De angst regeert – een gesprek over stilte in het Nederlandse kunstenveld
Een gesprek met Mirjam Westen, Tina Farifteh en Maurits de Bruijn over de mogelijkheden die er momenteel liggen om als samenleving met elkaar te praten, via de beeldende kunst, over de genocide in Palestina.
Afgelopen voorjaar publiceerde de Nederlandse kunstenaar Jonas Staal een brief op e-flux (Mister Motley publiceerde onlangs een Nederlandse vertaling van deze brief) gericht aan de Duitse instelling DAAD waarin hij uitlegt waarom hij zijn nominatie voor zijn residentie daar weigert. Hij schrijft over de pro-Israëlische standpunten van Duitse kunstinstellingen en de verwoestende censuur die daaruit voortkomt. De brief van Staal wordt geprezen op Instagram en in het rijtje met likes zie ik ook curatoren, directeuren en kunstenaars uit Nederland staan. Het gaat momenteel vaak over de censuur in de Duitse kunstwereld, maar het is opvallend hoe weinig Nederlandse kunstinstituten openlijk spreken over de genocide in en bezetting van Palestina. Wat is daar de reden van? En hoe zou dat tij gekeerd kunnen worden?
[Een Engelstalige versie van dit interview is te lezen op The Couch, het platform van Het HEM.]
Ik besluit met drie kunstprofessionals in gesprek te gaan. Mirjam Westen werkte tot haar pensioen als conservator in Museum Arnhem waarbij ze in haar loopbaan meerdere malen Palestijnse kunstenaars een podium gaf. Sinds begin jaren 90 verzamelde ze voor het museum inclusief en intersectioneel, in een tijd waarin dat in Nederlandse kunstinstituten nog nauwelijks gebeurde. Maurits de Bruijn is schrijver en spreekt zich al jaren uit tegen de bezetting van Palestina, Hij schrijft veelvoudig voor verschillende kranten over hoe de Israëlische overheid de Joodse identiteit misbruikt voor het legitimeren van de bezetting en genocide. Op 8 oktober schrijft hij op Instagram: ‘Het kan. Je kunt de wandaden van Hamas afkeuren én erkennen dat Palestijnen mensenrechten, land, zelfbeschikking en veiligheid verdienen.’
Kunstenaar Tina Farifteh toonde het afgelopen half jaar meerdere keren haar interactieve installatie ‘ik en jij’. Deze installatie, die als een tijdelijke interventie en onderzoek bedoeld was, plaatste ze voor het eerst op de kunstbeurs van Unfair in november 2023. Op de beursvloer van de Westergasfabriek stond een telefooncel met daaromheen vier ontwortelde olijfbomen. In de cel namen bezoekers plaats en werden uitgenodigd om te praten over hoe ze zich voelden. Ze kregen vragen als: ‘Hoe is het met je?’ en; ‘Wat er gebeurt in Palestina en Israël, wat doet dat met jou hier?’ In de olijfbomen hingen koptelefoons waarmee deze gevoelens in willekeurige volgorde te beluisteren waren. Zo konden mensen vrij hun verhaal delen en naar elkaars emoties luisteren, maar elkaar niet onderbreken of met elkaar in discussie gaan. Na de beurs toonde ze het onderzoek ook op andere plekken in een iets andere vorm, zoals in het Amsterdam Museum, waardoor Farifteh inmiddels een archief heeft opgebouwd met uiteenlopende, anonieme gevoelens van de afgelopen zes maanden.
Mijn interview met Maurits, Mirjam en Tina heeft niet als doel om te wijzen naar kunstinstellingen of om te analyseren wie wat fout doet. Ik ben vooral benieuwd welke mogelijkheden er momenteel liggen om als samenleving met elkaar te praten, via de beeldende kunst, over de genocide en bezetting.
Lieneke Hulshof
Hoe kijken jullie momenteel naar het Nederlandse gesprek over de genocide in Palestina?
Maurits de Bruijn
Net na 7 oktober werd ik veel uitgenodigd door Nederlandse media, maar toen was ik voorzichtig. Ik wilde vooral binnen mijn eigen kaders schrijven zodat mijn woorden en visie niet verdraaid konden worden. Nu merk ik al maanden dat antizionistische stemmen, helemaal als je Joods bent, niet meer worden uitgenodigd. De stemmen die nu worden uitgelicht in het publieke debat zijn eenzijdig en redacties smoren het antizionistische geluid. Dat lijkt op Duitse praktijken. Wij leefden denk ik in de illusie dat er in Nederland een open debat was.
Tina Farifteh
Ik had die illusie niet, maar het is natuurlijk wel heel heftig wat er gebeurt. Ik kom uit Iran en was gewend om het, als burgers onderling, open over de bezetting en de onderdrukking van de Palestijnen te hebben. Dan kom je hier en kijkt iedereen je aan alsof je super extremistisch en radicaal bent als je over Palestina praat. Dat is heel raar. Het is jarenlang een taboe geweest in Nederland om erover te praten. Niet alleen vanuit de overheid en media, maar ook mensen onderling hadden het er niet over. Dat het open debat niet open is, is nu wel zichtbaarder geworden voor veel mensen. En het is ook pijnlijk duidelijk geworden wat de prijs is van het negeren van onrecht.
Lieneke Hulshof
Hoe komt het dat het debat minder open is dan veel mensen misschien dachten?
Tina Farifteh
Het is ons te lang aangepraat dat empathie voor de een, empathie voor de ander uitsluit, wat natuurlijk absurd is. Hierdoor wordt het gesprek gesmoord door angst en kom je niet tot de wortels van het probleem. Namelijk onrechtvaardigheid, onderdrukking en dehumanisatie.
Maurits de Bruijn
Daarnaast is ‘zionistisch zijn’ onderdeel geworden van de Nederlandse cultuur. Het ligt in zo veel facetten besloten, van politiek tot religie en educatie. Het heeft ook met racisme te maken, Nederland staat momenteel aan de witte kant van deze oorlog, ook al wil niemand dat erkennen. Ik weet nog hoe ik over Israël heb geleerd op de basisschool. Het was een hoofdstukje na de Tweede Wereldoorlog over de stichting van de staat Israël waar de Joden gingen wonen en toen ‘leefden ze nog happily after ever’. De hele Nakba komt er gewoon niet in voor. Ik heb laatst meegewerkt aan een lesbrief voor het VMBO omdat docenten het gesprek in hun klas niet meer durven te voeren, ze zijn bang voor antisemitisme en islamofobie. Ik snap dat heel goed, het is niet eenvoudig, maar het gesprek is wel heel belangrijk. En als dat in een klaslokaal niet kan, waar dan nog wel?
Tina Farifteh
Een Israëlische vriendin zei eens tegen mij: wij zijn gewend dat we moeilijke gesprekken voeren. Omdat we niet anders kunnen. De Nederlandse maatschappij is dat niet gewend. Alles moet glad gemaakt worden en niks mag ongemakkelijk zijn of schuren.
Lieneke Hulshof
Ik hoor van kunstenaars dat ze zich machteloos voelen, Tina is dat voor jou herkenbaar? En hoe ga jij met die machteloosheid om?
Tina Farifteh
Het is heel herkenbaar. Het is dubbel, aan de ene kant voelt alles wat je doet onwijs nietig. Je bent continu in shock: het liefst wil je het geweld daar stoppen, maar dat kan je niet als individu. Dan doe je maar iets anders en dat andere voelt altijd klein en slap. Ook vecht ik constant tegen mijn eigen emoties. Je wil blijven voelen, mens blijven, reageren maar ook afstand nemen om te kunnen reflecteren.
Ik was uitgenodigd om mijn werk op Unfair te tonen afgelopen november. Ik zou daar werk laten zien uit een ander project, maar alles voelde frivool. Toen ben ik ‘ik en jij’ gestart. Ook omdat ik zag dat het gesprek ontspoorde en dat we niet naar elkaar konden luisteren. Ik dacht: als ik iets verander aan hoe we het gesprek voeren, is er misschien een ander soort gesprek mogelijk. Misschien horen we elkaar dan wel. Het is opvallend dat de stemmen in de telefooncel vaak zachter zijn dan in de politiek en media. Als mensen alleen zijn en de ruimte krijgen en ze niet hoeven op te boksen tegen andere stemmen, zijn ze zachter en reflectiever. Je hoort mensen twijfelen, ademen en zoeken naar woorden. Veel mensen vertellen dat ze bang zijn om de ander te kwetsen. Mensen voelen zich onveilig, schuldig, gehaat, afgevlakt, dader en slachtoffer tegelijk. Ook heeft men fysieke reacties, misselijk, pijn aan de ogen, nagels bijten. De meeste mensen zijn vooral intens verdrietig, gebroken, bang, boos en machteloos. Het werk heeft mij onder andere duidelijk gemaakt hoe diepgeworteld de framing rondom dit onderwerp is en hoe groot het loyaliteitsconflict is dat veel mensen ervaren. Binnen families, op werk, tussen vrienden en in het openbaar.
Maar hoe langer het extreme geweld duurt, hoe moeilijker het wordt om te blijven luisteren. Ook voor mij. Ik ben nu ook gestopt met het verzamelen van stemmen. Het is confronterend om te horen dat de angst, woede en machteloosheid die mensen zes maanden geleden voelden nog steeds heerst. Terwijl de situatie in Gaza alleen maar verder is verslechterd en onze politici niet handelen.
Wat valt er nu nog te zeggen?
Mirjam Westen
Kunstenaars uiten zich met beelden en die uitingen zijn nooit eenduidig. Het is nooit één boodschap, maar het is altijd een meerstemmig antwoord op een vraag. Daarom is het zo belangrijk om juist nu het werk van kunstenaars te tonen die iets durven te doen. Zij hebben uiteindelijk inzichten die je nergens in de media of de geschiedenisboeken verbeeld krijgt.
Lieneke Hulshof
De afgelopen maanden heb ik belangrijke programma’s gezien over de bezetting en de genocide, bij vaak wat kleinere kunstinstellingen zoals Sexyland, The Grey Space in the Middle, Framer Framed, WORM, W139, BURO Stedelijk, Nest of de Appel. Maar bij het gros van de Nederlandse kunstinstellingen of musea, met name de grotere, blijft het momenteel stil. Waarom is dat? En wat zouden ze kunnen doen?
Mirjam Westen
Het is voor culturele openbare instellingen heel moeilijk om een standpunt in te nemen. Want je bent een openbare instelling, gesubsidieerd met overheidsgeld. Het is toch ook je taak om een open positie te behouden. Dus ik denk dat musea in deze tijd eerder de achtergronden van de bezetting kunnen tonen. Of de achtergrond van een oorlog. Dat zijn verhalen die ze kunnen laten zien. Hoe is het ontstaan? Waar komt dit vandaan? Hoe is dit zo gekomen? De rol van instellingen is om een dialoog op gang te brengen in plaats van een standpunt te verkondigen, want daarmee wordt een gesprek eerder afgesloten. Ik denk wel dat er veel museummedewerkers zijn die met die stilte in hun maag zitten.
Tina Farifteh
Ik kan zeker niet iedereen over één kam scheren, maar ik denk dat veel instellingen bezig zijn met ‘goed te doen’ in plaats van ‘het goede’ te doen. Ze zien vaak niet in wat een bijdrage of toegevoegde waarde echt betekent. Je hoeft geen statement te schrijven of een kant te kiezen. Maar instellingen kunnen wel een bijdrage leveren aan een open debat, aan vrijheid van meningsuiting, aan het ontrafelen van de onderliggende structuren en aan het bevechten van dehumaniserende narratieven. Om er hier in Nederland uit te komen met elkaar. We hebben nu te maken met een wereld waarin woorden verboden worden. Mensen durven zich niet uiten. Politici liegen of houden zich niet aan hun woorden en ze zetten schaamteloos bevolkingsgroepen tegen elkaar op. In de telefooncel spraken mensen dingen in die ze nog nooit hadden uitgesproken, dat durfden ze niet. What the fuck is er aan de hand met onze maatschappij dat die ruimte om je te uiten zo klein is als die oude telefooncel? Dit maakt mij heel boos want ik kom uit een land waar juist die vrijheden er niet zijn, daar gaan mensen dood omdat ze zich wél uiten. Mensen worden opgehangen voor hun uitspraken en uitingen. Wij in Nederland hebben die vrijheid, maar die ontnemen wij elkaar. We laten de vrijheid door onze vingers glippen.
Dat is voor culturele instituten toch ook een probleem? Ik mis dat kunstinstellingen voelen dat er een probleem is en dat het urgent is. De oorlog is niet alleen maar daar, maar ook hier als wij ons niet vrij kunnen uiten en niet op een constructieve manier met elkaar in gesprek kunnen gaan. We dragen er allemaal aan bij als we het laten gebeuren. Het is zo absurd dat er nog steeds terughoudendheid is om het woord ‘genocide’ te gebruiken voor de ethnische zuivering van de Palestijnen. Waarom is dat? Waarom hebben we het daar niet echt over? In plaats van of we een woord wel of niet gebruiken, kunnen we het ook hebben over ‘waarom’ wel of niet? Zo kun je samen tot nieuwe betekenissen komen. Waarbij we mensen niet afstraffen als het niet perfect of compleet is. Zolang we het maar proberen.
Maurits de Bruijn
Ik denk dat zaken die de gemeente, politiek of medische zorg laten liggen, niet moeten worden opgelost door het kunstenveld. De kunstwereld moet geen doekje voor het bloeden worden. Ik ben dus bijvoorbeeld blij met gesprekken die de Gemeente Amsterdam momenteel voert met allerlei bewoners over de oorlog in Gaza waarbij ze ook Palestijnse journalisten en makers uitnodigen. Ik heb ook veel moeite met Instagram-statements van instituten, van mij mag die stap worden overgeslagen en ik wil instituten ook niks op leggen. Maar dat de angst regeert, dat zie je. En dat is nogal belachelijk als je denkt aan al die weldenkende mensen die bij die instituten horen te werken. Ik vind het nog heftiger als het om instituten gaat die zich al jaren bezig houden met dekoloniale praktijken of thema’s als intergenerationeel trauma en nu stil zijn. Het is toch ook institutioneel gaslighten om nu je mond te houden. Je hebt jarenlang programma’s gemaakt en nu doe je alsof je dat allemaal niet hebt meegekregen en er geen consequenties aan verbindt.
Het zou goed zijn als er meer ruimte komt voor flexibiliteit. Het kunstenveld zou gestimuleerd mogen worden om thema’s en verhalen te faciliteren die nu nodig zijn. We blikken steeds vooruit of terug, dat zag je ook in de pandemie terwijl deze nog gaande was. We kunnen het niet, in het nu zitten. Maar toch denk ik dat het nodig is om er doorheen te kunnen komen als samenleving, net als bij een rouwproces.
Tina Farifteh
Het is inderdaad makkelijk om over twintig jaar, wanneer iedereen het erover eens is, te reflecteren op wat we hadden moeten doen, dan staat er niks meer op het spel. Wat is je rol nu?
Maurits de Bruijn
Een vriendin van mij zei heel eenvoudig afgelopen november; ‘ik zie nu in real time hoe kolonialisme wordt verkocht aan mensen’. Dat alleen al, het is een hele kleine observatie, daar zouden kunstinstellingen iets mee kunnen doen. Wat zijn die mechanismes? Hoe wreekt zich dat in de taal? Hoe wreekt zich dat in de berichtgeving? Wie krijgt momenteel een podium en wie wordt de mond gesnoerd? Het klinkt misschien opportuun, en zo bedoel ik het niet, maar er gebeurt nu ook van alles wat een enorme spiegel kan vormen voor het verleden en de toekomst. We hebben het veel over Nederland als kolonisator in de 17e eeuw, maar we leefden toen niet. We gissen naar hoe kolonialisme in de 17e eeuw aan Nederlanders is verkocht. Maar waarom trekken we niet die lijn naar hoe dat nu gebeurt?
Tina Farifteh
Susan Sontag zag als 12-jarig meisje beelden van de holocaust in een boekwinkel en dat veranderde haar hele leven. Wij zien elke dag heel heftige extreme beelden op sociale media. Wat doet dat met ons? De Nederlandse overheid heeft er belang bij dat ze wapens verkopen, Rutte is bezig met zijn eigen carrière, social media-bedrijven willen dat we boos op elkaar zijn want dan blijven we het langst op het medium en verdienen ze geld. De infrastructuur van ons denken en voelen wordt zo constant uitbesteed aan partijen die er totaal geen belang bij hebben dat we eruit komen én er is geen moreel leiderschap. Dan is er toch een enorm gat? Dit maakt de wereld voor iedereen onveiliger. Natuurlijk hoeven niet alle instituten alles op te lossen, dat kunnen ze ook niet, maar er is denk ik wel een rol om een stukje van dat gat op te pakken. Om constructief en open gesprek te te faciliteren.
Mirjam Westen
Ik vind het heel erg dat er niet in openheid kan worden gesproken over de bezetting van Palestina en ik ken een Duitse collega die net ontslagen is onder andere omdat ze een kunstenaar zou tonen die zich pro Palestijns had uitgelaten. In mijn loopbaan is er nooit een conflict geweest tussen de politiek getinte tentoonstellingen die ik maakte en de uitgangspunten van het museum. Ik kreeg altijd totale vrijheid. Ik weet niet of je die vrijheid nu nog hebt als curator of conservator moet ik eerlijk zeggen. Vijftien jaar geleden organiseerde ik bijvoorbeeld een solotentoonstelling van de Palestijnse kunstenaar Emily Jacir in het museum, dat was prachtig. Zij vroeg aan allemaal Palestijnse stateloze vrienden van over de wereld: ‘Ik ga binnenkort weer naar Ramallah, wat kan ik voor je doen daar?’ Men zei dan tegen haar dat ze naar die ene boom moest gaan, naar die moskee of naar dat graf. En daarvan maakte ze een fotoserie, in die beelden lag eigenlijk alles besloten. De tentoonstelling kreeg lovende recensies en niemand vond het problematisch.
Toen ik bij het museum kwam te werken was Liesbeth Brandt Corstius directeur, zij wilde graag een platte organisatie. Dus ik had heel veel te zeggen over het tentoonstellingsbeleid, we deden het echt samen. Ik denk dat anno nu de hiërarchische verhoudingen in musea zijn teruggekomen omdat er steeds meer eisen aan het museum worden gesteld. Ze moeten meer bezoekers trekken, hun eigen broek ophouden en het gezicht van een directeur is belangrijker geworden. De vrijheid van conservatoren is daarmee wellicht meer beperkt en politieke tentoonstellingen staan direct op gespannen voet met geldschieters.
Lieneke Hulshof
Ik zie wel dat er juist veel kunstenaars, zoals Jonas Staal, zich uitspreken en hun standpunten breed verkondigen. Vaak duidelijker dan veel instituten, curatoren of directeuren dat doen.
Maurits de Bruijn
Kunstenaars zijn uitgerust om voorbij het dominante narratief te kijken, maar ik vind ook dat ze momenteel voor de bus worden gegooid. Een brief van Jonas Staal die zo veel wordt gedeeld illustreert ook een probleem. Dat gat wat die instellingen laten liggen wordt deels opgevuld door individuen. Daar val ik denk ik ook onder. Maar het is eigenlijk een probleem dat ik iets schrijf op Instagram over de bezetting en dat zo’n bericht 6000 likes krijgt. Ik denk daarnaast dat veel kunstenaars toevlucht hebben gevonden tot de kunstwereld omdat dat er een idee van progressiviteit werd beloofd. kunstenaars lopen tegen de teleurstelling aan dat die progressiviteit tegenvalt. Ik wil niet voor anderen spreken, maar ik denk ook dat dat is wat we zien. Dat ze zich daarom ook fel uitspreken.
Mirjam Westen
Ik vond die brief van Jonas Staal steengoed. Ik was zo onder de indruk hoe goed hij verwoordt waar het eigenlijk om gaat. En het betekent dat Staal nu door geen enkele instelling meer zal worden uitgenodigd in Duitsland, dus daar spreekt veel moed uit.
Toch zou ik nooit aan kunstenaars vragen om zich ergens voor of tegen uit te spreken. Kunstenaars zitten in een hele kwetsbare positie. Ik ga af op hun werk. Indirect weet ik dat daar hun opvatting te vinden is. Er heerst in de kunstwereld nog altijd een enorm taboe om je ergens voor uit te spreken. De relatie tussen kunst en politiek moet niet te innig zijn want dan zouden kunstwerken slechts politieke pamfletten zijn. Dat heeft toch met de oude opvatting te maken dat kunst iets autonooms moet zijn en zich boven maatschappelijke problemen bevindt. De mythe van de autonomie staat denk ik nog steeds erg in de weg. En daar hangt mee samen dat als jij je uitspreekt over politieke kwesties, je in een hoek wordt geduwd. ‘Daar gaan we niet naar luisteren, die kunst roept geen vragen op, maar geeft alleen maar antwoorden. Daarmee sluit het zich af voor het publiek.’ Dat is nog steeds een dominante gedachte die heerst.
Lieneke Hulshof
Hoe kunnen we er dan voor zorgen dat activistische kunstenaars en Palestijnse makers niet overvraagd worden in dit gesprek? Hoe kunnen zij benaderd worden op een veilige manier?
Tina Farifteh
Het zou denk ik helpen om aan kunstenaars zelf te vragen wat ze nodig hebben. Als je met een Palestijnse maker in gesprek bent zou je eens kunnen vragen: wat heb jij van ons nodig? Dat klinkt misschien simpel, maar die stap wordt vaak overgeslagen.
Maurits de Bruijn
Veel instituten programmeren en faciliteren, maar echte betrokkenheid kan oppervlakkig blijven. Enkel een platform geven en de kunstenaars betalen is niet genoeg, het werk behelst meer. Dat geldt voor alle tentoonstellingen maar helemaal bij deze thema’s. Want zeker wanneer je als instituut kunst programmeert over Israël of Palestina, en er komen reacties, moet je weten waar het kunstwerk heel specifiek over gaat en wat de reden is dat je het hebt geprogrammeerd. Je moet een standpunt hebben over dat werk en kunnen verantwoorden dat je het toont. Alleen dan is er genoeg veiligheid dat het publiek en de media erop kunnen schieten zonder dat de instelling in reactie daarop paniekvoetbal gaat spelen.
Daarnaast heb ik geleerd van de Oekraïense architect Lesia Topolnyk dat er veel makers zijn die niet willen verdienen aan een oorlog. Toen zij geld zou krijgen voor een samenwerking met Mister Motley, vroeg ze ons het te doneren in haar naam. Daar ligt ook voor kunstinstellingen een belangrijke vraag. Waar zadelen we makers mee op door ze te betalen voor hun werk over oorlogsthema’s als genocide. Instellingen zouden bijvoorbeeld hetzelfde bedrag dat ze geven als fee kunnen doneren. Ik zeg niet dat het moet of dat het altijd kan, maar het is goed om over andere manieren van werken na te denken binnen een context van oorlog. Probeer als instelling echt op de stoel van de maker te zitten en je in te leven. Hoe is het voor kunstenaars om dit werk te tonen en welke bescherming hebben ze nodig? Welke taal? Hoe betalen we ze? Uiteindelijk komt die tentoonstelling er wel, het gaat er vooral om hoe je die tentoonstelling tot stand brengt en welke afwegingen je onderweg maakt.
Na het interview mailt Tina mij met een aanvulling die ik hier samenvat en aanvul: De genocide in Palestina veroorzaakt extreem veel leed en slachtoffers. Er wordt gemanipuleerd via woorden en we hebben te maken met de uitholling van het internationale recht door de dubbele standaarden die het Westen hanteert waardoor de wereld onveiliger wordt. Deze giftige cocktail gaat uiteindelijk iedereen aan. Kunst gaat vaak over engagement en het is alleen daarom al relevant om te kijken hoe de Nederlandse kunstwereld kan reageren op deze cocktail. Zoals ook in het interview naar voren komt zijn er uiteraard instellingen die niet stil zijn geweest het afgelopen half jaar, maar dat de bezetting van Palestina grotendeels onbesproken blijft in de Nederlandse kunstwereld valt niet te ontkennen. Het verschil is groot met hoe er twee en een half jaar geleden werd gereageerd door bijvoorbeeld musea op de Russische invasie in Oekraïne.
Na mijn gesprek met Mirjam, Tina en Maurits is het mij duidelijk geworden dat kunstinstellingen niet per se naar buiten hoeven te treden met standpunten, maar dat ze wel kunnen erkennen dat we een probleem hebben dat samenhangt met de vrijheid van het gesprek. De vraag wat een instelling kan doen, kan een instelling alleen zelf beantwoorden. Het is een vraag die gaat over waarom musea, galeries, kunstpodia, kunsttijdschriften, fondsen, debatcentra en projectruimtes anno 2024 op aarde zijn. Ik denk dat wanneer instellingen deze vraag intern stellen, waarbij de mogelijke neiging om te handelen vanuit beeldvorming wordt onderdrukt, er waarschijnlijk een oprecht antwoord volgt. Ik hoop dat kunstplekken vervolgens de moed hebben om dat antwoord uit te dragen. En dat wij, het publiek, begrijpen dat niet alles goed kan gaan. Maar laat alsjeblieft de stilte stoppen.
* Dit is geen historisch essay en het kan dus niet alle feiten omvatten van de bezetting van Palestina. Ik heb ervoor gekozen om in te zoomen op drie specifieke stemmen waarmee ik een beeld poog te schetsen van de algemene sfeer in het Nederlandse culturele veld op dit moment. Het interview vond plaats begin mei 2024, een week voor de start van de Nederlandse studentenprotesten.