Constanța
Toevluchtsoord voor mensen zonder goede smaak
Do I look like a slut?
Is it the way I move my butt?
Is it the way my clothes are cut?
I like to do it, and what?
Do I look like a slut?
Is it the way I move my butt?
Is it how my clothes are cut?
I don’t give a fuck.
Venue-D “Do I look like a slut”
Constanța rijd je binnen via een brug die het Donaukanaal verbindt met de Zwarte Zee. Europa eindigt hier, net als op zoveel andere plekken, in een vuile haven. In de volksmond wordt deze brug “De teef haar dijen” genoemd. Het is een verwijzing naar Elena Ceaușescu, gemalin van de communistische dicator die Roemenië tussen 1967 en 1989 naar de verdoemenis hielp. Midden jaren tachtig nog, de tijd van pacman en Madonna, heerste er in dit land achter het ijzeren gordijn ernstige hongersnood. Hoeveel mensen hierbij het leven lieten werd nooit duidelijk. Zeker is wel dat de Ceaușescu’s de binnenlandse agrarische productie verkochten om hun 1400 kamers tellende optrekje (en daarmee het grootste staatspaleis ter wereld) in Boekarest te financieren. Honger hebben ze in Roemenië niet meer. Het achterland van Constanța, de streek heet Dobroedzja, maakt deel uit van de ‘Black Sea farm belt’. En dat laat zich zien in eindeloze flauwe heuvels met agrarische monocultuur. Het is een functionele woestenij van gecultiveerde gewassen waarbij er geen enkele plek over is voor pastorale opschmuck zoals veldbloemen of struikgewas. Iedere vierkante centimeter van deze vruchtbare pannenkoek levert rendement op. Communisme en kapitalisme verschillen blijkbaar niet van elkaar als het gaat om ‘efficiency’. Zo gebeurt het dat ‘De dijen van de teef’ toch nog als een verlossing komen na een rit door dit geestdodende ‘hinterland’.
Constanța is geen nieuwe plek, haar naam verwijst naar de zuster van de grote keizer Constantijn. Maar in de eeuwen daarvoor heette de van oorsprong Griekse kolonie Tomis. De Grieken noemden de Zwarte Zee ironisch genoeg ‘Pontus Euxinus’ (de gastvrije zee). Maar een ieder die zijn verraderlijke onderstromen heeft gevoeld, weet dat de ‘Mediterraneo’ een koorknaapje is vergeleken met deze ‘bad boy’. Zelfs in hartje zomer is het niet ongevaarlijk om verder dan 50 meter van de kust af te dobberen, je zwemdiploma’s zijn geen partij voor onverhoedse kolken. Tomis was berucht als de verst denkbare uithoek van het Romeinse rijk, en o wee de ongelukkige ziel die hier naartoe werd verbannen. De arme dichter Ovidius trof dit wrede lot, en is daarmee wellicht de beroemdste inwoner aller tijden. Maar ondanks de barre kou in de winter en de ruwe ongecultiveerde bevolking verzoende hij zich met zijn lot. Hij leerde de taal (een soort Grieks dialect) en maakte van de nood een deugd door zijn gedichten in het ‘Barbaars’ te schrijven. Uiteindelijk wilde hij er niet meer weg…..Rome kon de pot op met zijn keizerlijke poeha.
Van het oude Tomis is nagenoeg niets meer over, voor nostalgie is geen plek in het huidige ‘Constangeles’. Er is een enorme Romeinse mozaïekvloer opgegraven in het hartje van de stad, maar die is flink beschadigd door de aanleg van de spoorlijnen eind 19e eeuw. Geen mens die erom rouwt overigens: Erst das Fressen, dann die Moral! Wat over is van de Byzantijnse stadsmuren doet vooral dienst als junkie-hangout en als beschutting voor de talloze zwerfhonden die de stad rijk is. Wie op zoek is naar romantiek kan eigenlijk maar op één plek terecht, en dat is het oude casino op de kaap van Constanța. Het gebouw is een monumentale roomsoes in Art Nouveau stijl die majestueus uitkijkt over de Mării Negre (De Roemeense naam voor de Zwarte Zee). Zulke weelderige architectuur verwacht je eerder in Nice of Monte Carlo dan in de Balkan. Dichterbij gekomen zie je dat de oude dame flink wat schade heeft opgelopen sinds haar geboortejaar in 1910. Gebroken glas en afgebladderde verf zijn de zichtbare sporen van verval, maar ook de constructie is ondertussen gammel want het gebouw staat al 25 jaar leeg. Haar melancholische schoonheid is echter onmiskenbaar. De Constantijnen koesteren hun casino, maar het getouwtrek rond contracten en aanbestedingen voor de renovatie van deze schone slaapster sleept al jarenlang voort.
We rijden de stad uit langs de andere kant. Het verkeer in Constanța is niet voor tere zielen. Alles rijdt hier namelijk op dezelfde brede baan, naast auto’s zie ik paardenkarren, fietsers (hoe overleven ze in godsnaam deze chaos?) en hordes uitgehongerde honden die lukraak oversteken. Bij de grote kruisingen staan Roma-jongetjes die auto’s nalopen om flesjes water verkopen. De stad telde in 2011 bijna een half miljoen inwoners, maar dankzij het massatoerisme in het nabijgelegen Mamaia lopen die cijfers in de zomer op tot zo’n slordige 700.000 zielen. Dat is veel voor een stad wiens infrastructuur nog uit het communistische tijdperk stamt, toen auto’s alleen voor partijbonzen waren weggelegd. Vanuit mijn raampje valt mijn oog op een aantal flats in zachte terracotta tinten. Ze zijn mooi, en tijdens mijn verblijf in Constanța ga ik ze steeds meer appreciëren. De flatgebouwen in Nederland zijn vaak van een rigide kilte die medelijden oproept met de arme stakkers die erin moeten wonen. Maar deze gebouwen lijken op gigantische orgelpijpen. Bovenin zijn er volstrekt nutteloze façades gemaakt, gewoon omdat het mooier staat en de vorm zo lekker laat repeteren. Zo’n frivoliteit is in Nederland ondenkbaar in het doorgeschoten functionalisme van de sociale woningbouw. Maar hier, in dit voormalige arbeidersparadijs, kan het wel. Als de avond valt en ik rond de flats struin hoor ik vanuit een open raam ‘Muzică ușoară’ de Roemeense versie van lichtvoetige pop. Maar, met nog een paar palincka’s achter mijn kiezen, zou ik zweren dat deze vrolijke deuntjes zo uit de hals van het gebouw komen.
De volgende ochtend ga ik naar ‘Het Resort’. Zo noemen de Constantijnen het nabijgelegen Mamaia. Dit toeristenoord is een appendix van de stad en het ‘pièce de résistance’ van de voormalige burgemeester Radu Ştefan Mazăre. Deze ‘lokale baron’ zwaaide de afgelopen 15 jaar de scepter over de stad, maar is sinds kort uitgerangeerd op verdenking van grootschalige corruptie. (Hij zou voor zo’n slordige 114 miljoen dollar aan nationale kustlijn hebben verkocht aan projectontwikkelaars.) In Roemenië is hij vooral bekend vanwege zijn uitzinnige feesten waarin hij graag als historisch figuur verkleed gaat. In juli 2009 sloeg zijn styliste echter de plank volledig mis toen Mazăre op een modeshow verscheen in een Nazi Wehrmacht uniform. Zijn kleuterzoontje was, net als papa, ook verkleed als Nazi. Zelfs het typerende zwarte snorretje ontbrak niet bij de olijke bengel. Na een storm van (vooral internationale) verontwaardiging verklaarde Mazăre dat het wel meeviel met die swastika, het was immers maar een ‘klein hakenkruisje’. Bovendien had hij altijd al bewondering gehad voor de strakke organisatie van ‘Die Deutsche Armee’. Je zou de man een prijs willen geven voor zijn sarcastische humor, ware het niet dat ieder woord berust op pure domheid en winstbejag.
Het eerste wat opvalt in Mamaia is de spektakel-architectuur: Kleurrijke luchtbruggen over een centrale verkeersader. Ze leiden echter nergens heen. Aan de overzijde stap je gewoonweg in een gore modderpoel waar niks is: geen hotel met zwembad, geen fastfoodketen, geen panoramisch uitzicht, zelfs geen openbaar toilet. Het heeft iets hallucinants, de werkelijkheid aan de andere kant van de brug moet immers nog geschapen worden maar is tot nader orde opgeschort. Dan zijn er nog de talloze gebouwen die maar half af zijn. Nu is dat geen exclusief Roemeens fenomeen, want ook in Turkije zie je veel bewoonde huizen waarvan de bovenste verdiepingen nog gebouwd moeten worden. De reden hiervoor is dat pa en ma wachten totdat dochterlief aan de man raakt, en er kamers nodig zijn voor gezinsuitbreiding. Maar in Mamaia spelen familiare tradities geen rol, het is de graaimentaliteit van projectontwikkelaars die zorgt voor de staketsels van gewapend beton. Zolang een pand niet volledig af is, hoeft er immers geen gemeentelijke belasting betaald te worden over onroerend goed. Nog zo’n coulante regeling die Mazăre cadeau deed aan gretige investeerders. Visueel leidt dit tot Beaudrillards hyperrealiteit: de begane grond is Disneyworld, de gestapelde etages lijken op de ‘post-war’ architectuur van Gaza en Aleppo. Contrasten waar je ogen pijn van doen, en je geest van wringt. Want het zijn zulke tegengestelde beelden: De droom van vertier, weelde en praalzucht in de dode coulissen van een wegterend gebouw. Zwart zeil dat de ruwbouw moet verhullen, wappert als vitrage voor ramen die nooit geplaatst zullen worden.
Aan het einde van de boulevard zie ik een kabelbaantje met reclame van Vodafone traag voorbij zweven. Ook weer zo’n non-ding, want welke bezienswaardige punten verbindt deze funiculaire nu feitelijk? Wat is het eindstation dat zo de moeite waard is? Het karretje zweeft doelloos boven de façades van Mamaia’s trashy koopgoot. Het enige dat er te zien is zijn middenklasse-hotels, winkeltjes met namaakproducten en shabby strandtentjes. En toch…..in de karretjes zitten vooral gezinnen met kleine kinderen. De toeristen zijn veelal boerenmensen uit de landelijke streken in het Noord-Oosten van het land. Zij zien niet veel anders dan akkers, koeien en de kerk. Hun verrukking is oprecht, misschien wel het meest echte van al het klatergoud dat blinkt in Mamaia. Het is gemakkelijk om laatdunkend te doen over zoveel proletarisch vermaak, maar dit raakt me. Jonge vaders halen hun zoontjes aan, en roodverbrande moeders zetten hun kroost op schoot. Ze wijzen vanuit hun malle karretjes naar de zee in de verte. De kindjes vinden het best spannend.
Mamaia doet me gek genoeg denken aan een vriendinnetje uit de brugklas. Volgens mijn moeder was ze ordinair, maar ik mocht haar heel graag. Ze gebruikte te donkere foundation waardoor ze bruine randen op haar kaaklijn en koltruitjes had. In haar ooghoeken zat altijd een klontje kohl dat was achtergebleven. Ik vond dat enorm dapper want in die tijd wilde ik ook graag make-up dragen maar durfde dat niet. Zij had volgens mijn klasgenoten geen goede smaak, niet wat betreft kleding, muziek of jongens. Maar ik vond dat wel prima, je hoefde bij haar tenminste niet bang te zijn dat je ‘de verkeerde dingen’ leuk vond. En ze was onverstandig…. Ze liep met iedere jongen mee, dronk stiekem, stal lippenstiften bij de Hema en voerde geen klap uit op school. Hierdoor leek ik opeens veel slimmer en beter dan ik in werkelijkheid was. Ik gaf haar dringende adviezen om haar leven te beteren, natuurlijk hielp het allemaal geen ene moer. Maar ze was geestig en eerlijk, en je kon enorm met haar lachen.
Constanța is een shot onversneden Balkan: De corruptie en de wansmaak zijn stuitend, maar het verlangen van hele gewone mensen om deel uit te maken van het ‘Vrije Westen’ is oprecht. Dat levert vooraleerst een ongebreideld verlangen op naar de materiële zaken die wij in het Westen zo vanzelfsprekend vinden. Westerse waarden zoals het ethisch handelen van bestuurders, gelijke kansen en een zeker historisch bewustzijn hebben meer tijd nodig om in te dalen. Constanța is geen stad voor de klassieke kunstliefhebber die zich wenst te laven aan lyrische schoonheid. Er is geen noemenswaardig museum, geen trendy artscene en de historische resten van het antieke Tomis zijn genadeloos vermalen door de tand des tijds. De stad heeft bijzonder weinig compassie met epicuristen of estheten. Maar het zou cynisch zijn om ‘Constangeles’, zoals veel jongeren de stad noemen, weg te zetten als ‘Balkantrash’. Het verleden was immers angstig en de toekomst is voor veel Constantijnen nog steeds onzeker. Het leidt tot een stad die pijnlijk authentiek is. Tenminste, als je authenticiteit niet verwart met pittoreske plaatjes uit vervlogen tijden. Voor iedereen met een kunstenaarsziel is het een gedroomde pleisterplaats. Dat wil zeggen: Voor de dapperen en dwazen die niet zomaar akkoord gaan met een versleten werkelijkheid die gebaseerd is op nuttigheidsprincipes. Je referentiekader wordt hier hardhandig los gewrikt, en dat zorgt voor kieren en gaten in het weefsel van mentale conventies. Juist dan ontstaat ruimte voor werkelijk originele gedachten, verassende vondsten en misschien wel grootste kunstwerken. Zelfs Ovidius had al in de smiezen dat Constanța het ideale toevluchtsoord is voor iedereen die een broertje dood heeft aan ‘goede smaak’ en de verveelde platitudes die dat oplevert. En trouwens, iedereen weet toch eigenlijk dat je het meeste opsteekt van foute vriendinnetjes?
Met speciale dank Nicoleta Pana, die in Constanța woont en me alle achterklap rond bouwvergunningen en de gesjeesde burgemeester heeft verteld.