DAK presenteert PAK
Het kunstenaarsinitiatief leeft. Het is nooit weg geweest, maar nu we de laatste jaren gebukt gaan onder de gevolgen van de opvattingen van de kunstafschaffer en Zwarte Piet-slaaf Halbe Zijlstra laten de kunstenaars hun weerbaarheid volop zien. Ontegenzeggelijk een van de beste en zonder subsidie opererende kunstenaarsinitiatieven is Depot Algemene Kunst (DAK) van Chantal Breukers en Jans Muskee.
Regelmatig organiseren zij kortdurende tentoonstellingen op het adres Schoutenstraat 10 in Utrecht, de voormalige winkel van het antiquariaat van Niek Waterbolk. DAK – duidelijk een verwijzing naar de Utrechtse presentatie-ruimte en postacademische instelling Basis voor Actuele Kunst (BAK) waarmee het contrast zoekt – stelt altijd de kunstenaarspraktijk centraal: wat de kunstenaar maakt in zijn atelier brengt DAK onder de aandacht. Het kunstenaarschap wordt niet als een heilige missie vereerd, maar simpelweg gepresenteerd als iets wat geïnspireerde mensen kunnen en als vanzelfsprekend doen. DAK hanteert daarbij de formule om steeds twee kunstenaars met elkaar te laten kennismaken met de apocriefe uitspraak ‘Dr Livingstone, I presume’ – de fameuze begroeting van ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley toen hij zijn vermiste en dood gewaande collega aan de oostelijke oever van het Tanganyikameer in Afrika tegen het lijf liep.
Chantal Breukers en Jans Muskee tonen daarbij een goed gevoel voor kunstenaarscombinaties die niet meteen voor de hand liggen, maar die elkaar verrassend goed aanvullen, waardoor op ieders werk aan andere kijk mogelijk wordt.
Naast de ‘I presume’ tentoonstellingen organiseert DAK bij tijd en wijle de manifestatie ‘Blind Date’ waarbij honderd kunstenaars met werk op A3 formaat gedurende vier uur tentoonstellen in een brutale verkoopexpositie, waarbij ieder werk de eenheidsprijs van € 150,- kent.
In het verleden maakte DAK duotentoonstellingen met onder anderen Frank Halmans & Rosa Everts, Carina Ellemers & Arno Kramer, Koen Vermeule & Remco Dikken. De meest recente presentatie van donderdag 17 t/m zondag 20 november 2016 was van de hand van twee Belgische kunstenaars en getiteld ‘Steven Peters Caraballo and Bart Gielen, I presume’. Deze twee kunstenaars werden tijdens de opening geïntroduceerd door Frank Demarest die in het Vlaamse Gistel het Platform voor Actuele Kunsten (PAK) runt.
De tentoonstellingsruimte in Schoutenstraat 10 is relatief bescheiden, maar de presentaties zijn er altijd effectief. Opvallend aan het werk van Peters Caraballo en Gielen is dat het uitblinkt door de technische materiaalbeheersing die volkomen ondergeschikt is aan de inhoudelijke kwaliteit van persoonlijke verbeeldingskracht. De soms zeer grote tekeningen in zwart-wit van Bart Gielen veroveren je meteen door hun indrukwekkende ambachtelijkheid. Het illusionaire realisme is in tegenspraak met de onmogelijkheden die het werk herbergt. Er is uiteindelijk misschien wel meer niet getekend dan wel, en toch is dat niet getekende wat de overhand heeft als de kwaliteit van de tekening. Daardoor ontstaat er bij langduriger kijken een steeds grotere ongemakkelijkheid bij het nagaan van wat je nu echt ziet. Er is iets verontrustend in het werk wat je tegelijkertijd ook geruststelt. Die ambivalentie in het werk is confronterend, waardoor je je staand tegenover zo’n tekening afvraagt waar je eigenlijk bent. Ruimte, tijd en plaats in de tekening zijn zo onbestemd dat die je onzeker maken over je eigen positie. Landschappelijkheid en huiselijke interieurs vloeien bij Gielen in elkaar over zonder dat je direct in de gaten hebt. De tactiele stoffelijkheid van al het getekende maakt zo’n indruk dat je eerst vergeet dat die artificieel is om vervolgens opgelucht te accepteren dat wat de realiteit ons onthoudt in de verbeelding van de kunstenaar wel wordt toegestaan.
De verwantschap van Bart Gielen met Steven Peters Caraballo is evident. Ook bij Peters Caraballo zien we een zelden vertoond vakmanschap, met name als het gaat om de beheersing van pastelkrijt. Hij omschrijft zijn werk zelf niet eens als tekeningen. Hij past het materiaal zo toe dat hij eerder schildert met krijt. Bij hem is het coloriet dan ook van groot belang. Zijn geschilderde tekeningen van onder meer porseleinen voorwerpen zijn zo tastbaar dat de kunstmatige schijn der dingen waarachtiger aandoet dan de werkelijkheid. Zijn pronkstuk op de tentoonstelling is een groot werk waar een 19de eeuwse jurk een onbeschaamde seksualiteit kenbaar maakt: dat iets wat zo ten dienste staat van de verhulling van het lichaam dusdanig kan functioneren is een onverklaarbaar raadsel. Daar komt bij dat de geteken-schilderde jurk niet eens een vrouw bevat. Het lichaam is uit de jurk getekend. Net als bij Gielen is hier wat we niet kunnen zien doorslaggevend voor onze perceptie van het werk.