Day Dazzle
‘Alles blijft maar haken’, zegt Evi Vingerling aan het begin van ons gesprek. Wat zij ziet zet zich vast in haar hoofd. ‘The whole world glows inside your eyes.’ Dat is zo’n beetje wat haar steeds gebeurd als ze op straat loopt, met haar dochtertje fietst, doelloos rondslentert of in de trein naar buiten kijkt door de meestal met vuil besmeurde ramen. En dat is zo’n beetje de kern van haar werk, dat moment waarin je ineens wordt opgezogen door iets wat je waarneemt, een seconde misschien waarin je even wordt opgetild, niet eens altijd door de schoonheid van iets, alles kan mooi zijn, maar door de ontroering van ‘wat is’.
Dat speciale gevoel waarin je even loskomt valt samen met het pure waarnemen, nog zonder een naam te verbinden aan wat je ziet, zonder het denken toe te voegen. Je ziet de kleuren van de herfst, de reflectie in het water, een witte jas van met een harige structuur. Enkel kleur en vorm, en dat besef dat de wereld om je heen bestaat zonder dat jij daar invloed op kunt uitoefenen door het te benoemen of te categoriseren. Die boom is er, los van jouw blik en onafhankelijk van welke naam je hem geeft. Even val je samen met ‘wat is’.
In haar galerie Tegenbosch van Vreden keek ik intens naar haar schilderijen. Gouden strepen vallen naar beneden tegen een roze achtergrond. Het lijken aren, grashalmen. Het is moeilijk te accepteren dat het gewoon verf is, een sensatie, want je bent er zo aan gewend om er een voorstelling in te projecteren. Streken en vegen van goud die aan de bovenkant van het werk een leegte achterlaten. Dan kijk ik naar het groen van een diepzee, alles beweegt zachtjes heen en weer, lijkt het, een streng groene waterplanten waar stukjes van loslaten die langzaam wegdrijven. Roze mengt zich met groen. Alles is stil en alles beweegt. Verf.
Evi groeide op in de zuidelijke staten van Amerika, in een Nederlandse vrijzinnig gereformeerd gezin. Het geloof stimuleerde om de schepping in al zijn aspecten te waarderen en om het complexe en onbegrijpelijke geheel te aanvaarden. De verhalen van Evi wijken dan ook totaal af van ons clichébeeld van een gereformeerd gezin, de doem en rechtlijnige strengheid zijn ver te zoeken.
‘Het was een wilde boel bij ons, veel rarigheid. Iedereen woonde ver van elkaar en dat gaf een sterk gemeenschapsgevoel. Mijn ouders trokken eropuit om anderen te helpen, vanuit het idee dat je als een goed mens moest leven. Als kind zag ik veel vreemde dingen, maar als je jong bent is alles normaal, dat is simpelweg de wereld die je kent. Je hebt nog geen normen die binnen sluiten of uitsluiten. Een meisje dat in een vervallen houten huis leefde. In Church Street woonden de zwarte mensen, zo’n man die de hond had geleerd om bier uit de koelkast te halen en vloekte op zijn vrouw. Ieder kiest een eigen manier van leven en zo ontdek je dat er veel manieren mogelijk zijn. We waren een vrolijk gelovend gezin. Mijn vader had de sleutel van de kerk, hij vond het leuk om met ons naar binnen te gaan en in die stille kerk op het orgel te spelen. Wij dansten als kinderen op de muziek in het gangpad van de kerk. De dominee woonde ernaast en vond het oké.’
Juist als je opgroeit in een omgeving met veel verschillen leer je relativeren. Mijn moeder had wel vooroordelen, ook in hoe wij moesten zijn, zoals altijd iets afmaken waar je aan begonnen was, bepaalde schoenen dragen. Ik begreep deze regels vaak niet, waarom moest ik dat doen? Ik zag zoveel andere mogelijkheden om me heen.
Tot m’n zesde woonde ik in Alphen aan de Rijn, van de ene dag op de andere verhuisden we naar een heel ander leven. Deze veranderingen maken het leven er niet eenvoudiger op maar wel rijker en voller. Een besef van mogelijkheden, dat mensen zo verschillend kunnen of moeten leven en tegelijkertijd dat de essentie ook weer hetzelfde is. Het was een heen en weer gaan tussen verschillen en overeenkomsten. Mijn vader vertrok regelmatig als zendeling naar Haïti om daar de allerarmsten te helpen en nam mij mee. Als je ooit een kind met honger in je armen hebt gekoesterd, dan blijft dat altijd bij je. Ik weet dat die honger er is, ergens op de wereld. Door mijn jeugd heb ik een scherp besef van het gelijktijdig wel en niet weten. Via het internet komt er voortdurend kennis en informatie naar je toe. Ik kan het nieuws met zijn indringende beelden moeilijk loslaten. En het nieuws laat altijd de slechte kant van het leven zien.
Mijn kunst zie ik als mijn bijdrage aan deze wereld. Als je werk maakt dat ellende toont, dan versterk je die negatieve kant. Een schoonheid teweeg brengen die kan troosten; als tegenwicht kan dienen voor de rotte appels op de wereld. Schoonheid ervaren maakt je gelukkiger. Het brengt geluk. Het simpelweg zien van het licht, de gebouwen, natuur, dat rechtstreeks naar binnenkomt, dat ervaar ik als een wonder.
Maar mensen kijken vaak slecht. Mensen zijn steeds meer zenders geworden, ze hebben sterke meningen en dragen dat uit. We zijn uitgegroeid tot denkers en filosofen en leven vanuit ons hoofd. Door al dat leren en die kennis hebben we het zuivere ontvangen verleerd. Het opgroeien in de natuur helpt om de wereld om je heen binnen te laten komen, om enkel te kijken en te ontvangen. ‘Take a picture with your mind’, zei mijn moeder vaak.
Maar als je die kennis, die gedeelde begrippen en gedachten laat vallen dan is alles er nog. De wereld bestaat onafhankelijk van onze invloed en categorisering.
We communiceren en dan denken we dat die gedeelde, gecommuniceerde wereld de echte wereld is. Maar dat is wat wij op de wereld plakken. Dat is onze toegevoegde laag. Bijvoorbeeld: we geven de kleuren van de plastic bakjes bij Blokker namen, fuchsia, mintgroen, turkoois en verbinden er een oordeel aan. Het is mooi of lelijk, dat varieert. Maar kunst overschrijdt deze simpele laag van smaak en benoemen. Voor mij is het een onderzoek naar het pure ervaren.
Ik kan niet anders dan een stukje van ‘alles’ schilderen. En meer dan wat anders schilder ik enkel ‘het zien’, een heel klein klikje. Dat moment dat ik iets zie, en dat bij mij dat gevoel teweeg brengt, als een openbaring en inspiratie. Enkel het zien, niet het herkennen. Daar komt niets spiritueels bij: je bent mens, je bestaat, je kijkt. Het besef van iets groters dan wat je zelf bent, dat er iets buiten jezelf is, het accepteren van het niet begrijpen. In mijn werk begint het met zo’n moment. Bijvoorbeeld de plantjes in de tuin, de dikke groene vormen van een heg, vuurwerk dat uiteenspat, de reflectie die ik door het raam zie in de kamer van de buren. Dan maak ik een foto als uitgangspunt, die foto heeft eigenlijk niets van doen met het moment van ervaren, maar het is een beginpunt. Er is nog geen oplossing. Vervolgens begint het broeden, het puzzelen. Hoe breng ik die sensatie weer op het doek, dat heb ik dan als probleem in mijn hoofd. Ik ga het beeld overtrekken, ik maak een tekening, ik ga de tekening weer overtrekken met carbonpapier, dan weer verder, ik neem een stukje ervan. Het proces kan dagen tot maanden duren.
Ik keek de kamer van mijn buurman binnen tijdens de schemering. Als de zon door dat oude glas heen schijnt komen er vlekken op de rode muur van deze kamer. Het ginkgoblad aan de boom zorgde voor zwarte vlekken. Met de foto als basis werk ik steeds verder en verder. Een voorstelling van rood op zwart. Ik wilde dat het rood licht gaf, feller zou zijn. Vier maal heb ik het geschilderd voor het goed werd. In het maken kristalliseren de vormen zich uit, ze worden steeds zelfstandiger als tekens en tussenruimten. Een foto van de reflectie van de ginkgoboom was uitgangspunt, het is geen vertaling van wat ik zag, maar alle gedachten er uit weggelaten.
Het is voor mij een wonder dat de schilderijen zo op elkaar lijken omdat ik steeds zo in de war ben van hoe het zou moeten. Ik voel dat er niet een manier is die juist is, het is complex en daarom is ieder schilderij een nieuwe zoektocht.
Unending brilliance of light like drops of fire through the world.
Speechless. Incommunicable. At one with the one.
Day Dazzle