Maurits de Bruijn

De Aarde is niet genoeg – over het fluïde karakter van rouw

Essay
16 juli 2024

Yaïr Callender, Isabel Cavenecia en Anna Reutinger cirkelden de afgelopen maand rond de imposante Groningse begraafplaats Esserveld, een residentie op uitnodiging van Het Resort. Alledrie maakten ze werk dat is gericht op rouw, rituelen en op de mensen die op de begraafplaats werken. Maurits de Bruijn schreef, eveneens op uitnodiging van Het Resort, een essay dat losjes op deze werken voortborduurt. ‘Dat is rouw. Proberen het niets een plek te geven, te midden van een vol leven. Als rouw voltooid is dan zou het graf misschien niet meer nodig zijn. Maar dat zullen we nooit weten, want rouw is nooit voltrokken. Daarom is verwerken ook zo’n slecht woord. Afval wordt verwerkt, en ja: rouw verandert van vorm, maar gaat nooit weg.’

 

Als ik het terrein van een begraafplaats tegemoet treed word ik droef, zoals ik verdriet voel zodra mijn ogen beginnen te tranen, ook al worden die tranen door kou, wind of pollen teweeggebracht. Meestal ben ik dankbaar voor deze pijn. Het is dan een fantoomvariant van echte pijn, toch ben ik dankbaar omdat dit surrogaatverdriet mogelijk een gang, een tunnel vormt naar de echte pijn. Ik pak dus mijn moment, ook vandaag, als ik Esserveld betreed. Mijn rug is doorweekt, de paraplu die ik onlangs heb gejat beschermde me niet tijdens de fietstocht die hiernaartoe leidde. Het is een smal, doorzichtig exemplaar, een model dat zo is gemaakt dat ik er doorheen kan kijken. Ik deed dat op de fiets, ik doe het nu, en ik zie een keurig onderhouden pad dat voor me uitloopt en me naar een plein leidt.

Een plein is een woord dat niet bij de doden hoort, het hoort bij beweging en dus bij leven, bij vervoer, afspraken, spelende kinderen, bij vitaliteit. Misschien is een plein wel het tegenovergestelde van de dood. Ik denk ook dat als we ziek worden, echt ziek, zo ziek dat de dood erop volgt, pleinen tot de eerste dingen behoren die uit ons zicht en onze geest verdwijnen en al gauw behoort tot de zaken waar we niet langer aandacht aan hoeven schenken, het hoort dan al niet meer bij ons.
Ook de regen die naar beneden stort is beweging, en leven, water = leven, sterker: daar is alle leven dat we kennen begonnen, en alsof de begraafplaats wil laten zien dat ze allesbehalve dood is, zwelt de bui die al uren duurt nu aan, eenmaal op de buitenrand van het plein wordt een graf dat zo oud is dat de gravures niet meer te ontcijferen zijn overspoeld met hemelwater. Voor mijn ogen verandert de zerk in een fontein, in een zwemmend lichaam, aarde wordt modder, en daarmee raken de doden nat, de skeletten die zich onder me bevinden komen bovendrijven en gedag zeggen en ik zeg gedag terug, de decennia oude doden van Groningen zien er slecht uit, maar dat was te verwachten.

In de middelste ring van het plein bevinden zich de meer hedendaagse graven. Het is een slecht tijdperk voor design rond de dood. De basis is vaak overdreven sober, de tierelantijnen zijn veelal van tijdelijke aard. Ik zie vlinders op stokjes, de vallende druppels doen ze trillen als echte dieren. Ik zie een ballon in de vorm van een hartje, kaarsen met een artificiële vlam, ook die trillen, alles suggereert activiteit, probeert tegenwicht te bieden aan de zware zerken, tracht immuun te zijn voor de loodzware dood. De ballon, de vlinders, de bloemen en de vlammen zeggen: hier is leven, activiteit, voor ons wordt gezorgd, wij worden gemist, alsof de doden zelf om aandacht vragen, maar het zijn natuurlijk de nabestaanden die dat doen. Het zijn altijd de nabestaanden, de achterblijvers, de stakkers.

Die illusie die wij levenden optuigen geldt ook voor spoken. Het zijn zogenaamd de overledenen die zich niet bij de dood willen neerleggen en in beweging komen, zich wreken, ons lastigvallen door met de lichtschakelaar te rommelen, het gasfornuis te ontsteken terwijl wij proberen te slapen, op het raam kloppen en onze rust verstoren. Maar het mechanisme werkt natuurlijk andersom. Het zijn wij, de nabestaanden, die zich niet bij de dood willen neerleggen. Wij vormen die onrust. Wij moeten nog iets met de doden, daarom hebben we begraafplaatsen, daarom hebben we spoken, daarom hebben we rouw.
We kunnen het niets niet toestaan, ons daarmee niet verzoenen. Of nee, dat is rouw. Proberen het niets een plek te geven, te midden van een vol leven. Als rouw voltooid is dan zou het graf misschien niet meer nodig zijn. Maar dat zullen we nooit weten, want rouw is nooit voltrokken. Daarom is verwerken ook zo’n slecht woord. Afval wordt verwerkt, en ja: rouw verandert van vorm, maar gaat nooit weg. In tegendeel: wanneer de rouwenden dreigen te sterven en zich voorbereiden op de dood, komt de rouw die eerder naar de achtergrond leek te zijn verdwenen, of leek verzacht, of leek verwerkt, weer in het volle licht te staan.

'Spirit of Mourning', Yair Callender, 2024 _ foto door Eva Brank x Goro Modic -2
'S07E01: With what sauce shall we be eaten' opening - foto door Eva Brank x Goro Modic.jpg

Aliens, spoken en doden behoren tot een web dat ons constant omringt, zegt Isabel, een web dat we niet goed kunnen waarnemen. Als de dood zich voordoet komt dat netwerk ineens dichtbij. Een web is hier een goed woord voor, omdat het ons omringd, het ons het zicht ontneemt op de andere realiteit, die van de levenden. En het gekke aan dat ondoordringbare web is, zo was het tenminste voor mij, dat het goed voelde me erin te bevinden, wanneer de dood zich aandiende, niet in de laatste plaats omdat zoveel mensen op hun best zijn als ze zich met de dood geconfronteerd zien. Ze zijn lief, ze zorgen, ze vlammen – dat doet pijn maar er schuilt ook schoonheid in. Zelfs gezichten die rouwen zijn prachtig. Er is een laag pretenties vanaf gevallen, alle tranen hebben de ogen geschoond, de vele troostende omhelzingen maken wangen rozig.

Onlangs bezocht ik een graf met de weduwnaar van de man die daar onder een onooglijk roze marmeren ding lag dat voor een zerk moest doorgaan. Die man lag daar al bijna twintig jaar. De man die naast me stond bezocht het graf die dag voor de derde keer. De eerste keer was tijdens de begrafenis en de tweede keer bevond zich ergens tussen die begrafenis en ons bezoek in. Het bracht de weduwnaar schaamte toe. De man die onder de grond lag had bijna geen ouders meer en nauwelijks andere nabestaanden. Er waren vrijwel geen achterblijvers over. Daarmee brak een heel ander soort eenzaamheid aan, we gaan natuurlijk niet één keer dood, maar vaker. We overlijden zodra ons lichaam ermee ophoudt, dan sterven we in de harten van onze dierbaren, en vervolgens verdwijnen we nog een keer als die dierbaren net als wij het leven laten. Pas daarna, en alleen daarna zijn we weg.
De weduwnaar moest nu zien te bedenken hoelang het nog zou duren voordat zijn geliefde daadwerkelijk weg was, en of het behouden van het graf zinvol was. Het lelijke, roze graf werd overschaduwd door een boom die een huis vormde, een veilige huls. Het was een prachtige plek, de mooiste van die hele begraafplaats. De weduwnaar en ik keken naar het roze gesteente, naar de boom, en we besloten zonder iets te zeggen dat het tijd was de plek onder de boom aan een ander te geven.

'The Translucent Murmers', Isabel Cavenecia, 2024 - foto_ Eva Brank x Goro Modic
'Wild Geranium for foolishness and determination, to attract butterflies and treat anxiety' #1, Anna Reutinger, 2024 _ foto door Eva Brank x Goro Modic
'Spirit of Mourning', Yair Callender, 2024 _ foto door Eva Brank x Goro Modic

Vorige week werd ik in de vroege ochtend gewekt door gekwetter. Ik sloot mijn slaapkamerraam en probeerde tevergeefs weer in slaap te vallen. Die middag zat ik versuft achter mijn computer toen hetzelfde, kenmerkende gekraai weer klonk. Ik opende mijn slaapkamerraam en zag twee eksters.
Een levenloze zwart-witte vogel, een slappe nek, en een levenloze soortgenoot die het uitgilde, terwijl hij met zijn snavel in het verendek van zijn vriend pikte alsof hij hem wakker probeerde te maken.
Ik appte mijn onderbuurvrouw om haar te vertellen dat er een dood dier op het dak van haar tuinhuisje lag. Ze reageerde met een geschrokken emoji. Ik vreesde dat ze het gevederde lichaampje in een vuilniszak zou gooien en appte haar dat eksters rouwen, dat ze van gras kransen maken, dat ze doodsrituelen en begrafenissen organiseren. Daarna appte de onderbuurvrouw niet meer terug.

Ik heb veel mensen verloren die geen graf hebben. Ik heb dat hele begraven vaak – de act en het resultaat dat het oplevert – moet ik toegeven, als een overbodige luxe gezien, een privilege. Zoveel doden hebben geen kist, geen vast thuis, geen groen boven hen, geen begonia’s, geen naam.

Ik denk aan het besterven van een dier. De tijd die ervoor nodig is om het bindweefsel in het vlees van dode wilde dieren te doen afbreken zodat het vlees malser wordt. Alleen daarna eten we het dier en sterft het een derde keer. Dat hele besterven duurt tussen de vierentwintig en achtenveertig uur waarin het niets zegeviert, dat geweldige, slimme niets zich een weg door het dier heen kan vreten.
Er is een vrouw die me ooit probeerde wijs te maken dat reïncarnatie alleen kan plaatsvinden nadat de overledene een druppel bloed uit hun neus laat vloeien. Meestal gebeurt dat na zo’n tweeëneenhalve dag. Tot die tijd mag het dode lichaam niet worden aangeraakt, want dan zou dit proces van transformatie bemoeilijkt kunnen worden.
Het doet denken aan het joodse ritueel waarbij na het overlijden een raam op een kier wordt gezet, zodat de ziel haar weg naar buiten kan vinden.  En dat zal best, maar ik geloof vooral dat het niets door dat open raam een weg naar binnen weet te vinden.
Een andere reden is dat het goed is een ruimte te luchten zodra er iemand is overleden. En het schijnt verstandig te zijn om de overledene te laten afkoelen, het lichaam daarbij te helpen.
Bovendien zou door dat open raam een insect haar weg naar binnen kunnen vinden, om het ontbindingsproces wat kracht bij te zetten.

Ik denk aan mijn opa (die mijn opa niet bleek te zijn, maar dat doet er niet toe) en hoe hij dagen na zijn dood in zijn woonkamer lag opgebaard. Aan hoe ik hem opzocht en hij – omdat hij zich daar bevond en ik me daarom daar in dat huis bevond – nog helemaal zichzelf leek. Nee, hij leek niet te slapen, hij was onmiskenbaar dood, maar hij was nog wel kleine Maarten, omdat kleine Maarten in zijn woonkamer was waar ook zijn stoel stond en zijn eettafel waren. Ik zat daar, naast hem, ik was een kind en ik kon nog bij alle liefde die ik voor hem had gevoeld.

Die insect en het ontbindingsproces, daar begon Yaïr over. Hij vertelde over compost en hoe snel een mensenlichaam gecomposteerd kan worden met behulp van een nieuwe techniek. Het wordt een ecologisch einde genoemd, en dat vind ik een prachtige term. Het lichaam wordt met houtsnippers, stro en alfalfa opgesloten in een ruimte waarvan de temperatuur en luchtvochtigheid zo zijn afgesteld dat er niet meer dan dertig dagen voor nodig zijn voor het geheel tot compost verworden is. Daarna kan de overledene welke grond dan ook met vruchtbaarheid voeden.
Yaïr en Anna vertelden over de bomen op Esserveld en hoe zij de namen van mensen die in naamloze graven liggen aan de bomen willen geven. Het zijn mensen zonder nabestaanden, zonder geld, voor wie de begraafplaats zorgt, zoals Kor, de man die het terrein beheert, ervoor zorgt dat op oude graven nieuwe begonia’s prijken. Het zijn zijn lievelingsbloemen. Ze doen mij vooral aan mijn grootouders denken, niet alleen aan hen maar aan hun hele generatie, die vensterbanken, bijzettafels en voortuinen vol begonia’s optrokken.
De bomen die straks of ooit de namen van eenzame doden zullen dragen, een work-in-progress van Yaïr en Anna, doen me ook denken aan mijn opa (die mijn opa niet bleek te zijn) en oma (die mijn oma niet bleek te zijn). Bij Yad Vashem – de centrale Israëlische gedenkplaats voor de Holocaust – waar in hun naam een boom is geplant. Ze kregen die boom omdat ze mijn moeder hadden gered en bij hen thuis laten onderduiken. Omdat ze helden zijn. Dat redden en onderduiken gebeurde omdat de ouders en zusjes van mijn moeder werden opgepakt, weggevoerd en vermoord. De resten van de ouders en de zusjes van mijn moeder zijn in het oosten van Polen op een ashoop terecht zijn gekomen, op de plek waar het vernietigingskamp waar ze terechtkwamen hen had vernietigd. Toen ik begin twintig was, stond ik voor die ashoop en ik had me nooit eerder zo ver weg van hen en hun verhaal had gewaand.
Dus ook die boom in het Israël die voor mijn opa (die mijn opa niet bleek te zijn) en oma (die mijn oma niet bleek te zijn) werd geplant, is verbonden aan een graf, dat van mijn echte grootouders.

'Gravedigger of Esserveld', Isabel Cavenecia, 2024 _ foto door Eva Brank x Goro Modic

Ik denk aan de naamloze graven in Gaza. Aan de lichamen die in witte doeken werden gehuld en in massagraven terechtkwamen. Aan hoe er niet genoeg bomen zijn om hun namen aan te geven en hun te herdenken. Aan de genocide en hoe ik die in video- en fotomateriaal voorbij zie komen en dan denk aan de ouders en twee zusjes van mijn moeder, aan hun genocide, en even waan ik me dichtbij, maar dat ben ik niet en die illusie wordt doorgeprikt als ik met Palestijnen aan tafel zit en naar hun familie vraag. Sommigen zijn vermoord, anderen zijn nog in Gaza, anderen zijn in Egypte terechtgekomen waar ze niks kunnen doen, waar ze gedwongen wachten in appartementen die ze moeten huren.
Ik zit naast Palestijnen aan tafel, en rook buiten een sigaret met ze, maar dat lost niets op, dat is niet hoe vrede eruitziet. We hebben het over pijn die generatiegrenzen overschrijdt, de pijn die in onze genen huist en we noemen elkaar broer en zus, omdat we dat zijn, dat geloof ik, maar met die woorden bedekken we ook iets: dat we ons ten diepste in een ongelijke positie bevinden. Hun familie lijdt nu, mijn familie leed meer dan tachtig jaar geleden, en ja mijn moeder lijdt nu, in het heden, en ik soms ook, maar aan ons lot valt niets meer te veranderen, aan het lot van hun familieleden wel, en we zullen altijd te weinig doen, ík zal altijd te weinig doen. Ik denk aan hun bomen en hoe het er niet genoeg zijn, nooit genoeg zullen zijn. Hoe we er alles aan zouden moeten doen om ervoor te zorgen dat er geen bomen nodig zijn in plaats van graven, ik denk aan de olijfbomen die Israëlische kolonisten in brand steken en hoe dat het verwoesten van land is, van inkomsten. Hoe die bomen boven alles verwoest worden omdat ze een symbool zijn, een thuis. Hoe het niet genoeg is om hun land in te nemen, hun huizen te verwoesten en hun kinderen te vermoorden, hoe bij genocide ook vernedering hoort.

Anna zegt dat het een leugen is, het idee dat we allemaal gelijk zijn in de dood, een illusie, en ik weet dat ze gelijk heeft.

We zien op onze telefoons hun pijn, en we doen iets, veel van ons doen iets. We kunnen niet niets doen, dat hebben we nooit gekund.

Op de dood moet niets volgen en daarna beweging.

Het niets is acceptatie, loslaten, rust, beweging is weer leven, zelf, is verdergaan.

Dat niets en die beweging ontbreken op traditionele begraafplaatsen. Rouw is fluïde en begraafplaatsen zijn dat niet.

Mijn opa moest in zijn woonkamer worden opgebaard (niets) voor ik hem weer herkende (beweging).

Het raam moet open (niets) voor de geest door het raam naar buiten kan (beweging).

Het lichaam moet rusten (niets) voor de geest kan reïncarneren (beweging).

We moeten de beelden op onze telefoon op ons laten inwerken (niets) voor we kunnen handelen (beweging).

Vaak komt de beweging te snel, voor het niets zich heeft kunnen laten gelden.

Ik denk aan mijn moeder die veertig jaar geleden een zondagse kerkdienst bezocht en tijdens de preek wegdreef. Ze kon de woorden van de dominee nog wel horen, maar de betekenis ervan bereikten haar niet. Ze werd omringd door een web, het web van aliens, spoken en doden, en dat web maakte het onmogelijk om de preek te volgen. Ze ging, geheel tegen alle gebruiken, manieren en protocollen in, weg. Ze stond op en verliet de wederopbouwkerk met een bezwete nek die haar blouse kleurde. Die zondagochtend liep ze naar huis, het waren maar een paar straten, maar het lukte haar nauwelijks het ene been voor het andere te zetten, op de stoepen waar ze al haar hele leven liep ging dat lopen ineens moeizaam.
Vraag haar niet hoe het gelukt is, maar het is gelukt. Mijn moeder kwam thuis, ging op de bruinleren bank zitten die samen met het donkerbruine behang de hele woonkamer verduisterde en pakte de telefoon. Ze toetste het nummer van de huisarts in. Het was zondag. Ze belde het nummer dat op het antwoordapparaat van de huisarts door de stem van de assistente werd opgedreund. Ze kreeg een vrouw aan de lijn, hoorde haar zachte stem. Mijn moeder zei: ‘Ik denk dat er iemand moet komen. Ik moet heel nodig bevallen.’
Ik werd geboren en het web bleef nog een paar weken om mijn moeder en mij heen hangen, het web van aliens, spoken, baby’s en doden.

Isabel zegt dat het niet verwonderlijk is dat het vrouwen zijn die zich met de dood bezighouden, dat het altijd vrouwen zijn geweest, witte wieven, heksen, priesteressen, het is niet gek dat het vrouwen zijn die het web goed kennen omdat het ook vrouwen zijn die leven geven. Zij beginnen de cirkel en ze sluiten ‘m.

Mijn moeder moest het niets toelaten voor ze in beweging kon komen, voor er beweging kon komen, voor het leven zich kon aandienen.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl ? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

#mc_embed_signup{ font:14px Riposte, sans-serif; font-weight: 200; } #mc_embed_signup h2 { font-size: 3.6rem; font-weight: 500 } #mc_embed_signup .button { border-radius: 15px; background: #000;} #mc_embed_signup /* Add your own Mailchimp form style overrides in your site stylesheet or in this style block. We recommend moving this block and the preceding CSS link to the HEAD of your HTML file. */

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht
Email formaat
(function($) {window.fnames = new Array(); window.ftypes = new Array();fnames[0]='EMAIL';ftypes[0]='email';fnames[1]='FNAME';ftypes[1]='text';fnames[2]='LNAME';ftypes[2]='text'; /* * Translated default messages for the $ validation plugin. * Locale: NL */ $.extend($.validator.messages, { required: "Dit is een verplicht veld.", remote: "Controleer dit veld.", email: "Vul hier een geldig e-mailadres in.", url: "Vul hier een geldige URL in.", date: "Vul hier een geldige datum in.", dateISO: "Vul hier een geldige datum in (ISO-formaat).", number: "Vul hier een geldig getal in.", digits: "Vul hier alleen getallen in.", creditcard: "Vul hier een geldig creditcardnummer in.", equalTo: "Vul hier dezelfde waarde in.", accept: "Vul hier een waarde in met een geldige extensie.", maxlength: $.validator.format("Vul hier maximaal {0} tekens in."), minlength: $.validator.format("Vul hier minimaal {0} tekens in."), rangelength: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1} tekens."), range: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1}."), max: $.validator.format("Vul hier een waarde in kleiner dan of gelijk aan {0}."), min: $.validator.format("Vul hier een waarde in groter dan of gelijk aan {0}.") });}(jQuery));var $mcj = jQuery.noConflict(true);

Meer Mister Motley?

Draag bij aan onze toekomstige verhalen en laat ons hedendaagse kunst van haar sokkel stoten

Nu niet, maar wellicht later