Daar waar de vissen dol worden (1) – op zoek naar de plek waar de Noordzee en de Waddenzee elkaar ontmoeten
Mister Motley en festival Into The Great Wide Open bundelen de krachten om samen het onderzoek van kunstenaars voor een breder publiek te ontsluiten, zoals dat van Valerie van Leersum, die deze zomer op Vlieland een werk presenteert dat deel uitmaakt van de kunstroute van Into The Great Wide Open.
Een eiland is volgens het woordenboek ‘land dat aan alle zijden door water is omringd en geen continent vormt’. In het geval van Vlieland bestaat dat water uit twee zeeën: de Noordzee en de Waddenzee. Bijzondere plekken, elk met een totaal eigen identiteit. Maar waar komen deze twee zeeën samen? Is er een grens? Hoe verhouden ze zich tot elkaar en hoe ziet die verbintenis eruit?
De komende tijd houdt kunstenaar Valerie van Leersum zich bezig met deze vragen: een onderzoek dat zal uitmonden in een (ver)beeldend werk dat met het publiek zal worden gedeeld tijdens het jaarlijkse festival Into the Great Wide Open, een meerdaags, popcultureel festival met muziek, beeldende kunst, literatuur en film dat aan het einde van de zomer op Vlieland plaatsvindt. Eén van de pijlers van het festival is het multidisciplinaire kunstprogramma. Rondom het jaarthema Shifting Perspectives presenteren zo’n tien kunstenaars zowel overdag als ‘s avonds hun werk in de overweldigende natuur.
In aanloop naar het festival zal Valerie van Leersum diverse keren als artist in residence op het eiland verblijven en zowel de kleur van de Noordzee als de Waddenzee onderzoeken, en met diverse eilandbewoners in gesprek gaan over hun kennis en visie betreft de plek waar deze zeeën in elkaar over gaan. Mister Motley en Into The Great Wide Open bundelen de krachten om samen het onderzoek van kunstenaars voor een breder publiek te ontsluiten. Via onze beide kanalen delen we de komende maanden Valerie’s zoektocht naar de vermeende grens die in het water loopt en wat deze ons kan leren.
Daar waar de vissen dol worden
Op een maandagochtend in januari vertrek ik ik met de trein vanaf station Amsterdam Centraal. Met een onhandige tas gevuld met draad, potjes, vlaggen en twee houten schijven sta ik een aantal uur later in de terminal van rederij Doeksen te Harlingen. Reikhalzend naar het eiland van licht, lucht en water.
Ik ben een beetje zenuwachtig, want ik heb bedacht dat als ik iemand wilde spreken over de grens tussen de Noordzee en Waddenzee, ik met de kapitein zal moeten praten. Er wordt namelijk gezegd dat de veerboot de grens tussen beide wateren oversteekt net voordat hij aanmeert op Vlieland.
Eenmaal de haven uit gevaren spreek ik hakkelend de purser achter de informatiebalie aan – als iets spannend is, kun je het maar beter direct doen. Hij belt even en bracht me tot mijn grote verrassing vervolgens naar de stuurhut waar ik kapitein Willem en stuurman Jelle ontmoet.
‘Een lijn tussen de Waddenzee en de Noordzee, die vraag heb ik nog nooit gehoord. Ik kan me je nieuwsgierigheid wel voorstellen, maar wij zijn daar totaal niet mee bezig,’ zegt Willem, uitkijkend over de Waddenzee. Boven in de stuurhut is het uitzicht door tien ramen, 360 graden rondom ons heen, bijna surrealistisch. Het weidse water met zijn vele vaargeulen wordt genavigeerd middels een aantal oplichtende schermen.
‘Kijk, bij opkomend water komt de Noordzee naar binnen en als het weer afgaand water is dan gaat het Wadwater weer naar buiten. En dat botst op een gegeven moment ergens, daar zal wel een lijn zijn’, aldus Willem. Hij helt voorover en tikt op het radarbeeld om te checken welke koers het tegemoet komende bootje vaart. ‘Volgens mij ligt de grens op de denkbeeldige lijn tussen de vuurtorens van Terschelling en Vlieland in de Vliestroom, waar we nu ook op varen. Maar wij komen net niet op de Noordzee. Dat mogen we ook niet, daar hebben we geen papieren voor.’ Het gesprek met Willem en Jelle verloopt rustig, als op het deinen van het water. Voor het eerst aftastend naar waar het me nu om gaat, zoek ik mijn woorden. ‘Zit er verschil tussen de kleur van de Noordzee en de Waddenzee’, vraag ik. ‘De meeste kleur in het water wordt veroorzaakt door het zand. Wanneer het hard waait en er veel beweging is, wordt het water troebel en de kleur donker. Als het een paar dagen heel mooi weer is dan is het helder en kan je vrij diep kijken.’ Willem komt van Terschelling en Jelle van Vlieland. Ze vullen elkaar aan zonder al te veel woorden. Ik mag de hele tocht met ze mee varen. Zelfs het aanleggen van het enorme schip in de haven bekijk ik vanuit dit geheel nieuwe perspectief. Het avontuur had niet beter kunnen beginnen.
Eenmaal op het eiland beland ik in de volgende verrassing. Achterin de tuin van museum Tromp’s Huys staat het voormalig atelier van schilder Betzy Akersloot-Berg, mijn verblijfplaats de komende week. Haar atelier op de eerste verdieping heeft een direct zicht op het wad. Het is een waanzinnig geluk om hier te mogen verblijven.
De kleur
Een aantal jaar geleden ben ik vanuit een samenwerking met de Ambassade van de Noordzee begonnen aan een onderzoek naar de kleur van de Noordzee. Dit bleek de start van een doorlopend project. Wat is deze kleur, waar is hij van gemaakt en wat vertelt hij? Met behulp van verschillende kleurindexen, zoals de Forel-Ule-schaal, en Werner’s Nomenclature of Color kijk ik naar de kleur van ons zeewater.
De Forel-Ule-schaal is een vergelijkingsschaal van 21 kleuren die wordt gebruikt om oceaankleuren te kunnen duiden. Deze kleuren heb ik een aantal jaar geleden verwerkt in een serie vlaggen die ik ook nu heb meegenomen naar Vlieland. ‘s Morgens loop ik naar het wad en kies de vlag die het best aansluit bij de kleur van het water en hang deze vervolgens te wapperen op het balkon. Een dagelijks ritueel dat me direct in verbinding brengt met de plek.
Tot nu toe gebruikte ik de diverse kleurindexen op een intuïtieve/gevoelsmatige manier. Ze stellen me in staat om mijzelf of de ander uit te nodigen een persoonlijke verbinding met het water aan te gaan.
Maar in voorbereiding op dit project werd ik ook nieuwsgierig naar de ‘wetenschap’ die soms met deze wetenschap bedreven wordt. Zo hoorde ik onlangs over het proefschrift dat Marcel Robert Wernand heeft geschreven: Poseidon’s Kleurdoos. Het proefschrift beschrijft verschillende kleurindexen en gaat met name in op de geschiedenis en wetenschap die betrekking heeft op de Forel-Ule-schaal. Wanneer ik met mijn benen opgetrokken, zittend voor het grote raam met uitzicht op het wad, Wernands bevlogen schrijven lees, komen de woorden tot leven.
Naast de Forel-Ule-schaal maak ik gebruik van Werner’s Nomenclature of Colors. Een kleurindex gemaakt in 1821 door Abraham Gottlob Werner, die door Darwin gebruikt werd om de kleuren in de natuur te omschrijven tijdens zijn ontdekkingsreizen. De gele, groene, blauwe, grijze, witte kleuren uit zijn index gebruik ik op verschillende manieren om samen met mensen te kijken naar de kleur van de Noordzee. Zo heb ik onder andere een kaartspel genaakt met deze kleuren. Dit kaartspel heb ik meegenomen naar Vlieland en tijdens mijn verblijf meermaals gebruikt. Ditmaal niet alleen om te kijken naar de kleur van de Noordzee maar ook naar die van de Waddenzee.
Nog voordat ik de ‘Forel-Ule vlag’ uithang begin ik de dag steevast met het leggen van een persoonlijk kleurpalet van het wad. De gordijnen open, het oorverdovende uitzicht, het krukje voor het raam en dan kijken. Actief kijken en turen, altijd anders, altijd betoverend. Zoekend naar kleuren in de details, maar ook naar een overall gevoel van de kleur van dat moment. Later op de dag herhaal ik dit proces bij de Noordzee. Vanaf een windluw plekje in de duinen leg ik het persoonlijk kleurpalet, soms met een aantekening, maar meestal alleen de kleuren.
Het is natuurlijk totaal subjectief en redelijk onmogelijk om de kleur van de zee te vatten: hij is opgebouwd uit vele kleuren en geen tel het zelfde. Daarnaast kun je je afvragen: Wat is kleur? We zien immers niet hetzelfde. Bedoelen we dan wel hetzelfde? En wat zegt het over ons dat we deze indexen inzetten om te meten en weten? We denken houvast te vinden in het vast omlijnde terwijl de ruimte juist ligt in de beweging en de nuance, het overgangsgebied.
De eerste dag dat ik op het eiland ben, heb ik afgesproken met Anke. We ontmoeten elkaar in het kantoor van Staatsbosbeheer waar zij als boswachter werkt. Ik had Anke per mail al geprobeerd uit te leggen wat ik wil onderzoeken. Wanneer ik haar vraag naar de plek waar volgens haar de Waddenzee en Noordzee elkaar raken, reist zij in haar hoofd direct naar de westzijde van het eiland. ‘De Vliehors, dat is waanzinnig mooi: een enorme ruimte met prielen en geultjes en zandbedjes. Hier zie je met laag water aan de grond waar de zeeën elkaar ontmoeten. Waar zand alleen zand is, is het Noordzee en waar het slik van het wad erbij komt wordt het Waddenzee, zo herken ik de grens.’ Verrast betrap ik mijzelf erop dat ik me tot nu toe alleen had gefocust op de grens aan de oostkant van het eiland, terwijl er natuurlijk nog een grens is aan de andere kant.
‘Kom we gaan op pad, er zijn een paar plekken die ik je wil laten zien.’ We rijden kriskras over het eiland terwijl Anke enthousiast en bevlogen vertelt over haar werk en de natuur die Vlieland rijk is. Ik hang aan haar lippen. Nu zegt ook Anke: ‘Aan de oostkant heb je natuurlijk ook een grens. Je zou je kunnen zeggen dat het de plek is waar het wiebelen op de boot ophoudt. Op de kaart zou ik zeggen bij paal 54, het verlengde van het fietspad.’ Ik vraag haar of beide zeeën iets voor elkaar betekenen. ‘Zeker, vanuit de Noordzee wordt er met vloed iedere keer vers water afkomstig van de Atlantische Oceaan hier naar toe gebracht. En dat zit bomvol met voer, dode planten en dierenresten maar ook met algen. Dat komt hier op de Waddenzee en zinkt en dat is het begin van een voedselketen.’
We rijden naar Dodemansbol. Vlak voor natuurgebied Kroon’s Polder ligt een kleine begraafplaats waar lang geleden schipbreukelingen met een dodelijke ziekte zijn begraven. Hier loopt het wad – zonder dijk – over in het eiland. Het is laag water en we zien slibplaten, aangespoeld zeewier en duizenden leeggegeten babyschelpen. Hier kan je goed zien waarom de Waddenzee anders kleurt dan de Noordzee, zegt Anke.’Bij harde wind wordt de wadbodem beroerd en dan mengt die slikkleur zich met het water en dan krijg je die heel bijzondere grijsgroene kleur. Je hebt ook te maken met zeewier en algen die zich mengen, dat is een natuurlijke wadberoering. Deze kleur zal je op de Noordzee nooit vinden.’ We buigen ons voorover om het zwarte slib te voelen. Zuurstofloos, compact en zijdezacht. Anke laat me nog vele plekken zien die ik absoluut moet gaan bewandelen en onderzoeken. Ik maak aantekeningen op de kaart, wetend dat 5 dagen hiervoor niet genoeg zullen zijn, ik hoop nu al om gauw terug te komen.
De lijn
Ik ben dus op zoek naar de plek waar de Noordzee en de Waddenzee elkaar ontmoeten. Ik heb een liefde voor plekken waar twee natuurlijke entiteiten in elkaar over gaan. De plek waar niets eenduidig is, het overgangs gebied, de gradiënt. Ze lijken ons eraan te willen herinneren dat alles met elkaar verbonden is.
Op onze kaarten en in onze wetten delen we onze omgeving vaak op in lijnen en grenzen. Het is een vertolking van ons menselijk verlangen tot organiseren, vastleggen en zelfs toe-eigenen. Maar wat zou er gebeuren als we dit gekaderde perspectief meer loslaten en op een geheel andere manier gaan kijken? Verschuivend, aanpassend, vermengend, omarmend…, net als waar twee wateren die in elkaar overgaan.
Dagelijks tuur ik over het water, en maak een huppel-sprongetje als ik hem zie. Een glimp van deze natuurlijke lijn. Soms iets meer naar rechts, soms iets meer naar links. Soms aanwezig, soms afwezig.
Door mijn gesprekken met bijvoorbeeld Anke en andere experts ben ik nieuwsgierig geworden naar de totstandkoming van de kleur van de Waddenzee. Anke sprak over de prachtige term ‘wadberoering’: de beweging van de vele natuurlijke elementen in het water, die mede bepalen welke kleur het heeft. Hierdoor vraag ik me af of ik de kleur ook zou kunnen destilleren. Ik verzamel, wier, grond en schelpjes om ermee te experimenteren. Het is een kleine zijwaartse beweging in het proces. Al experimenterend weet ik dat het me meer gaat om de onverwachtse inzichten dan om het resultaat. Er gebeurt altijd iets door met je handen te werken. Het brengt hoofd en hart samen. Ik kook en borrel, meng en zeef. Het keukentje in de ruimte onder het atelier staat bol van de geur van gekookt wier en slib – wat me niet aantrekkelijk lijkt voor een volgende bewoner dus ik besluit om het verzameld materiaal mee te nemen naar mijn atelier in Amsterdam. Wie weet wat het me nog brengt of toont.
In aanloop naar Into The Great Wide Open, dat dit jaar plaatsvindt van 29 augustus tot en met 1 september, zal het onderzoek van Valerie van Leersum als een reeks artikelen via onze kanalen en die van Into The Great Wide Open ontsloten worden.