan hier.